Chinezen noemen u een ei: wit van buiten, geel van binnen.
Ja, haha. Ze zijn me een beetje als henzelf gaan zien, al ben ik me altijd Europees en Belgisch blijven voelen. Maar door er twintig jaar te wonen en te werken heb ik inderdaad een heel ander China leren kennen, een land dat de gemiddelde westerling nog grotendeels onbekend is.
De meeste mensen denken dat het land zo druk is met een inhaalslag dat essentiële zaken als het milieu, de consumentenveiligheid, en de mensenrechten erbij inschieten.
Dat is het beeld, en ik ga niet beweren dat daar geen kern van waarheid in zit. Maar het idee dat de overheid orkestreert en dat de rest van het land simpelweg volgt is te kort door de bocht. Mijn ervaring is dat China’s veranderingen juist ‘bottom-up’ tot stand komen, voortgedreven door burgers die een beter leven willen en ondernemers die daar heel slim op inspelen. Het punt is alleen dat de ontwikkelingen vaak sneller gaan dan de wetgeving het kan bijhouden. Een bedrijf als Alibaba, gigant op het gebied van e-commerce en financiële diensten, heeft bijvoorbeeld tien jaar in de illegaliteit gewerkt voordat het effectief gereguleerd kon worden. Maar wat we nu zien is dat die discrepantie allengs kleiner wordt. China krijgt meer en meer de mogelijkheid om de wereld te beïnvloeden, terwijl het westen steeds minder concurrerend wordt. Met als gevolg dat China's nieuwe normaal op allerlei gebieden ook voor ons de toon gaat zetten, van openbare veiligheid en retail, tot aan financiën en gezondheidszorg.
Met dank aan gestolen intellectueel eigendom, is de kritiek.
Het is een westerse denkfout om er vanuit te gaan dat het China van vandaag ook dat van morgen is. Vergeet niet dat het land pas dertig jaar aan het innoveren is, en dat sommige veranderingen wat tijd nodig hebben. Voor mij is de simpele vuistregel: op het moment dat China zelf die problemen ervaart, dan lossen ze die op. Het beschermen van intellectueel eigendom staat hoog op de agenda, niet zozeer omdat buitenlanders daar last van hebben, maar omdat 95 procent van de rechtszaken op dat vlak inmiddels worden uitgevochten door Chinezen onderling.
Speelt hier ook niet een stukje protectionisme mee?
De reden dat Chinese ondernemers zo concurrerend zijn, is omdat ze niet slapen. In het westen richten we ons doorgaans eerst op een bepaalde expertise of technologie, om dan pas een strategie naar de markt te zoeken. Chinese bedrijven laten zich daarentegen vooral leiden door wat de klant wil. Het is niet onvoorstelbaar dat een speldenfabriek ineens fietsen gaat maken, als de markt daarom vraagt. Ik merkte het ook met mijn bedrijf. Elke keer als ik een nieuw softwareproduct uitbracht, had ik er binnen twaalf maanden dertig concurrenten bij, en sommige waren gewoon veel beter. Niet zozeer omdat ze mijn idee gekopieerd hadden, maar omdat ze een kans zagen, en er vervolgens op waren gesprongen. Je moet dan ook continu over je schouder kijken, anders word je weggevaagd.
Moeten Europese bedrijven in dat opzicht meer gaan lijken op hun Chinese concurrenten?
We kunnen heel veel van China leren, maar ik denk dat het belangrijker is dat we onze sterke punten niet uit het oog verliezen. Westerse bedrijven zijn over het algemeen bijvoorbeeld veel beter in Research & Development. Niet alleen omdat president Xi Jinping onafhankelijke onderzoekers uit censuuroverwegingen aan banden legt maar ook omdat ondernemers doorgaans zo gehaast zijn dat alleen de grote bedrijven de luxe hebben om de diepte in te gaan. Daarnaast hebben we ook een voorsprong op het gebied van teamwork. Chinese organisaties worden gekenmerkt door een top-down leiderschapsstructuur, met een baas die beslist en een heleboel mensen die het uitvoeren. Die hebben allemaal hun eigen specialisme en de drang om te scoren, met als gevolg dat niemand de bal doorgeeft. Dat is ook de reden dat Chinese voetbalploegen over het algemeen zo slecht presteren, haha.
Wat raadt u managers aan? Moeten ze in China de aanval zoeken of zichzelf in Europa juist verdedigen?
Geen van beide. Het klopt dat een economie van 1,4 miljard mensen enorme mogelijkheden biedt, maar als je niet bereid bent om hard tegen hard te spelen, en China daarnaast als een van je top drie afzetmarkten te zien, dan is de kans op slagen klein. Een defensieve strategie zou ik ook niet aanraden, want door jezelf te beschermen, zul je je vijand niet leren kennen. De angst voor China werkt bovendien verlammend, en niets zo slecht voor ondernemers dan een afwachtende houding te hebben in een wereld die dubbel zo vlug draait. De beste manier om inzicht te krijgen in China’s nieuwe normaal is door met Chinese ondernemingen samen te gaan werken. Daar ligt een wereld aan mogelijkheden, want ze zijn naarstig op zoek naar partners. Kijk naar autofabrikant Geely die met de overname van Volvo in 2010 het bedrijf weer op de rails heeft gezet.
Blijft de vraag of we die ondernemingen wel kunnen vertrouwen. Zo worstelt het Nederlandse bedrijfsleven met de vraag of het in zee moet gaan met 5-G provider Huawei, uit angst dat onze data rechtstreeks worden doorgesluisd naar de Chinese overheid.
En dat terwijl Huawei de meest geavanceerde infrastructuur van de wereld biedt, veiliger nog dan de netwerken van Nokia en Ericsson. Huawei zelf blijft volhouden dat het niets met de overheid te maken heeft, maar wie durft dat te geloven? En dat is de ironie: juist het systeem dat het minst te hacken is, wordt het minst vertrouwd. Ik zal niet ontkennen dat de Chinese overheid een lokaal bedrijf kan dwingen om de data van hun klanten door te spelen. Maar tijdens mijn verblijf in het land heb daar ik geen enkel voorbeeld van gezien, behalve dan als er sprake was van een crimineel feit.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.