Dergelijke boeken, die hun bestaansgrond vinden in de wens studenten op universiteiten of business schools te martelen, kenmerken zich door een obsessie met volledigheid. Alle aspecten van het te behandelen onderwerp moeten de revue passeren. Als er door een speling van het lot een nieuw aspect opduikt, dan is er altijd de mogelijkheid van een nieuwe, natuurlijk geheel herziene en spectaculair verbeterde editie. Koste wat het kost moet vermeden worden dat het boek het predikaat ouderwets krijgt toebedeeld. Door de laatste snufjes ook te vermelden wordt dat vermeden.
Het gevolg is dat men schaamteloos kan vasthouden aan de vele honderden pagina's die niets anders bevatten dan dezelfde oude taaie kost. De denkwijze die achter dergelijke boeken schuil gaat, is geheel additief. Voeg dit onderwerp toe en misschien ook nog dit onderwerp en klaar is Kees.
Fundamenteel doordringen in de materie of in de uitdagingen die het nieuwe met zich meebrengt, is er niet bij, laat staan een poging om te reflecteren op de vraag in hoeverre het oude niet bedreigd wordt door het nieuwe. Vermelden is genoeg. Het zal inmiddels wel duidelijk zijn.
Ik heb een groot wantrouwen tegen handboeken. In het algemeen hebben deze boeken niet de bedoeling om te worden gelezen. Nogmaals, studenten moeten ermee gemarteld worden. Dat wil zeggen: met behulp van dergelijke boeken kunnen ze allerlei dingen uit het hoofd leren. Daartoe heeft ieder hoofdstuk dezelfde saaie structuur en daartoe staat het boek, indachtig hun additieve stijl, vol met lijstjes. Die lijstjes bevatten tips waar je rekening mee moet houden als je een goede manager wilt worden.
Ik heb natuurlijk niets tegen lijstjes, maar als lijstjes het betoog gaan vervangen dan wordt het wat anders. Dan begint het boek steeds meer te lijken op de saaie bureaucratie waarvan het ook in menig ander opzicht de representatie is. Denk maar eens aan de kaften van dergelijke handboeken: abstractie, formalisme en objectiviteit staan voorop, iets wat nog eens versterkt wordt door de oeverloze titels: Marketing Management, Corporate Finance, Organizational Analysis en in mijn handen heb ik nu een boek met de adembenemende titel 'International Management'. Mead is verbonden aan de University of London, waar hij als directeur werkzaam is op de School of Oriental and African Studies.
Zoals de achterkant van het boek aangeeft, valt er aan de autoriteit van Mead niet te twijfelen. Hij heeft internationale ervaring opgedaan in uiteenlopende landen, met name in de Derde Wereld. Zijn naam is misschien wel de beste aanbeveling. Iedere antropoloog wordt immers wakker geschud als hij de naam Mead hoort. Zou Richard, zo vraagt hij zich af, niet een verwant kunnen zijn van Margaret Mead, de beroemde cultuurantropologe uit de eerste helft van deze eeuw?
Hoe het ook zij, Richard onderscheidt zich van Margaret in die zin dat hij een vrij vlak en neutraal narratief geconstrueerd heeft rondom internationaal management. Waar ik als student Margaret ooit nog eens las met rode konen omdat ze op zo'n voortreffelijke wijze scherpzinnigheid aan de grootst mogelijk onzin wist te koppelen, daar trek ik bleek weg bij Richard. Het probleem van zijn boek is dat het, net als bijna alle andere handboeken, niet afkomt van zijn obsessie met volledigheid. Daardoor moet de arme lezer en recensent het stellen zonder scherpzinnigheid en onzin.
Slechts een enorme hoeveelheid thema's wordt aangestipt met als gevolg dat je na lezing en doorbladeren van dit boek tot de droevige conclusie komt dat de wereld verdomd ingewikkeld in elkaar zit. Het boek doet niet echt iets met je, want dat alles ingewikkeld in elkaar zit, dat wist ik ook al. Alle bekende oude kost staat erin: van Hofstede (op wie wel heel zwaar geleund wordt) tot Mintzberg en van nationale culturen tot bedrijfsculturen of bemanningsvraagstukken. Het onderwerp wordt vanuit een zeer brede waaier van perspectieven behandeld en daarbij worden ook meer controversiële thema's als nepotisme, patronage en cross-culturele ethiek niet geschuwd. Ook staan er af en toe passages in die ik volledig onderschrijf.
Ik denk hier bijvoorbeeld aan de opmerkingen die Mead in hoofdstuk 6 maakt over de onvermijdelijke morele dilemma's waarmee je als internationaal opererende manager kunt worden geconfronteerd en evenzeer aan zijn (typisch antropologische) afkeer van universalistische benaderingen. Met al deze inzichten, hoewel natuurlijk geenszins uniek, valt goed te leven.
Maar met de ondertoon in dit boek kan ik, net als het geval is bij veel andere, soortgelijke handboeken, veel minder goed uit de voeten. Ik heb zelf een paar jaar in het buitenland gewoond en nooit heb ik er daar aan gedacht om mijn impressies, zoals Mead aanbeveelt, te 'formaliseren en te analyseren'. Nooit heb ik eraan gedacht om 'een coherente verklaring te vinden voor schijnbaar irrationeel gedrag'. En ik kan me niet voorstellen dat business entrepreneurs dergelijke attitudes zouden moeten gaan ontwikkelen. Integendeel zelfs, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een dergelijke schijnobjectiviteit alleen maar op de zenuwen van enkele van mijn zakenrelaties zouden hebben gewerkt.
Kortom, het geloof in een westerse vorm van rationaliteit blijft in dit boek, in weerwil van al zijn nadruk op particularisme, kaarsrecht overeind staan. Nergens wordt dat zo duidelijk als in het pleidooi dat Mead houdt voor internationale MBA-instituten. De MBA, beweert hij, leert mensen universele financiële technieken en bovendien brengt ze mensen niet lokaal gebonden attitudes bij. In die zin zou de MBA een einde kunnen maken aan de conservatieve bedrijfscultuur die inherent is aan familiebedrijven die het hart van veel Oriëntaalse economieën vormen.
Met instemming wordt een Chinese studente geciteerd die baalt van het familiebedrijf van haar vader: 'Ik zie dat mijn vader heel conservatief is en veel fouten maakt. En hij wil het bedrijf de rest van zijn leven runnen. Ik wil de komende dertig jaar niet in frustratie doorbrengen. Ik ga werken voor een Westerse multinational' (p. 388). Hier zit dus mijn probleem met dit boek. Ik begrijp zo'n studente best (althans dat denk ik) en ik wil er in tegenstelling tot relativisten van velerlei soort, ook geenszins voor pleiten dat andere culturen en landen moeten blijven hangen in de hun bekende patronen. Kortom, ik wil anderen de rechten op hun vooruitgang niet ontzeggen.
Maar het uiteindelijke effect van boeken als die van Mead is dat ze achter een façade van diversiteit en pluralisme alleen maar een klemmend beroep doen op meer van hetzelfde.
Over Rene ten Bos
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en honorary professor aan de Universiteit van St Andrews in Schotland. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in kritische management theorieën en heeft gepubliceerd over verschillende onderwerpen, zoals organisatie-ethiek, strategisch management en genderstudies.