Volgens schrijver F. Scott Fitzgerald zijn er geen tweede aktes in Amerikaanse levens. Waarom rust er zo'n taboe op productief ouder worden?
De Verenigde Staten hebben, net als West-Europa, een fascinatie met vroege prestaties. Snelle algoritmische vaardigheden, die vooral aan jongeren zijn voorbehouden, leveren in sectoren als Silicon Valley en Wall Street bijvoorbeeld goud geld op. Laatbloeiers steken daar doorgaans wat magertjes bij af. Je heft een schilpad nu eenmaal niet op een voetstuk. Overigens deed Scott Fitzgerald zijn uitspraak als alcoholistische veertiger, toen zijn hoogtijdagen ver achter hem lagen en hij verbitterd was over zijn eigen gebrek aan perspectief. In werkelijkheid worden we steeds vaker gezond oud. Daarmee zijn veel mensen ook op latere leeftijd nog productief.
Productief genoeg om te kunnen concurreren met jongeren?
Uit neurologisch onderzoek blijkt dat mensen veel flexibeler zijn dan gedacht, en dat het menselijke brein zich ook in volwassen staat blijft ontwikkelen. Dat manifesteert zichzelf niet zozeer in betere, alswel in ándere vaardigheden. Zo zijn we op onze achttiende het snelst in het verwerken van informatie en piekt het kortetermijnsgeheugen als we rond de vijfentwintig zijn. Maar de kwaliteiten die iemand tot een leider maken, zoals empathie, communicatievaardigheden of wijsheid, vergaren we pas volledig als we de veertig of vijftig zijn gepasseerd.
Toch lijkt het bedrijfsleven zijn oudere werknemers liever kwijt dan rijk te zijn.
Dat komt omdat veel ondernemingen er een up or out-benadering op nahouden, waarbij mensen óf promotie maken, of de laan uitvliegen. Dat werkt prima totdat het bedrijf beseft dat het wel erg veel betaalt voor een functie die net zo goed door een vijftien jaar jongere werknemer kan worden vervuld. De betere werkgevers beseffen echter dat hun veteranen in een bescheidener positie en tegen een lager salaris nog heel veel te bieden hebben, bijvoorbeeld in de rol van interne adviseur. Maar zo'n transitie gaat dikwijls gepaard met een moeilijk gesprek, waarbij de personeelsafdeling zich al snel vatbaar maakt voor beschuldigingen van leeftijdsdiscriminatie. Vandaar dat veel CEO's er liever voor kiezen om hun oudere werknemers via de reguliere weg te lozen.
U bent zelf ook een laatbloeier.
Ja-ha. Na mijn middelbare school werd ik weliswaar toegelaten aan Stanford, maar mentaal was ik daar nog helemaal niet klaar voor. In plaats van te studeren zat ik liever in de universiteitsbibliotheek met een oude jaargang van Sports Illustrated, waardoor ik op mijn eenentwintigste door geen enkele werkgever serieus werd genomen. Ik heb jarenlang de meest lullige baantjes gehad, van afwasser en typist tot nachtportier, totdat ik op mijn 26e aan de slag kon als technisch schrijver bij een onderzoeksinstituut. Pas toen kreeg ik het gevoel dat mijn brein wakker begon te worden. Op mijn 34e was ik mede-oprichter van Silicon Valleys eerste zakenblad, wat de basis legde voor een carrière in de journalistiek. Toen bleek ook dat al die uren in de bieb geen verloren tijd was geweest: ons business magazine werd een hit omdat het de formule volgde van mijn favoriete sportblad. Ik besefte dat ik als onrijpe student slechts mijn natuurlijke nieuwsgierigheid had gevolgd, en dat ik daar jaren later de vruchten van kon plukken.
Bedoelt u daarmee dat jongeren zich buiten de gebaande paden moeten begeven?
Met vroeg succes is op zich niets mis, mits we het hebben over de Mozarts en de Mark Zuckerbergs van de wereld, mensen die hun eigen roeping volgen. Waar ik me zorgen om maak zijn de kinderen die door hun ouders in een keurslijf van studie en buitenschoolse activiteiten worden gedwongen om hun kansen op de arbeidsmarkt zo groot mogelijk te maken. Wie zijn of haar natuurlijke nieuwsgierigheid op jonge leeftijd inruilt voor een te nauwe focus krijgt die onbevangenheid vaak niet meer terug. Dat gebrek aan flexibiliteit maakt ze professioneel gezien op den duur juist kwetsbaarder. De ironie is namelijk dat de vaardigheden die op jongere leeftijd het meest ontwikkeld zijn, zoals het snel kunnen verwerken van informatie, de grootste kans hebben om te worden overgenomen door kunstmatige intelligentie. Het is wat dat betreft veel beter om jongeren na de middelbare school op een tussenjaar te sturen, zodat ze hun eigen ambities en capaciteiten kunnen ontdekken. Of laat ze eerst een vak leren, zoals lassen of timmerkunst, waar de concurrentie van machines ook in de toekomst miniem zal zijn. Naar de universiteit kun je altijd nog.
Welk advies heeft u voor het bedrijfsleven?
Dat ze de carrières van hun mensen als een boog gaan zien, en niet als een steile lijn die gevolgd wordt door een afgrond. Mensen die aan het eind van hun professionele leven staan weten hoe je deuren moet openen en waar de valkuilen in de organisatie zich bevinden. Ze hebben doorgaans minder geldingsdrang en zijn goed in het bouwen van consensus. Dat maakt ze perfecte coaches, iets waar het bedrijfsleven een enorme behoefte aan blijkt te hebben. De onlangs overleden vaderfiguur Bill Campbell heeft als adviseur van Silicon Valleys topbedrijven bijvoorbeeld zoveel waarde toegevoegd dat hij door Google-CEO Eric Schmidt liefkozend de coach van een biljoen dollar wordt genoemd. Of kijk naar voormalig Cisco-CEO John Chambers, die als angel investor op zijn zeventigste nog kampeertrips organiseert om veelbelovende ondernemers levenslessen bij te brengen.
Tegelijkertijd is Silicon Valley nog steeds berucht om haar leeftijdsdiscriminatie. In hoeverre zijn ondernemingen zich van het potentieel van hun oudere garde bewust?
Aan de ene kant nog veel te weinig. Zo houdt slechts tien procent van de Fortune 500-ondernemingen in hun diversiteits- en inclusiviteitsprogramma's rekening met de factor leeftijd. En startups in Silicon Valley zijn inderdaad ontworpen om razendsnel op te schalen, wat vooral de jongere werknemer bevoordeelt. Maar als je kijkt naar B2B-bedrijven die doorwrochte oplossingen bieden voor complexe problemen, dan zie je dat daar de senioren juist domineren. Alleen lees je daar niet zoveel over. Ondernemingen met piepjonge leiders als Facebook en Uber zijn gewoon veel leuker om over te schrijven.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.