Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

De wereld van academici: Ontsnappen aan een incestueus circuit

Er is een groeiende kloof tussen wat business-professoren denken en wat managers doen. Hier en daar proberen academici het gat te dichten. 'We moeten allemaal als Da Vinci worden.'

Jeroen Ansink | 13 mei 2019 | 7-10 minuten leestijd

Donald Hambrick verwoordde de wereldvreemdheid van veel managementwetenschappers misschien nog het best. ‘Elke augustus komen we samen om met elkaar te praten,’ sprak de president van de overkoepelende Academy of Management de jaarlijkse conferentie in 1994 toe. ‘Gedurende de rest van het jaar lezen we elkaars artikelen in onze tijdschriften en schrijven we onze eigen verhandelingen, zodat we de volgende augustus opnieuw een gehoor hebben.’ Hambrick noemde zijn vakgebied daarop 'een incestueus, gesloten circuit'.

Vijfentwintig jaar later bestaat die echokamer nog steeds, zegt Prof. Herman Aguinis van George Washington University. De hoogleraar Organisatiegedrag en Human Resource Management publiceerde in het maartnummer van het tijdschrift Academy of Management Learning & Education een artikel waarin hij onderzocht welke managementwetenschappers het vaakst worden geciteerd en waar. Het bleek dat onderzoekers die het meeste invloed hebben in wetenschappelijke tijdschriften nauwelijks worden aangehaald in studieboeken, en vice versa.

De discrepantie tussen wat academici onderzoeken en managementstudenten lezen is de afgelopen jaren zelfs toegenomen, aldus Aguinis: ‘Met name de jonge generatie publiceert bijna exclusief voor andere wetenschappers. Dat wordt ook aangemoedigd door de universiteiten waaraan ze verbonden zijn. Hoe vaker ze geciteerd worden in de topbladen, hoe groter de kans op tenure.’ Zo'n vaste aanstelling is niet zomaar een prikkel. ‘Als je die niet krijgt, is het meestal einde oefening voor je carrière: je moet de universiteit verlaten, en vaak ook de stad of zelfs de staat waarin je woont. Geen wonder dat gespecialiseerd en weinig toegankelijk onderzoek de hoogste prioriteit heeft.’

Een tweede probleem is dat wetenschappelijke inzichten die wél relevant zijn vervolgens niet doordringen tot het bedrijfsleven. Aguinis: ‘Managers zijn praktijkmensen. Je kunt niet verwachten dat de doorsnee bestuurder een academisch tijdschrift openslaat en de toegepaste methodieken en statistische modellen begrijpt.’

Die kloof tussen theorie en praktijk valt ironisch genoeg samen met de professionalisering van het vakgebied. ‘Veertig jaar geleden waren business schools plekken waar serieus onderzoek bijna niet plaatsvond. Publicaties uit die tijd waren vaak gebaseerd op een interview met een handjevol CEO's, en gingen nauwelijks dieper dan een krantenartikel. Maar naarmate MBA-opleidingen economen, psychologen, en andere sociale wetenschappers gingen aantrekken, is de kwaliteit verbeterd. Met als gevolg een golf aan publicaties die steeds rigoureuzer, maar steeds minder relevant zijn.’

Een achterstand van vijf jaar

Het vacuum wordt vaak gevuld door theorieën die weliswaar aannemelijk klinken, maar niet noodzakelijk waar zijn. Zo ontbreekt voor de grote ideeën van dit moment, denk aan agile, lean, scrum en canvas, vooralsnog een gedegen wetenschappelijke basis. ‘Het is wat makkelijker om een framework neer te zetten en te verkopen als iets dat werkt, als je het vervolgens niet ook hoeft te bewijzen,’ zegt Prof. Dirk van Dierendonck, hoogleraar Human Resource Management en vice-decaan van de Rotterdam School of Management. ‘Ik zeg niet dat die modellen geen waarde hebben, maar voordat je daar als academicus een uitspraak over kunt doen moet je eerst een studie doen, hierover een artikel schrijven, en dat vervolgens publiceren in een gerenommeerd tijdschrift, zodat ook je collega's een oordeel kunnen vellen. Consultants zijn over het algemeen veel minder terughoudend in het suggereren van causale verbanden.’

Het vakgebied loopt daardoor standaard 'vijf á tien jaar' achter op het bedrijfsleven, zegt Prof. Martin Parker, hoogleraar management aan de Universiteit van Bristol en auteur van Shut Down the Business School. ‘Veel van die trends zijn sowieso niet meer dan slappe metaforen, die ontzettend veel tijd kosten om te ontkrachten. En tegen de tijd dat dat gelukt is zijn we al weer toe aan de volgende bevlieging. Herinner je je het concept business process reengineering nog? In de jaren negentig was dat dé manier om ondernemingen te reorganiseren. Nu hoor je daar niemand meer over.’

Daarnaast is wat wèl beklijft vaak oude wijn in nieuwe zakken, aldus Parker. ‘Stromingen als agile en lean zijn de zoveelste poging om een balans te vinden in het eeuwige spanningsveld tussen bureaucratie en flexibiliteit. In wezen gaat de discussie in het bedrijfsleven al meer dan honderd jaar over hetzelfde thema: draait het in organisaties om regels of om mensen? Het antwoord is natuurlijk: allebei. Maar dat is typisch iets voor een academicus om te zeggen. Vandaar ook de aantrekkingskracht van de goeroes. Die weten zoiets veel spannender op te schrijven.’

