Rationaliteit
Het neigt enigszins naar die typische Britse kostschoolhumor, een boek beginnen met een beschrijving van een uitzending van Oprah Winfrey over een pijpepidemie onder 12- en 13-jarige meisjes. Tim Harford (1973) glimlacht. "Misschien is dat inderdaad een beetje Brits. Een recensent vergeleek de – wat je zou kunnen noemen – ethisch-filosofische kanten van mijn boek Waarom we doen wat we doen met die van Levitts Freakonomics. In dat boek is seks een zonde, want seks leidt tot baby’s en baby’s leiden tot criminaliteit, terwijl seks in mijn boek iets leuks is, waar je plezier aan kunt beleven. Natuurlijk: seks verkoopt. Maar de pijpepidemie is een heel goed voorbeeld van waar ik het over heb. Als het onderwerp rationaliteit in een economische context ter sprake komt, gaat het gewoonlijk over mensen die reageren op hogere prijzen of andere prikkels. Dat vinden mensen niet zo verrassend: als de prijs van een kop koffie stijgt, drinken wij minder koffie. Ze zijn wel verrast als ik vertel dat er een rationele, economische verklaring is voor de toename van orale seks onder tieners in de Verenigde Staten." Voor de liefhebbers: de verklaring heeft niet te maken met gedragsbeïnvloeding door MTV of internet, zoals veel ouders dachten, maar met AIDS en met de anti-abortuswetgeving voor tieners in bepaalde Amerikaanse staten, waardoor de cijfers goed verklaarbaar zijn.
Na het succes van zijn in 2006 verschenen boek De economische detective, waarvan wereldwijd ruim 700.000 exemplaren zijn verkocht, besloot Harford met zijn nieuwe boek een stapje verder te gaan. Beperkte hij zich in ‘De Economische Detective’ tot het analyseren van dagelijkse voorvallen met behulp van economische theorieën, in de dit jaar verschenen opvolger ‘Waarom we doen wat we doen’ (met als ondertitel ‘De logica van ons gedrag’) neemt hij het menselijk gedrag onder de loep. Hij begint klein, met menselijke relaties, en verlegt zijn aandacht met het vorderen van de pagina’s naar steeds grotere onderwerpen, zoals politiek en globalisering.
Fruit of chocola
Het lijkt erop dat Harford een groot deel van zijn plezier bij het schrijven uit het presenteren van onverwachte drijfveren haalt. Harford: "Dat is waar. Ik probeer iets onverwachts te vinden, een patroon dat mensen niet eerder hebben gezien, of een patroon dat mij in staat stelt om te laten weten wat er precies aan de hand is. Een van de voorbeelden in het boek is dat van een econoom die een experiment deed met studenten die een vragenlijst moesten invullen. Na afloop liet de econoom weten de studenten graag een klein cadeautje te willen geven voor de moeite. Ze konden kiezen uit fruit of chocola. De meeste studenten kozen voor chocola. Toen de econoom het experiment iets anders inrichtte en de studenten vroeg waar zij volgende week prijs op zouden stellen, kozen de meeste studenten fruit. En als de econoom een week later langskwam en vroeg of de studenten het fruit alsnog wilden inruilen voor chocola, gingen zij daar meteen op in."
Een goed voorbeeld van de spanning tussen de verleiding op korte termijn en het verstand op lange termijn. "Het is een grappig verhaal, maar wel met grote implicaties", waarschuwt Harford. Dit gedrag verklaart waarom rokers maar niet stoppen, waarom veel mensen hun dieet niet afmaken of hun pensioenopbouw verwaarlozen. "Ik weet niet hoe de situatie in Nederland is, maar in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten wordt het steeds gebruikelijker om de verantwoordelijkheid aan de werknemers over te laten. Dit verhaal vertelt ons dat daar wel eens een probleem zou kunnen ontstaan. Het pensioen is als het fruit van volgende week. Mensen zijn geneigd te zeggen: ‘ik begin er volgende maand mee’. De vraag is: kun je deze kennis gebruiken om het pensioenensysteem aan te passen? Twee economen hebben dat gedaan. Zij hebben een plan uitgewerkt met de naam ‘Save more tomorrow’, uitgangspunt is dat zij het een stuk lastiger maken het fruit volgende week in te ruilen voor chocola. Als zij vragen of de werknemers hun salarisverhoging van volgend jaar in hun pensioen willen stoppen, vinden veel mensen dat een goed idee. Bij de bedrijven waar dit voorstel is ingevoerd, is het bedrag dat opzij gezet wordt voor het pensioen verdrievoudigd."
Wetenschapper
In zijn boek behandelt Harford een groot aantal van dit soort onderzoekjes. Waarom heeft hij gekozen voor een bestaan als schrijver? Had hij zelf geen wetenschapper willen worden? "Ik ben een paar jaar wetenschapper geweest, maar dat vond ik te beperkt. Ik heb onderzoek gedaan naar het tegen elkaar opbieden op veilingen. Als ik ervoor zorgde dat jij na een aantal veilingen door je budget heen was, had ik daarna vrij spel. Hoe nuttig dit was weet ik nog steeds niet. Het heeft mij alleen bij Monopoly geholpen. Ik vind het ook veel leuker om andermans ideeën te plunderen en die op een aardige manier te presenteren. Ik hoef mij ook niet te focussen op één klein onderwerp. In ‘Waarom we doen wat we doen’ schrijf ik over psychologie, over computersimulaties, over politieke systemen, over gokken en pokeren in Las Vegas. Ik maak ook graag gebruik van andere wetenschappen als sociologie en culturele antropologie. Toen ik jonger was, ben ik er lang van overtuigd geweest dat de economische wetenschap superieur was. Ik dacht: als economen zich gaan bezighouden met sociologie, zullen zij dat beter doen dan sociologen en als zij zich bezig gaan houden met epidemiologie, zullen zij dat beter doen dan epidemiologen. Het idee waarmee ik van start ging was dat economie je in feite helpt bij het begrijpen van de wereld. Maar de verschillende wetenschappen komen steeds dichter bij elkaar te liggen en ik krijg steeds meer respect voor andere disciplines. Sociologen doen bijvoorbeeld geweldig werk met hun studies naar hoe ideeën zich over netwerken verspreiden. Dat is eigenlijk tamelijk mathematisch werk."
Toernooitheorie
In ‘Waarom we doen wat we doen’ heeft Harford ook een hoofdstuk gereserveerd voor de discussie over de topinkomens: ‘Waarom je baas te veel betaald krijgt’. Hij komt met een prikkelende theorie, de toernooitheorie. Die zegt dat de hoogte van de beloning niet bedoeld is als motivatie voor de topman zelf, maar voor zijn ondergeschikten. Die zullen harder gaan werken als zij zien hoe veel de topman betaald krijgt om de hele dag in een brede, leren leunstoel te hangen. "Onderzoek wijst uit dat die mensen harder werken en zich minder snel ziek melden. De keerzijde is dat ze ook minder coöperatief zijn, sneller een mes in de rug van een collega steken en niet snel advies accepteren. Dan is de vraag voor de manager: accepteer ik deze competitieve, vervelende omgeving, of geef ik de voorkeur aan een meer ontspannen maar ook luiere sfeer? Het antwoord hangt ook af van de omgeving. In een salesomgeving is competitiviteit geen probleem. Verkopers gaan de straat op om te scoren. Maar de journalistiek is een voorbeeld van waar het niet werkt: journalisten moeten de krant samen volschrijven, informatie delen."
Een ander punt is dat het voor aandeelhouders lastig is om de baas echt te disciplineren. Harford maakt de vergelijking met het delen van de rekening in een restaurant. Met vier mensen zal niemand geneigd zijn de duurste gerechten te bestellen. Maar als de rekening met vijftig mensen gedeeld wordt, gaat iedereen kreeft en champagne bestellen doordat de sociale controle wegvalt. "Om die reden zijn aandeelhouders niet snel geneigd in te grijpen. Alleen bij bedrijven met minimaal één grote aandeelhouder, zie je dit soort excessen niet, blijkt uit onderzoek. Familiebedrijven of pensioenfondsen zijn veel strenger. Ceo’s kunnen daar ook veel geld verdienen, maar hun beloning is in die gevallen veel meer aan echte prestaties gebonden."
Blinde audities
Een andere actuele kwestie komt niet direct naar voren in zijn boek: het gebrek aan vrouwen in de top. Harford schrijft wel over andere vormen van discriminatie, zoals het geïnstitutionaliseerde racisme dat aan de basis staat van het geweld in de getto’s en zichzelf in stand houdt. Bij het gebrek aan vrouwen in de top speelt iets dergelijks, vermoedt Harford. "Het eerste waar ik aan denk is de invoering van blinde audities bij de toporkesten in de Verenigde Staten. Er waren in Amerika vijf echt goede orkesten met een bovengemiddeld aantal mannelijke musici en bijna geen vrouwen. De orkesten lieten alle gebruikelijke excuses horen: vrouwen moeten kinderen verzorgen, waren onbetrouwbaar en bleven nooit lang in dienst. Soms zeiden ze ook gewoon dat vrouwen niet goed genoeg waren. Maar toen zij blinde audities introduceerden, niet vanwege het lage aantal vrouwen maar om favoritisme te vermijden, bleek dat er opeens veel meer vrouwen werden ingehuurd. Dat begon al in de jaren zestig."
Er is een tweede factor van invloed en dat is de theorie van de groeiende opbrengst: economen hebben vastgesteld dat je elk uur dat je werkt productiever wordt, gedurende je hele carrière. Wie zijn carrière niet onderbreekt en wie meer uren maakt, heeft een grotere kans op succes. "Je ziet dat in de data in het Verenigd Koninkrijk. Getrouwde mannen en vrouwen zónder kinderen zitten qua werk op hetzelfde niveau en verdienen ook evenveel, als zij dezelfde kwalificaties hebben. Maar op het moment dat er een baby wordt geboren, beginnen mannen opeens harder te werken. De vrouwen doen juist minder betaald werk. En dan is er nog een probleem: als je als vrouw een paar jaar baby’s hebt verzorgd en je wilt weer aan de slag, blijkt de vader promotie te hebben gehad, meer te verdienen en moet je zelf helemaal opnieuw beginnen. Het zou idioot zijn als degene die veel meer verdient, parttime zou gaan werken. Economisch is dat niet logisch."
Moet het advies aan vrouwen met grote ambities dan luiden dat ze geen baby’s moeten nemen? "Het zou kunnen helpen", erkent Harford. "Maar dat is waarschijnlijk niet genoeg. Er is geen reden om het daarbij te laten, hoewel je wel moet nadenken over de prikkels voor de gediscrimineerde groepen. Ook positieve discriminatie beïnvloedt het gedrag van mensen en dat is niet noodzakelijk positief."
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.