Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Douglas Rushkoff

‘Ziek zijn is nuttiger dan een boswandeling’

In Life Inc. stelt de Amerikaanse auteur Douglas Rushkoff dat multinationals zich gedragen als de koloniale bedrijven van weleer. De invloed van het grootkapitaal ontmantelt de gemeenschap en dwingt mensen om te denken als een onderneming. ‘Elk moment dat je niet consumeert of produceert is een belasting op het BNP.’

Jeroen Ansink | 2 april 2010 | 4-6 minuten leestijd

U meent dat de wereld een onderneming is geworden. Waar komt die gedachte vandaan?

Een paar jaar geleden ben ik voor mijn huis in Brooklyn met een pistool bedreigd en beroofd. Toen ik het incident vermeldde op een blog voor buurtbewoners, kreeg ik tot mijn stomme verbazing geen medeleven, maar juist boze reacties. Ik had namelijk mijn adres vermeld, en mijn buren vonden dat ik daarmee de huizenprijzen in de straat onder druk had gezet. Ze maakten zich meer zorgen over de waarde van hun huis dan over de veiligheid van de omgeving, omdat ze onroerend goed in eerste instantie als een investering beschouwden, en niet als een plek om te wonen. Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat de wereld zich gedraagt als een onderneming. We hebben onze economische, juridische, en zelfs sociale structuren aangepast aan de prioriteiten van het bedrijfsleven. In plaats dat corporaties zich aanpassen aan de behoeften van mensen, laten we ons dicteren door het dogma om waarde te creëren.

Wat heeft u tegen bedrijven?

Op zich niets. We hebben ondernemingen nodig, zeker in deze complexe wereld. Het probleem is alleen dat door de invloed van het bedrijfsleven steeds meer niet-commerciële activiteiten in de verdrukking dreigen te komen. In de logica van een onderneming is elk moment van de dag dat je niet produceert of consumeert een belasting op het bruto binnenlands product. Het voeren van een goed gesprek of het maken van een boswandeling heeft geen economische waarde. In dat opzicht is zelfs ziek zijn nuttiger, want patiënten geven tenminste nog geld uit.

Hoe heeft het zover kunnen komen?

Dit proces is begonnen in de Renaissance, toen de adel door de opkomst van de koopmansklasse relatief armer werd. De aristocratie besloot daarop om zelf het bedrijfsleven in te stappen. Ze deed dat door zakelijke statuten te verstrekken waarmee ze ondernemers een monopolie gaf in ruil voor een deel van de opbrengst. Dankzij dit gebrek aan concurrentie kon een bedrijf als de Verenigde Oost-Indische Compagnie, dat het alleenrecht had op de handel met de kolonieën, enorme winsten opstrijken. De adellijke aandeelhouders wisten zich op deze manier verzekerd van een centraal gezag, waarbij de groeiende macht van de kooplieden in hun voordeel werkte, in plaats van tegen hen. Dit systeem werkte eeuwenlang prima, maar is nu ontspoord. Met het verdwijnen van de koloniën opereren multinationals inmiddels ook op lokaal niveau. Hun werkwijze is echter niet veranderd, want ze gebruiken hun monopoliepositie nog steeds om aan die markten zoveel mogelijk waarde te onttrekken.

Maar we hebben toch een vrije markt waarin concurrentie gegarandeerd is?

Strikt genomen is dat correct. Maar sommige bedrijven zijn zo groot dat er wel degelijk concurrentievervalsing optreedt. Een onderneming als Wal-Mart kan bijvoorbeeld een stuk goedkoper lenen dan een dorpskruidenier, omdat ze door banken als een lager kredietrisico wordt gezien. Met een miljardenomzet kan Wal-Mart kan bovendien betere inkoopprijzen bedingen. Zelfs regulering werkt in het voordeel van multinationals. Toen de Amerikaanse regering de verordening uitvaardigde om speelgoed uit China te testen op loodhoudende verf, gingen de grote spelers zonder morren akkoord. Waarom? Omdat de kosten zo hoog waren dat kleine speelgoedfabrikanten daar niet mee konden concurreren. De overheid draagt op die manier nog steeds bij tot de monopoliepositie van de grote bedrijven. Met de beste bedoelingen, maar toch.

Zijn we als consument niet gewoon medeplichtig? De situatie die u beschrijft, kan niet bestaan zonder de actieve medewerking van de klant.

Mensen blijken hun rol van consument heel goed te kunnen scheiden van die van burger. Daarmee werken we actief mee aan de ontmanteling van de gemeenschap. Als ik mijn medicijnen voortaan bij Wal-Mart koop in plaats van bij de lokale drogist ben ik weliswaar goedkoper uit, maar ik zal die persoon vanuit een schuldgevoel ook in andere situaties gaan mijden. Ik ga bijvoorbeeld niet meer naar oudervergaderingen, zodat ook de school van mijn kinderen te lijden heeft. Uiteindelijk zijn we duurder uit: de mensen die hun baan hebben verloren, moeten voor een lager salaris aan de slag bij Wal-Mart, de buurt wordt minder vriendelijk, zodat uiteindelijk ook de huizenprijzen onder druk komen te staan.

Is het mogelijk om de klok terug te draaien?

Het is geen kwestie van barricades en massaprotesten. Het gaat om microbeslissingen. Als je in een slechte buurt woont, kun je besluiten om harder te gaan werken zodat je je kind naar een privéschool kunt sturen. Je kunt die tijd ook gebruiken als vrijwilliger om de openbare school in je eigen gemeenschap te verbeteren. Daarmee leer je meer mensen kennen, werk je mee aan een vriendelijker buurt, waardoor ook de waarde van je huis zal stijgen. De vicieuze cirkel kan net zo snel weer gebroken worden.

Wat kunnen managers doen?

Dat hangt af van de sector. Retailers moeten beseffen dat persoonlijk contact hun enige voordeel boven het internet is. Sommige ketens mogen duizend filialen hebben, maar elk daarvan moet organisch gekoppeld zijn aan de belangen van de gemeenschap. Warenhuis Macy’s houdt bijvoorbeeld elk jaar met Thanksgiving een parade in New York. Daarmee laat het zien dat het deel uitmaakt van de stad. Een andere mogelijkheid is dat werkgevers hun personeel gedeeltelijk uitbetalen in een alternatieve valuta die alleen lokaal besteed kan worden. Dat is een prima manier om de middenstand van een gemeenschap te beschermen.

Dat klinkt als een herwaardering van het socialisme.

Dat krijg ik wel vaker te horen, maar zo ging het betalingsverkeer er in de Middeleeuwen ook aan toe. In dat opzicht lijkt ons systeem van staatsgecontroleerde valuta veel meer op socialisme. Ik pleit alleen voor meer verbondenheid.

Over Jeroen Ansink

Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden