Wij lijden in onze maatschappij aan bedrijfswaan, schrijft u, variërend op de denkers Richard Dawkins en Rupert Sheldrake. Wat bedoelt u daarmee?
Met de term bedrijfswaan omschrijf ik onze neiging in alles een bedrijf te zien. Eindeloos alles willen optimaliseren is prima wanneer je het toepast op een bedrijf, in gecontroleerde omstandigheden, maar het kan niet overal. Ik was onlangs op bezoek bij een farmaceutisch bedrijf waar een zo laag mogelijk foutpercentage in de productie van levensbelang is. Planning en control uitoefenen werkt daar heel goed. Maar als je deze benadering toepast in een maatschappelijke omgeving, bijvoorbeeld op wijkagenten of verpleegkundigen, gaat dat mis. De thuiszorg is geen bedrijf. Wanneer je daar te veel controle op wilt uitoefenen en precies gaat voorschrijven welke handelingen moeten worden uitgevoerd, worden de neveneffecten te groot. Met name na de val van de Berlijnse Muur is dat bedrijfsdenken volledig doorgeslagen en de negatieve gevolgen daarvan worden steeds meer zichtbaar. Sinds de Paarse kabinetten wordt zelfs het land gerund als een business.
Een organisatie kan niet organiseren of samenwerken, alleen mensen kunnen dat, stelt u, om vervolgens een lans te breken voor het traditionele concept van de werkgemeenschap. Wat bedoelt u daarmee?
Vanuit die waarneming kun je een andere samenwerkingsdynamiek ontwaren, die van de werkgemeenschap. De bedrijfskunde is heel geschikt om de processen op de achtergrond te organiseren, maar niet om vakmensen aan te sturen. De Rijnlandse traditie biedt vakmensen veel meer ruimte. Het daaruit ontwikkelde economische model vereist een decentrale besturingsfilosofie, waarin de vakmensen en hun gezamenlijk doel centraal staan. Dat gaat over organisatiegrenzen heen. Je bent een club omdat je samen iets doet, niet omdat je baas het zegt. Dat lijkt op het idee van de traditionele werkgemeenschap. Wanneer je naar een moderne thuiszorgorganisatie kijkt, zie je dat die alleen goed werkt als het stuur aan de voorkant zit, bij de mensen die middenin de sociale dynamiek zitten. Daar zitten voor die mensen vitale samenwerkingsrelaties als je je richt op kwaliteit van leven en verder wilt kijken dan zorg als technisch handelen, ‘zorg leveren’. Daartoe ontwikkelen ze allround vakmanschap en ze moeten kunnen rekenen op een organisatie wanneer ze die nodig hebben. Wanneer een organisatie zichzelf te belangrijk maakt, draait de zaak om en zal de klant nooit echt centraal komen te staan.
Is dat wat u bedoelt met ‘de hark voorbij’? Dat we de organisatie niet voorop moeten zetten?
Natuurlijk. Er is een bekende serie op de Rotterdamse stadszender over wat er allemaal misgaat als dat gebeurt. Denk aan de lantaarnpaal die middenin een parkeervak wordt geplaatst. Wanneer zoiets gebeurt, belooft de wethouder meteen een rapport te laten opstellen. Terwijl het zo simpel is: de werklieden die dat doen, worden erop afgerekend als ze hun opdrachten niet naar de letter uitvoeren. In het bedrijfsleven zie je dat toch minder. De farmaceut die ik laatste bezocht, zei: ‘Ik heb geen plek voor mensen die zich niet willen ontwikkelen.’ Daar wordt gebruikmaken van de ritsel- en regelruimte sterk aangemoedigd, ook al is dat bedrijf onderdeel van een Amerikaans farmaceutisch bedrijf en is de foutentolerantie praktisch nul. Bij overheidsinstanties zie je dit soort tegengif niet of nauwelijks. Je ziet het ook aan de zorgsector. Daar hebben ze het tegenwoordig ook al over ‘productie’. Hoe komen ze erbij, productie in een ziekenhuis? Nog zoiets: het curriculum op scholen. Daar zou de leerling ook centraal staan, maar o wee als je niet voldoet aan het curriculum. De logica is echt met die mensen op de loop gegaan.
Het concept van de werkgemeenschap, een samenwerkingsverband tussen vakmensen, is toch iets anders dan bijvoorbeeld een coöperatie, stelt u vast. Kunt u dat uitleggen?
Wij zijn met een groep geïnteresseerden op bezoek geweest in Mondragón, een Baskisch dorp waar alle economische activiteiten plaatsvinden in coöperaties. Dat klinkt veelbelovend, maar daar is toch iets eigenaardigs aan de hand. Die coöperaties zijn weliswaar feitelijk eigendom van alle werknemers, maar hebben toch een industriële ordening aangenomen. Wanneer je een willekeurige arbeider vraagt - zoals ik heb gedaan - naar zijn ervaringen, beleeft hij zijn invloed niet wezenlijk anders dan andere arbeiders. Mijn conclusie is dat het Rijnlands principe niet afhankelijk is van het eigenaarschap, maar van de ordening van de activiteiten. Ook in een coöperatie kan de hark gewoon bestaan. Het idee van de werkgemeenschap, een langdurig samenwerkingsverband tussen mensen die op elkaar willen bouwen om een gezamenlijk doel te bereiken, biedt daarom in mijn ogen veel meer perspectief. Wanneer besturing en uitvoering in dezelfde hand liggen, en wij de dingen zelf doen, hebben wij geen hark nodig. Zo is het eeuwenlang gegaan en dat heeft altijd uitstekend gewerkt. Het is de enige constante als het om organiseren gaat en met de hark zijn we aardig op weg die te vernietigen.
Hoewel u vaststelt dat het Angelsaksisch model nog steeds terrein wint ten opzichte van het Rijnlands denken, bent u niet somber gestemd. Hoe komt dat?
Je ziet her en der een kentering in het denken en dat geeft de burger moed. De opkomst van Donald Trump en Bernie Sanders in de Verenigde Staten laat zien dat de Amerikaanse burgers genoeg hebben van de macht van de grote bedrijven. Er lijkt een emancipatiebeweging op gang te komen van mensen die zich hebben beijverd een vak onder de knie te krijgen. De Rijnlanden lopen hierin ver voorop op de Angelsaksische wereld. Door de verregaande bedrijfswaan heeft met name in de VS een deel van de maatschappij de macht over een ander deel gekregen. Er is een soort neo-feodaal systeem ontstaan, zelfs de democratie is door de lobbyisten van het bedrijfsleven gekaapt. Daardoor is er een gevaarlijke eenvormigheid ontstaan; zelfs de kloosters in de Middeleeuwen kenden meer variatie in het aantal besturingssystemen dan nu. Dat zijn beslist gevaarlijke uitwassen van de bedrijfswaan. Door de crisis van 2008 is er wel een kentering ontstaan. Zelfs in het laatste Regeerakkoord, waarin het over de participatiesamenleving gaat, zie je daar de sporen van terug. Dat spreekt over het belang van wat omschreven wordt als de voorste linie. Maar de bedrijfswaan is lastig uit de hoofden te krijgen. Het is geen geïsoleerd fenomeen, het zit in de haarvaten van de samenleving.
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.