YouTube

Ook Van Dierendonck erkent dat de conclusies van managementwetenschappers soms 'wat saai' worden opgediend. Om het onderzoek van RSM toegankelijker te maken richtte de school in 2009 een eigen tijdschrift op dat, net als de Harvard Business Review en MIT Sloan Management Review in de Verenigde Staten, korte samenvattingen geeft van doorwrochte wetenschappelijke artikelen. Het initiatief werd vijf jaar later uitgebreid met een medium dat tot dan toe nauwelijks werd toegepast in de businessschoolwereld: een eigen YouTube-kanaal. ‘Evidence based onderzoek is natuurlijk heel belangrijk, maar wat je als manager wil weten is: wat kan ik ermee?’ aldus Van Dierendonck. ‘Het blijkt dat bestuurders niet altijd dingen lezen, en liever een korte video kijken. Vandaar het idee om de essentie van onze publicaties op een visuele manier uit te leggen.’

Het YouTube-kanaal bevat ook inzichten van Van Dierendonck zelf. Zo is hij in een filmpje dat dienend en transformationeel leiderschap met elkaar vergelijkt te zien in een dubbelrol: strak in het pak om een transformationeel leider te spelen, in een colbertje zonder das om de kenmerken van een dienende leider op te sommen. ‘Zo'n special effect is een aardige manier om het verschil te laten zien.’

Ook Herman Aguinis van George Washington University bedient zich van innovatieve manieren om zijn werk aan een breder publiek te presenteren. Dit voorjaar komt zijn boek Performance Management for Dummies uit, waarin hij de bevindingen uit zijn eigen vakgebied op een zo toegankelijk mogelijke manier heeft vertaald. Schrijven voor een massa-publiek was geen sinecure: ‘Ik ben niet getraind om eenvoudige taal te bezigen zonder simplistisch te worden. Maar managementwetenschap is een complexe baan geworden, waarbij je niet alleen onderzoek doet, MBA-studenten onderwijst en post-docs begeleidt, maar ook in commissies zit, presentaties op conferenties geeft, studieboeken schrijft en toegankelijke samenvattingen van je eigen publicaties maakt. Het idee dat we ons kunnen opsluiten in onze ivoren toren en de hele zomer vrij kunnen nemen is al lang geleden achterhaald. Om succesvol te zijn moeten we allemaal als Leonardo da Vinci worden: van alle markten thuis.’

Samenwerking met bedrijven

Ten slotte kan ook het bedrijfsleven een steentje bijdragen aan het relevanter maken van managementonderzoek. Al was het alleen maar omdat veel ondernemingen geld verspillen aan adviezen van consultants die bij nader inzicht niet meer dan nattevingerwerk zijn. Aguinis wijst op het internetbedrijf Google, dat 'een heel leger' aan management-PhD's in dienst heeft genomen. ‘Die spitten niet alleen de academische lectuur door om de nieuwste inzichten te herschrijven in een taal die voor hun eigen bestuurders begrijpelijk is, maar doen ook hun eigen research.’

En voor organisaties die niet het budget hebben om evidence based onderzoek in eigen beheer te financieren zijn er altijd nog andere creatieve manieren te vinden om de benodigde kennis binnen te halen, aldus Aguinis. ‘Er is bijvoorbeeld nog nauwelijks samenwerking tussen het bedrijfsleven en business schools. Succesvolle alumni en grote ondernemingen geven soms geld voor studiebeurzen of om een gebouw naar hen te benoemen, maar daar blijft het meestal bij.’ Managementwetenschappers doen er wat hem betreft goed aan om te kijken naar de bètafaculteiten, zoals biologie, medicijnen en nanotech. ‘Daar zie je dat theoretisch onderzoek pas echt wordt afgestemd op de praktijk.’

Academics as usual geen optie meer

Nee, hij pleit er niet voor om de managementwetenschapen maar helemaal af te schaffen. Maar met zijn boek Shut down the Business School wil Martin Parker wel gezegd hebben dat zijn vakgebied niet alleen qua onderwijs, maar ook wat betreft onderzoek aan een grondige herziening toe is. ‘Het merendeel van de dertienduizend business schools in de wereld gaat uit van de gedachte dat het kapitalisme onvermijdelijk is, en dat de financiële en juridische technieken om het systeem te runnen een vorm van wetenschap zijn,’ zegt hij. ‘Die vooronderstelling klopt gewoonweg niet.’

In plaats van te schrijven voor collega's of hun oren te laten hangen naar het bedrijfsleven zouden managementwetenschappers veel meer een ethische en politieke agenda moeten nastreven, aldus Parker. Academisch onderzoek dient volgens hem gericht te zijn op het oplossen van specifieke problemen, om te beginnen met de vraag hoe managers kunnen bijdragen aan een groene economie. ‘Bijna alle CO2-uitstoot verloopt in een of andere vorm via het bedrijfsleven, of het nu gaat om de productie van olie, het bouwen van huizen, of om het verschepen van containers. Dat idee zie je in publicaties echter nauwelijks terug. Studies die eeuwigdurende groei als een vanzelfsprekendheid aannemen zouden niet gefinancierd moeten worden. Academics as usual is geen optie, omdat business as usual dat ook niet is.’

Deel van het probleem is dat de meeste managementwetenschappers hardnekkig vasthouden aan de (beursgenoteerde) mega-onderneming als het ideale economische model, aldus Parker. ‘Er is nauwelijks onderzoek naar bijvoorbeeld de coöperatie. Terwijl organisatievormen waarbij de werknemers tevens de eigenaar zijn waarschijnlijk veel duurzamer zijn.’

Over Jeroen Ansink

Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden