Het juridische begrip van godsdienst
Paperback Nederlands 2018 1e druk 9789013151015Samenvatting
Godsdienst speelt in toenemende mate een rol in onze maatschappij - en daarmee ook in het recht. Deze uitgave verkent de verschillende juridische interpretaties van godsdienst op basis van een vijftal politiek-filosofische ideaaltypen. Hoewel godsdienst steeds meer terrein wint in het Nederlandse recht, laat het begrip zich niet geheel eenduidig definiëren.
Soms wordt uitgegaan van een subjectief begrip van godsdienst, soms objectief - en dan weer een combinatie van allebei. Deze variëteit is voor een belangrijk deel te begrijpen vanuit de wetsgeschiedenis en de rechtspraak. Het juridische begrip van godsdienst doet een poging de verschillende juridische interpretatieredenen achter godsdienst te categoriseren. De auteur buigt zich over de juridische interpretatie van godsdienst vanuit een vijftal politiek-filosofische ideaaltypen.
Vervolgens worden deze ideaaltypen en hun toepassing op de rechtsorde met elkaar vergeleken. De beschouwing mondt uit in de stelling dat het recht in alle gevallen zou moeten uitgaan van een overwegend subjectief begrip van godsdienst. Maar drie zaken dienen een tegenwicht te vormen tegen dat subjectieve begrip: een minimale objectivering van het juridische godsdienstbegrip, een strikte toetsing van de oprechtheid van het rechtssubject en het opnemen van een beperkingsclausule, vergelijkbaar met die van artikel 9 lid 2 EVRM, bij elk recht met een religieus object.
De uitgave vult een leegte in een tijd waarin weinig geschreven wordt over de relatie tussen recht en godsdienst. Het werk mag door deze unieke insteek beschouwd worden als verplichte kost voor juristen die zich begeven op het snijvlak tussen recht en godsdienst.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET
1.1 De verankering van rechten met een religieus object in de nationale rechtsorde
1.2 Maatschappelijke ontwikkelingen
1.3 Probleemstelling
1.4 Onderzoeksvragen
1.5 Relevantie onderzoek
1.6 Afbakening van het onderzoek
1.7 Structuur en methode van onderzoek
DEEL II. THEORETISCH KADER
2 FACTOREN IN HET RECHT DIE BEPALEN WANNEER HET BEGRIP GODSDIENST WORDT UITGELEGD
2.1 Wanneer wordt het begrip godsdienst uitgelegd?
2.2 De reikwijdte van de grondrechtsobjecten van artikel 9 EVRM en artikel 6 Grondwet
2.2.1 Inleiding
2.2.2 Forum internum en forum externum
2.2.3 Het grondrechtsobject op theoretisch en praktisch niveau
2.2.4 Is er sprake van een godsdienstige of levensbeschouwelijke ‘leer’ of ‘traditie’?
2.2.5 Is er sprake van een direct verband tussen de godsdienstige leer en de betreffende uiting of gedraging?
2.2.6 Communicerende vaten
2.2.7 Verschil in reikwijdte tussen artikel 9 EVRM en artikel 6 Grondwet
2.2.8 De context van de godsdienstvrijheid
2.2.9 De leer van de redelijke uitleg van grondrechten
2.2.10 De reikwijdte van de grondwettelijke termen ‘belijden’ en ‘vrijheid’
2.2.11 Discrepantie in de reikwijdte van het grondrechtsobject van artikel 9 EVRM tussen de verdragsstaten
2.2.12 Reikwijdte-overlap en reikwijdte-afbakening
2.3 De samenloop van de godsdienstvrijheid (artikel 9 EVRM) met het discriminatieverbod
(artikel 14 EVRM)
2.4 De organisatorische of inrichtings-dimensie van de godsdienstvrijheid
3 WIJZEN WAAROP HET BEGRIP GODSDIENST WORDT UITGELEGD
3.1 Inleiding
3.2 Subjectiverende uitleg
3.2.1 Leerstuk van interpretatieve terughoudendheid
3.2.2 Opvattingen van justitiabele leidend
3.2.3 Onvoorspelbaarheid
3.3 Objectiverende uitleg
3.3.1 Uitleg op basis van algemene erkenning
3.3.2 Opvattingen in de literatuur
3.4 Autonome uitleg
3.5 Voor- en nadelen van de verschillende wijzen waarop het begrip godsdienst kan worden uitgelegd
3.6 Huidige trend: subjectivering of toch (ook) objectivering?
4 HET JURIDISCHE BEGRIP VAN GODSDIENST BINNEN VERSCHILLENDE FILOSOFISCHE IDEAALTYPEN
4.1 Inleiding
4.2 Het theocratische perspectief
4.2.1 Staatsgodsdienst
4.2.2 Het einde van de geestelijke en wereldlijke dominantie van de katholieke kerk
4.3 Liberaal gezindtepluralisme
4.3.1 Individuele rechten
4.3.2 Scheiding tussen publiek en privaat domein
4.3.3 Neutraliteit
4.3.4 Tolerantie
4.4 Secularisme
4.4.1 Seculier recht
4.4.2 Seculiere staat
4.5 Communautarisme
4.5.1 Collectief begrip van godsdienst
4.5.2 Millet-systeem
4.5.3 Het katholieke subsidiariteitsbeginsel en het gereformeerde beginsel van soevereiniteit in eigen kring
4.6 Accommodationisme
4.6.1 Twee benaderingen van religieus pluralisme
4.6.2 Accommodationisme versus liberaal gezindte pluralisme
DEEL III. POSITIEFRECHTELIJKE ANALYSE
5 AANVRAAG VERBLIJFSVERGUNNING ASIEL
5.1 Inleiding
5.2 De definitie van ‘godsdienst’ in wet- en regelgeving omtrent de asielprocedure
5.3 Kwalificatie van de overtuiging en praxis van een vreemdeling als godsdienstig
5.3.1 Inleiding
5.3.2 Kwalificatie van de overtuiging en praxis als godsdienst op grond van ‘openbare bronnen’
5.3.3 Legitimatie van de objectiverende kwalificatie
5.4 Hiërarchische rangschikking van godsdienstige uitingen en gedragingen
5.4.1 Inleiding
5.4.2 Forum internum en forum externum
5.4.3 Onderscheid forum externum en forum internum in de Nederlandse rechtspraak
5.4.4 Verschil in benadering tussen het EHRM en HvJEU
5.5 Conclusie
5.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
5.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst worden geplaatst?
6 RITUELE SLACHT
6.1 Inleiding
6.2 De definitie van rituele slacht in de regelingen van de EU, de Raad van Europa en de nationale wetgever
6.3 De wetshistorische betekenis van rituele slacht
6.4 De kwalificatie rituele slacht in nationale rechtspraak
6.5 De kwalificatie rituele slacht in de jurisprudentie van het EHRM
6.5.1 Cha’are Shalom Ve Tsedek v Frankrijk
6.5.2 Een objectiverende kwalificatie van ritueel slachten
6.5.3 Ritueel slachten en het consumeren van ritueel geslacht vlees
6.6 De betekenis van rituele slacht in de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel van Thieme
6.6.1 Duiding rituele slacht door Thieme
6.6.2 Is de onverdoofde rituele slacht een uitdrukkelijke expressi van godsdienst?
6.6.3 Ommezwaai
6.6.4 Wijze waarop het begrip godsdienst wordt geduid
6.7 Conclusie
6.7.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
6.7.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst worden geplaatst?
7 KLEDING EN OMGANGSVORMEN ALS UITING VAN GODSDIENST
7.1 Inleiding
7.2 Kwalificatie van het dragen van een boerka als uiting van godsdienst door de (mede-)wetgever
7.2.1 Inleiding
7.2.2 Pogingen tot het instellen van een boerkaverbod
7.2.3 Een objectiverende of subjectiverende kwalificatie?
7.2.4 Legitimatie voor de wijze van kwalificeren van de boerka in de verschillendewetsvoorstellen
7.3 Kwalificatie van kleding en omgangsvormen als uiting van godsdienst in de jurisprudentie
7.3.1 Inleiding
7.3.2 Kwalificatie van de boerka als godsdienstige uiting door he EHRM
7.3.3 Kwalificatie van de boerka als godsdienstige uiting in nationale jurisprudentie
7.3.4 Kwalificatie van overige kleding en van omgangsvormen als uiting van godsdienst door de CGB
7.3.5 Kwalificatie van overige kleding en van omgangsvormen als uiting van godsdienst door de nationale rechter
7.3.6 Kwalificatie van overige kleding en van omgangsvormen als uiting van godsdienst door het EHRM
7.3.7 Legitimatie van overige kleding en van omgangsvormen als uiting van godsdienst in de jurisprudentie
7.4 Conclusie
7.4.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
7.4.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst worden geplaatst?
8 DE EEDSAFLEGGING
8.1 Inleiding
8.2 De uitleg van de eed en de belofte
8.3 De uitleg van de vorm van de aflegging van de eed en de belofte
8.4 Uitzonderingen op de Wet vorm en eed
8.5 Conclusie
8.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
8.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
9 VERBOD OP GODSLASTERING
9.1 Inleiding
9.2 Het godsbegrip van de wetgever van 1932
9.3 Legitimatie van de dynamisch-objectiverende definiëring
9.3.1 Drie motieven
9.3.2 Positieve verplichting godsdienstvrijheid
9.3.3 Soevereiniteit in eigen kring
9.3.4 Openbare orde
9.4 Het godsbegrip volgens de wetgever van 2014
9.5 Verschil tussen de benadering van de wetgever van 2014 en die van 1932
9.6 Het godsbegrip in de nationale rechtspraak over artikel 147 Sr
9.7 Conclusie
9.7.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
9.7.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
10 DE BELEDIGINGS- EN DISCRIMINATIEDELICTEN
10.1 Inleiding
10.2 De definiëring van het groepskenmerk ‘godsdienst of levensovertuiging’ door
de wetgever
10.3 Kwalificatie van een groepskenmerk als godsdienst of levensbeschouwing door
de rechter
10.4 Conclusie
10.4.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
10.4.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
11 BELEDIGENDE UITLATINGEN INGEGEVEN DOOR EEN GODSDIENSTIGE OVERTUIGING
11.1 Inleiding
11.2 Het echtpaar Goeree
11.3 Uitgangspunten in de recentere jurisprudentie over beledigende religieus geïnspireerde
Uitlatingen
11.4 Kwalificatie van de achtergrond van beledigende uitlatingen als godsdienstig
11.5 Conclusie
11.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
11.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
12 PSYCHISCHE OVERMACHT VANWEGE EEN GODSDIENSTIGE OVERTUIGING
12.1 Inleiding
12.2 Rubricering van gewetensbezwaar of gewetensdrang als psychische overmacht
12.3 Kwalificatie van het religieuze element in het gewetensbezwaar of het gewetensdrang
12.4 Conclusie
12.4.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
12.4.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
13 HET KERKGENOOTSCHAP
13.1 Inleiding
13.2 De definitie kerkgenootschap in wetgeving
13.3 De kwalificatie kerkgenootschap in jurisprudentie
13.4 Conclusie
13.4.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
13.4.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
14 INRICHTINGSVRIJHEID VAN HET KERKGENOOTSCHAP
14.1 Inleiding
14.2 Ontstaansgeschiedenis en legitimatie kerkelijke autonomie
14.3 De relatie van het ‘zelfstandig onderdeel’ met godsdienst
14.4 Kwalificatie van uitingen en gedragingen als godsdienstig als gevolg van de
autonomie van kerkgenootschappen en religieuze gemeenschappen
14.4.1 Inleiding
14.4.2 Zelfdefinitie door de erkenning van het statuut
14.4.3 Zelfdefinitie maar geen toepassing van het kerkrecht
14.4.4 Geen zelfdefinitie en geen toepassing van het kerkrecht
14.5 Conclusie
14.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
14.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
15 ANBI-STATUS
15.1 Inleiding
15.2 Definiëring van kerkelijke of levensbeschouwelijke instellingen door de wetgever
15.3 De kwalificatie van de doelstelling en de feitelijke omstandigheden van een
instelling als religieus in de jurisprudentie
15.4 Legitimatie van de kwalificatie van de doelstelling en de feitelijke activiteiten
als religieus
15.5 Conclusie
15.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
15.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
16 DE EREDIENSTVRIJSTELLING VOOR DE ONROERENDEZAAKBELASTING (OZB)
16.1 Inleiding
16.2 Kwalificatie als ‘Onroerende zaak die in hoofdzaak is bestemd voor de openbare
eredienst of openbare bezinningssamenkomst’
16.2.1 ‘Eredienst’
16.2.2 ‘Bezinningssamenkomst’
16.2.3 ‘Onroerende zaak’
16.2.4 Wanneer is een onroerende zaak in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst
of het houden van bezinningssamenkomsten?
16.3 Legitimatie van de kwalificatie ‘Onroerende zaak die in hoofdzaak is bestemd
voor de openbare eredienst of openbare bezinningssamenkomst’
16.4 Conclusie
16.4.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
16.4.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
17 OPENBAAR ONDERWIJS
17.1 Inleiding
17.2 Ontstaan artikel 23 Grondwet
17.3 Openbaar onderwijs
17.4 De kwalificatie godsdienst(ig) in het openbaar onderwijs
17.5 Conclusie
17.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
17.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
18 BIJZONDER ONDERWIJS
18.1 Inleiding
18.2 Vrijheid van richting
18.3 Richting in de regeling over het leerlingenvervoer
18.4 Richtingsbezwaren tegen de leerplicht
18.5 De vrijheid van oprichting
18.6 De uitleg van de grondwettelijke term ‘richting’ bij de oprichting van een bijzondere
school
18.7 Conclusie
18.7.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
18.7.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
19 DE INRICHTINGSVRIJHEID VAN HET BIJZONDER ONDERWIJS
19.1 Inleiding
19.2 Vrijheid in de keuze van leermiddelen
19.3 Vrijheid in de keuze van onderwijzers en leerlingen
19.4 Kwalificatie van de grondslag van een bijzondere school die onderscheid maakt
bij de selectie van onderwijzers en leerlingen
19.4.1 Voorwaarden voor het maken van onderscheid
19.4.2 Selectie van leerlingen
19.4.3 Selectie van leerkrachten
19.5 Conclusie
19.5.1 Wat is het juridische begrip van godsdienst?
19.5.2 Binnen welk politiek-filosofisch kader kan het juridische begrip van godsdienst
worden geplaatst?
DEEL IV. CONCLUSIES NAAR AANLEIDING VAN DE SUBVRAGEN
20 CONCLUSIES NAAR AANLEIDING VAN DE SUBVRAGEN
20.1 Analyse van het juridische begrip van godsdienst
20.1.1 Onderwerpen waarbij een meer objectief begrip van godsdienst beïnvloed wordt
voor een subjectiverende trend
20.1.2 Onderwerpen waarbij reeds vanaf de totstandkoming overwegend een subjectief
begrip van godsdienst wordt gehanteerd
20.1.3 Onderwerpen waarbij een toenemende subjectiverende invloed op het begrip van
godsdienst gecorrigeerd wordt door een objectiverende tegenbeweging
20.1.4 Onderwerpen waarbij een meer objectief begrip van godsdienst wordt gehanteerd
20.1.5 Onderwerpen waarbij geen consistent begrip van godsdienst valt te ontwaren
20.2 Politiek-filosofische duiding van het begrip godsdienst
20.2.1 Onderwerpen waarbij het begrip van godsdienst (in toenemende mate) met het
accommodationistische ideaaltype kan worden geassocieerd
20.2.2 Onderwerpen waarbij het begrip van godsdienst in verband kan worden gebracht
met het communautaristisch ideaaltype
20.2.3 Onderwerpen waarbij het begrip van godsdienst deels geassocieerd kan worden
met het accommodationistische ideaaltype en deels met het ideaaltype van het liberaal
gezindtepluralisme
20.2.4 Onderwerpen waarbij het begrip van godsdienst gerelateerd kan worden aan het
ideaaltype van het liberaal gezindtepluralisme
20.2.5 Onderwerpen waarbij het begrip van godsdienst in verban kan worden gebracht
met het seculiere ideaaltype
20.2.6 Onderwerpen die niet in een politiek-filosofisch kader kunnen worden geplaatst
20.3 Nadere duiding
DEEL V. BEANTWOORDING VAN DE HOOFDVRAAG
21 WELK BEGRIP VAN GODSDIENST ZOU HET RECHT MOETEN HANTEREN?
21.1 Inleiding
21.2 Een subjectief godsdienstbegrip?
21.2.1 Rechtszekerheid
21.2.2 Een traditioneel godsdienstbegrip
21.2.3 Een collectivistisch godsdienstbegrip
21.2.4 Een individualistisch godsdienstbegrip
21.2.5 Zelfdefinitie als essentieel onderdeel van de godsdienstvrijheid
21.3 Gevaren van een volledig gesubjectiveerd godsdienstbegrip
21.3.1 Misbruik van rechten met een religieus object
21.3.2 Aanhangers van maatschappelijk gezien ongewenste godsdiensten
21.3.3 Toename claims met een religieus karakter
21.3.4 Vrees voor minder goede bescherming van godsdienstige uitingen en gedragingen
ten gevolge van een subjectief godsdienstbegrip
21.4 Aanbevelingen
21.4.1 Minimale objectivering van het godsdienstbegrip
21.4.2 Oprechtheidstoets
21.4.3 Beperkingsclausule
21.5 Conclusie
SAMENVATTING
SUMMARY
LITERATUUR
JURISPRUDENTIEREGISTER
TREFWOORDENREGISTER
DANKWOORD
CURRICULUM VITAE
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan