Het onderschrift luidt: ‘Wat moet je weten, leren en doen in een digitaal verbonden samenleving.’ De auteurs zijn sterk verbonden aan de wereld van ambtenarij en koppelen de ontwikkeling van 21e-eeuwse vaardigheden dan ook aan de wereld van onderwijs en overheid. ‘Het boek Digitale intelligentie helpt ambtenaren om de burger nu écht centraal te stellen en concreet met zichzelf aan de slag te gaan.’ Dit citaat op de achterflap is van Jan van Ginkel, ambtenaar in dienst van de Provincie Zuid-Holland.
De toon is gezet. De auteurs nemen de lezer in vogelvlucht mee door de geschiedenis van diverse vormen van intelligentie (FQ, IQ, EQ, SQ en nu DQ) en waar onze tijd nu om vraagt (DQ, natuurlijk). DQ past bij een wereld waarin exponentiele groei aan de orde van de dag is. Hiermee wordt deel 1 van het boek (Wat je moet weten) afgerond.
Ze leggen het 21e-eeuwse vaardigheden model (van de SLO en diverse kennisinstituten) uit, en introduceren hun eigen model, te weten: het Columbusmodel voor 21-eeuwse vaardigheden waarin ze diverse vaardigheden herschikken in drie ‘lagen’: dragende vaardigheden, verbindende vaardigheden, en stuwende vaardigheden. Het vliegtuig uit het eerste deel, dat de versnelling symboliseert, is een boot geworden waarin de stuwende vaardigheden (de digitale componenten) in dienst staan de snelheid waarmee de boot zijn doel gaat bereiken. Elk van de twaalf vaardigheden wordt uitgelegd waarmee het tweede deel (Wat je moet leren) meteen wordt afgesloten.
Deel 3 staat in het teken van ‘wat je moet doen’. Dit zeer korte hoofdstuk, slechts twintig pagina’s, gaat over het leren van wederkerig leren en wendbaar worden. Oefenen in de werkomgeving en vertrouwen ontwikkelen. ‘Om in een wereld te opereren die steeds verder digitaliseert, ontkomen we er niet aan om computational thinking te ontwikkelen. Maar het gaat er niet enkel om de werking in grote lijnen te begrijpen, we moeten ons ook thuis voelen in en vertrouwen op een digitale omgeving.’ In de alinea hiervoor hebben de auteurs een paar voorbeelden gegeven van deze ontwikkelingen: blockchaintechnologie, deep learning, en kunstmatige intelligentie. In deel 2, hebben de auteurs tientallen vaardigheden genoemd (of eerder gedropt) die erg relevant zijn, gecombineerd of als onderdeel van die twaalf onderliggende vaardigheden.
Als ambtenaar werkzaam in het onderwijs, zijn de ‘vraagrimpels’ al diverse keren op mijn voorhoofd gekomen. Laat ik de bootparallel van de auteurs doortrekken: je staat met een houthamer en een pak hout en wat kluservaring voor de uitdaging de bouw van een groot schip te doorgronden (de dragende vaardigheden), navigatie- en planmatige skills te ontwikkelen om een wereldreis te plannen en uit te voeren (de verbindende vaardigheden) en de skills te overzien om met de weersomstandigheden (nautische vaardigheden) om te gaan (de stuwende vaardigheden). HELP! Tussen doel, ambitie en uitwerking is rondom dit boek wat misgegaan. Ik leg mijn houthamer op de grond en geef de missie op.
Er was een belofte van DQ. Digitale intelligentie en het Columbusmodel zijn termen en modellen die door de auteurs zijn uitgewerkt. Dat is jammer. Sinds decennia is hard gewerkt door diverse kennisinstanties (voornamelijk professionele ambtenaren in onderzoeksinstituten, ministeries en onderwijs) om competentiemodellen te ontwikkelen om kennisontwikkeling te stimuleren, vast te leggen en uit te dragen. Dat dit niet direct tot een fantastische situatie leidt waarin iedereen digitaal vaardig genoeg is, creatief, wendbaar, implementatiemogelijkheden van blockchain ziet, werkomgevingen niet uitdagen om de honderden ontwikkelingen die gaande zijn sinds de jaren’ 90 te faciliteren en veilig te implementeren. Menig visionair manager, beleidsambtenaar enzovoort trekt daar zijn haren bij uit zijn hoofd. Veranderen, lerende organisaties, implementaties van Peter Senge’s Vijfde Discipline of het U-denken van Otto Scharmer. Het is werk van lange adem. Mensen en de grotere organisaties waarin ze werken zijn conservatieve omgevingen waar de status quo belangrijker is dan de uitdagingen (en risico’s) van verandering.
Kortom Digitale intelligentie is een gemiste kans. Het zou revolutionair zijn als dit boek en de onderliggende boodschap in 1999 was verschenen. De tijd waarin e-learning, e-overheid, e-health, eigenlijk alles dat met de e van elektronische snelweg begint, nog in de kinderschoenen stond. Maar niet meer in het mobiele tijdperk van 2019.
Over Bertrand Weegenaar
Bertrand Weegenaar is als hogeschooldocent HBO-ICT werkzaam op Windesheim. Zijn voorliefde ligt bij de onderwerpen strategie, marketing, geschiedenis; biografieën en internet; e-business.