Handboek Effectiever programmeren in C#

Inleiding xiii
Voor wie is dit boek bedoeld? xiv
Over de inhoud xiv
Codeconventies xv
Feedback geven xvi
Dankwoord xvi
Over de auteur xvii

1. Werken met gegevenstypen 1
Advies 1: Gebruik eigenschappen in plaats van toegankelijke data members 2
Advies 2: Kies impliciete eigenschappen boven variabele data 8
Advies 3: Kies voor constante value-typen 12
Advies 4: Onderscheid maken tussen value-typen en reference-typen 19
Advies 5: Zorg ervoor dat 0 een geldige status voor value-typen is 24
Advies 6: Zorg ervoor dat de eigenschappen zich gedragen zoals gegevens 29
Advies 7: Beperk het bereik van een type met tuples 34
Advies 8: Definieer lokale functies op anonieme typen 40
Advies 9: Begrijp de relaties tussen de vele verschillende begrippen van gelijkheid 46
Advies 10: Begrijp de valkuilen van GetHashCode () 54

2. API-ontwerp 63
Advies 11: Vermijd conversieoperatoren in uw API’s 64
Advies 12: Gebruik optionele parameters om overloading van methoden te minimaliseren 68
Advies 13: Beperk de zichtbaarheid van uw typen 72
Advies 14: Geef de voorkeur aan het definiëren en implementeren van interfaces boven overerving 76
Advies 15: Begrijp hoe interfacemethoden verschillen van virtuele methoden 84
Advies 16: Implementeer het eventmodel voor meldingen 89
Advies 17: Vermijd het retourneren van verwijzingen naar interne klassenobjecten 95
Advies 18: Kies overschrijvingen boven eventhandlers 99
Advies 19: Overload geen methoden die zijn gedefinieerd in basisklassen 102
Advies 20: Begrijp hoe events meer runtimekoppelingen tussen objecten genereren 106
Advies 21: Declareer alleen nonvirtual events 109
Advies 22: Maak methodegroepen die duidelijk, minimaal en volledig zijn 115
Advies 23: Geef deelklassen deelmethoden voor constructors, mutators en eventhandlers 122
Advies 24: Vermijd ICloneable omdat het uw ontwerpkeuzen beperkt 127
Advies 25: Beperk arrayparameters tot params-arrays 132
Advies 26: Schakel directe foutrapportage in bij iterators en asyncmethoden met behulp van lokale functies 136

3. Taakgericht asynchroon programmeren 143
Advies 27: Gebruik async-methoden voor asynchroon werk 144
Advies 28: Schrijf nooit async void-methoden 148
Advies 29: Vermijd het samenstellen van synchrone en asynchrone methoden 154
Advies 30: Gebruik async-methoden om threadtoewijzingen en contextwisselingen te vermijden 158
Advies 31: Vermijd het onnodig ordenen van context 160
Advies 32: Asynchroon werk samenstellen met Task-objecten 164
Advies 33: Overweeg de implementatie van het taakannuleringsprotocol 170
Advies 34: Cache gegeneraliseerde async returntypen 177

4. Parallelle verwerking 181
Advies 35: Leer hoe PLINQ parallelle algoritmen implementeert 182
Advies 36: Construeer parallelle algoritmen met exceptions in het achterhoofd 194
Advies 37: Gebruik de threadpool in plaats van threads te maken 200
Advies 38: Gebruik BackgroundWorker voor cross-thread communicatie 206
Advies 39: Cross-thread aanroepen in XAML-omgevingen begrijpen 209
Advies 40: Gebruik lock() als uw eerste keuze voor synchronisatie 218
Advies 41: Gebruik het kleinst mogelijke bereik voor vergrendelhandles 225
Advies 42: Vermijd het aanroepen van onbekende code in
vergrendelde secties 229

5. Dynamisch programmeren 235
Advies 43: Begrijp de voor- en nadelen van dynamisch typeren 236
Advies 44: Gebruik dynamisch typeren om te profiteren van het runtimetype van generic type parameters 245
Advies 45: Gebruik DynamicObject of IDynamicMetaObjectProvider voor gegevensgestuurde dynamische typen 248
Advies 46: Begrijp hoe u de Expression API gebruikt 259
Advies 47: Minimaliseer dynamische objecten in public API‘s 266

6. Deelnemen aan de C#-community 273
Advies 48: Zoek het beste antwoord, niet het populairste antwoord 274
Advies 49: Neem deel aan specs en code 276
Advies 50: Overweeg om werkwijzen met analysers te automatiseren 277

Index 281