Onmiddellijke voorzieningen en hun externe werking
Conflicten met contractuele verplichtingen van de rechtspersoon
Gebonden Nederlands 2020 1e druk 9789013158847Samenvatting
Deze titel beschrijft een pionierend onderzoek naar het geldende recht bij conflicten tussen onmiddellijke voorzieningen en contracten van rechtspersonen. Domineert de overeenkomst of de voorziening? Of ontbreekt er een rangorde van rechtsplichten? De titel geeft uitgebreid antwoord op deze centrale vragen.
In een overnamegeschil kan de Ondernemingskamer de rechtspersoon verbieden om een aandelentransactie na te komen. Dit gebeurt bij onmiddellijke voorzieningen. Zo'n verbod confronteert de rechtspersoon met conflicterende rechtsplichten: hij kan niet gelijktijdig voldoen aan de voorziening én de overeenkomst. Als de Ondernemingskamer een bestuurder schorst en hem zijn aanspraak op bezoldiging ontzegt, treedt een vergelijkbare botsing van rechtsplichten op. De onmiddellijke voorziening botst met een arbeidsovereenkomst of een managementovereenkomst.
Onmiddellijke voorzieningen en hun externe werking verkent de grenzen van de bevoegdheid van de Ondernemingskamer. De titel geeft bovendien aanbevelingen voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen.
De uitgave biedt handvatten voor het bepalen van een doelmatige proceshouding in enquêteprocedures en contradictoire procedures over contracten. De auteur behandelt daarvoor de enquête-, verbintenis-, proces- en arbeidsrechtelijke aspecten die relevant zijn bij dit vraagstuk.
Kortom: heeft u regelmatig te maken met onmiddellijke voorzieningen en contracten van rechtspersonen? Dan is deze uitgave zeer bruikbaar voor u. Advocaten, rechters en wetenschappers die zich bezighouden met het enquêterecht hebben in het bijzonder baat bij de inzichten in deze uitgave.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Inleiding 1
1.1 De keuze van het onderwerp 1
1.2 Inleiding tot het onderwerp 7
1.3 Vraagstelling 8
1.4 Methode en verantwoording 10
1.5 Overzicht van de inhoud van het onderzoek 12
1.6 Afbakening van het onderzoek 20
1.6.1 Interne en externe rechtsverhoudingen van de rechtspersoon 20
1.6.2 Beperking tot inbreuk makende externe werking van onmiddellijke voorzieningen 21
1.6.3 Beperking tot verplichtingen die aan de onmiddellijke voorziening voorafgaan 22
1.6.4 Beperking tot onmiddellijke voorzieningen 22
1.7 Het begrip ‘derde’ 23
1.7.1 Verbintenissen en derden 23
1.7.2 Derde in het burgerlijk procesrecht 24
1.7.3 Derde in het ondernemingsrecht 24
1.7.4 Derde in het enquêterecht 25
1.7.5 Het definiëren van de derde met behulp van artikel 2:8 lid 1 BW; een kanttekening 26
1.7.6 Het gebruik van het begrip derde in dit boek 28
Hoofdstuk 2. Het enquêterecht; het kader van de onmiddellijke voorzieningen 29
2.1 Inleiding 29
2.2 Wettelijke inbedding van de onmiddellijke voorziening; het enquêterecht 29
2.3 Doeleinden van het enquêterecht 31
2.4 Enkele procesrechtelijke opmerkingen over de enquêteprocedure 34
2.5 De procespartijen 37
2.5.1 De rechtspersoon 37
2.5.2 De verzoeker 39
2.5.3 Belanghebbenden 41
2.6 Toetsingscriteria en discretionaire bevoegdheid 43
2.7 De centrale plaats van het belang van de rechtspersoon 47
2.8 Belanghebbenden en de grenzen van de rechtsstrijd 50
2.9 Voorzieningen 53
2.10 Samenvatting en conclusie 57
Hoofdstuk 3. De bevoegdheid tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen 59
3.1 Inleiding 59
3.2 Het ontstaan van artikel 2:349a lid 2 BW; achtergrond 60
3.3 Doel van opname van de onmiddellijke voorzieningen in de wet 64
3.4 Gevolgen van de invoering van artikel 2:349a lid 2 BW 65
3.5 De wetswijziging van 2013 66
3.6 De twee stadia van de beslissing over een onmiddellijke voorziening 67
3.7 De wettelijke criteria voor toepassing van artikel 2:349a lid 2 BW 68
3.8 Karakter van de wettelijke criteria; een hoge drempel 70
3.9 Belangenafweging en de twee beslisstadia 72
3.9.1 Skygate 73
3.9.2 ABN Amro 75
3.9.3 DSM 76
3.9.4 Welk stadium de belangenafweging vergt is ongewis 80
3.10 Reikwijdte van de bevoegdheid; afwijking van dwingend recht 80
3.11 Reikwijdte van de bevoegdheid; onomkeerbare gevolgen 82
3.12 Reikwijdte van de bevoegdheid; subsidiariteit en proportionaliteit 84
3.13 Reikwijdte van de bevoegdheid; nog enkele beperkingen 87
3.14 Samenvatting en conclusie 88
3.14.1 Slotsom 90
Hoofdstuk 4. Concrete onmiddellijke voorzieningen en hun effecten 91
4.1 Inleiding 91
4.2 Een veelheid aan categorieën onmiddellijke voorzieningen 92
4.3 Samenstelling van organen; schorsing en benoeming
van bestuurders 93
4.3.1 Het schorsen van bestuurders 93
4.3.2 Het benoemen van bestuurders 95
4.4 Samenstelling van organen; schorsing en benoeming van commissarissen 97
4.4.1 Het schorsen van commissarissen 97
4.4.2 Het benoemen van commissarissen 98
4.5 Samenstelling van organen; schorsing en benoeming van andere functionarissen 99
4.6 Toedeling van bevoegdheden; overdracht van aandelen ten titel van beheer 100
4.7 Rechtstreekse ingrepen in besluitvorming 104
4.7.1 Het schorsen van stemrecht op aandelen 105
4.7.2 Het verbod op bepaalde besluitvorming 105
4.8 Ingrepen na besluitvorming 108
4.9 Het buiten werking stellen van statutaire bepalingen 109
4.10 Samenvatting en conclusie 111
Hoofdstuk 5. Doorwerking van onmiddellijke voorzieningen in contractuele rechtsverhoudingen van de rechtspersoon; formele aspecten 115
5.1 Inleiding 115
5.2 Het bindend karakter van rechterlijke uitspraken; het gezag van gewijsde 116
5.3 De toepasselijkheid van het gezag van gewijsde in de enquêteprocedure 119
5.4 De toepasselijkheid van het gezag van gewijsde op beslissingen tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen 120
5.5 Gezag van gewijsde van onmiddellijke voorzieningen in procedures over contractuele rechtsverhoudingen van de rechtspersoon 123
5.6 Derdenwerking van rechterlijke beslissingen 125
5.7 Normatieve werking van onmiddellijke voorzieningen in contradictoire procedures van de rechtspersoon 127
5.8 Wettelijke indicaties over externe werking van onmiddellijke voorzieningen ontbreken 128
5.9 Samenvatting en conclusie 131
5.9.1 Slotsom 133
Hoofdstuk 6. De Ondernemingskamer en de ter zake van contractuele verhoudingen bevoegde rechter 135
6.1 Inleiding 135
6.2 Bevoegdheid ten aanzien van vermogensrechtelijke verhoudingen 136
6.3 De Ondernemingskamer en het oordeel van de bevoegde rechter 138
6.3.1 Verhouding tussen voorzieningenrechter en bodemrechter; de afstemmingsregel 139
6.3.2 De toepasselijkheid van de afstemmingsregel in de enquêteprocedure 142
6.3.3 Het oordeel van een andere rechter als informatiebron voor de Ondernemingskamer 148
6.4. Toepasselijk vreemd recht 148
6.5 Samenvatting en conclusie 150
6.5.1 Slotsom 152
Hoofdstuk 7. De interactie tussen onmiddellijke voorzieningen en de rechten van de wederpartij 153
7.1 Inleiding 153
7.2 Het begrip verbintenis en de verbintenissen van onderzoek 154
7.3 Nakoming en tekortkoming; rechten en bevoegdheden van
schuldeiser en schuldenaar 156
7.4 Vordering tot nakoming; samenloop met onmiddellijke voorziening 161
7.5 Verrekeningsbevoegdheid en onmiddellijke voorziening 167
7.6 Onvoorziene omstandigheden 171
7.7 Opschorting; samenloop met onmiddellijke voorzieningen betreffende aandelentransacties en managementovereenkomsten 173
7.8 Het recht op schadevergoeding; toerekenbare tekortkoming en overmacht 177
7.8.1 Tekortkoming en schadevergoeding 177
7.8.2 Overmacht 179
7.8.3 De mate van belemmering van de nakoming 180
7.8.4 Schuld 181
7.8.5 Risico 182
7.9 Verhindering van nakoming door overheidsvoorschrift of rechterlijke uitspraak 184
7.10 Voorkomen van onmiddellijke voorzieningen; objectieve norm voor schuld 188
7.11 Risico; toerekening van tekortkoming wegens onmiddellijke voorzieningen krachtens wet of rechtshandeling 190
7.12 Risico; toerekening van overheidsvoorschriften krachtens verkeersopvattingen 191
7.13 Risico; de onmiddellijke voorziening als voorzienbare omstandigheid 193
7.14 Ontbinding; samenloop met onmiddellijke voorziening 195
7.15 Samenvatting en conclusie 198
7.15.1 Slotsom 202
Hoofdstuk 8. Objectieve norm voor schuld aan tekortkoming door onmiddellijke voorzieningen bij aandelentransacties 205
8.1 Inleiding 205
8.2 Verplichtingen van de verkoper van aandelen 207
8.3 Objectieve norm betreffende twijfel aan een juist beleid en enquête; koopovereenkomst en overeenkomst tot samenwerking 209
8.3.1 Geen norm in het algemeen bij koopovereenkomst 209
8.3.2 Overeenkomst tot samenwerking 210
8.3.3 De conformiteitseis dwingt niet tot het voorkomen van een enquête 210
8.3.4 Objectieve norm en beleid jegens de verkochte dochtervennootschap 211
8.4 Objectieve norm en twijfel ten aanzien van de overeenkomst 212
8.4.1 Besluitvorming door de rechtspersoon; formele en materiële aspecten 212
8.4.2 Wettelijke bescherming tegen specifieke gebreken in de besluitvorming; ABN Amro 214
8.4.3 Twijfel aan de besluitvormingsprocedure; HBG 217
8.4.4 Twijfel aan de inhoud van het besluit; HBG 218
8.5 Objectieve norm en gevolgen van onmiddellijke voorzieningen 219
8.5.1 Inleiding 219
8.5.2 Uitstel van de prestatie 220
8.5.3 Uitstel; HBG 220
8.5.4 Uitstel; ABN Amro 224
8.5.5 Invloed op het einde van de onmiddellijke voorziening 225
8.5.6 Onmiddellijke voorziening na uitvoering van de overeenkomst 226
8.6 Samenvatting en conclusie 227
8.6.1 Slotsom 228
Hoofdstuk 9. Ingrepen in de bezoldiging 231
9.1 Inleiding 231
9.2 Dubbele rechtsverhouding; contractuele aanspraak op bezoldiging; managementovereenkomst, fee en manager 232
9.3 Managementovereenkomst: overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst 234
9.4 Enquêterechtelijke beslissingen en de arbeidsrechtelijke kant van dubbele rechtsbetrekkingen; Hoffmann Beheer 235
9.5 Verdeling in het arbeidsrecht van risico voor schorsing 238
9.6 Enquêterechtelijke ingrepen in bezoldigingsverplichtingen en de arbeidsrechtelijke loonrisicoregeling 240
9.7 Schorsing bij wijze van onmiddellijke voorziening 242
9.7.1 Criteria 242
9.7.2 Ingreep in bezoldiging is uitzondering 243
9.7.3 Bepaling van voorwaarden voor inschakeling van
de geschorste functionaris 244
9.8 Ontheffing van de bezoldigingsverplichting is niet inherent aan de schorsingsvoorziening 245
9.9 Jurisprudentie die de vergoeding overlaat aan de benoemde bestuurder 247
9.9.1 Geen ontheffing bezoldigingsverplichting; bevoegdheid bestuurder in overwegingen 248
9.9.2 Ontheffing bezoldigingsverplichting in overwegingen; bevoegdheid bestuurder in overwegingen 248
9.9.3 Ontheffing bezoldigingsverplichting in dictum; bevoegdheid bestuurder in overwegingen 248
9.9.4 Ontheffing bezoldigingsverplichting in dictum; bevoegdheid bestuurder in dictum 249
9.9.5 Geen schorsing, toch bevoegdheid bestuurder betreffende bezoldiging 249
9.9.6 Ontheffing bezoldigingsverplichting; geen rol voor benoemde bestuurder 250
9.10 Aantasting van bezoldigingsaanspraak kan niet worden uitbesteed en hoort in het dictum 250
9.10.1 Vaststelling vergoeding door benoemde bestuurder 251
9.10.2 De Ondernemingskamer beslist over bezoldigingsverplichting 253
9.11 Benoemde bestuurder kan vergoeding vaststellen na bezoldigingsingreep door de Ondernemingskamer 253
9.12 Motiveringen van de bezoldigingsingreep 254
9.13 Ingrepen in de bezoldigingsverplichting; strekking, karakter en vereisten 256
9.14 Omstandigheden die een bezoldigingsingreep vergen; verwijtbaarheid 258
9.14.1 De toestand van de rechtspersoon 258
9.14.2 Het belang van het onderzoek 258
9.14.3 Financiële noodtoestand 259
9.14.4 Verwijtbaarheid is geen criterium voor ingrijpen in de bezoldiging 260
9.15 Risico naar verkeersopvattingen voor ingrepen in bezoldigingsverplichtingen 260
9.15.1 Inleidende opmerkingen 260
9.15.2 Variaties in mate van interne betrokkenheid bij het beleid 262
9.15.3 Wetenschap 263
9.15.4 Invloed 265
9.15.5 Verantwoordelijkheid 267
9.16 Samenvatting en conclusie 270
9.16.1 Slotsom 272
Hoofdstuk 10. Analyse en conclusies 275
10.1 In het kort 275
10.2 Inleiding 275
10.3 Onmiddellijke voorzieningen 276
10.4 Rangorde tussen onmiddellijke voorziening en contractuele verplichting 278
10.5 Rechtspositie van de wederpartij 281
10.6. Observaties over bezoldigingsingrepen 290
10.7. Antwoorden op onderzoeksvragen; slotsommen 292
10.7.1. Rangorde; onderzoeksvraag f 292
10.7.2. Informatie over rechtspositie en vordering van de wederpartij; onderzoeksvragen c, d en e 293
10.7.3. Rechtspositie; onderzoeksvraag a 293
10.7.4. Succesvolle acties van de wederpartij en nadeel; onderzoeksvraag b en centrale onderzoeksvraag 293
10.7.5. Aantasting van de doeltreffendheid van de onmiddellijke voorziening 295
10.8. De bevoegdheid tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen; slotsommen 295
Hoofdstuk 11. Samenvatting 299
11.1 Het enquêterecht en de enquêteprocedure 299
11.2 De onmiddellijke voorzieningen 299
11.3 Het onderzoeksthema 300
11.4. De bevindingen 301
Bijlagen 305
1. Summary 307
2. Verkort aangehaalde literatuur 313
3. Rechtspraak 327
4. Trefwoordenregister 343
5. Dankwoord 355
6. Curriculum vitae 357
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan