Cozijnsen wil gerichter, bewuster en sneller veranderen. Daarvoor verdeelt hij het veranderproces in drie fasen en zes factoren. Als slaagfactoren koppelt hij deze 6 verander-v's aan faalfactoren. Bij de startfase constateert hij bijvoorbeeld dat een kwart of minder van de werknemers in een bedrijf mee zou willen doen met de voorgestelde veranderingen.
Hij volgt hierin een onderzoek van John. Kotter, gepubliceerd in Harvard Business Review. De medewerkers zien doodeenvoudig de noodzaak ervan niet in. Daarmee staat of valt de motivatie om te willen veranderen, aldus Kotter. Cozijnsen benoemt als instrument 'verdiepen', dat wil zeggen dat het niet alleen om een intellectueel begrijpen maar ook om een sociaal-emotioneel aanvoelen van die noodzaak moet gaan. Een volgende faalfactor is dat de nieuwe visie onhelder is. Er lijkt helemaal geen oplossingsperspectief geboden te worden of de geloofwaardigheid van een binnenskamers uitgedachte strategie wordt in de lagere echelons in twijfel getrokken.
De tweede verander-v is daarom 'verhelderen'. Veranderen is niet slechts situatiegebonden maar ook doelgroepgebonden. Hij komt dan tot de derde verander-v: 'verbijzonderen'. Een en ander wordt gelardeerd met citaten uit interviews en voorzien van methodieken. De volgende verander-v heeft betrekking op de verandering zelf: 'versnellen'. Er moet snel weer hoop gegeven worden met behulp van een nieuwe strategie. Dan komt Cozijnsen tot enige verbijsterende tips. Hij merkt op dat het werken in grote groepen een negatieve invloed kan hebben op veranderingsprocessen. Hij ontleent dit uit een buitenlands onderzoek, dat evenwel bevestigd wordt door Nederlands onderzoek en ook door de ervaring van velen van ons, dat de afmattende vergaderingen, waar twee tot drie keer hetzelfde besproken moet worden de weerzin aanwakkeren in plaats van wegnemen. De vijfde verander-v heet 'verduurzamen', met name met behulp van ICT. De zesde is''v' is het 'verenigen' van alle slaagfactoren. Deze zes veranderfactoren worden besproken tot drie keer toe, naargelang het veranderingsproces voortschrijdt: van startfase, via ontwerpfase naar implementatiefase. Blad na blad spreekt de ervaren organisatie-adviseur. Daardoor is 'Anders veranderen' een heel ander boek dan het veel eerder door Anton Cozijnsen, met Willem Vrakking, ontwikkelde boek, dat in derde druk nu als 'Handboek Verandermanagement' door het leven gaat. Dat eerste boek heeft alle kenmerken van een literatuurstudie. Het begrip 'veranderkunde' wordt gedefinieerd ten opzichte van het reeds bestaande begrip 'planned change' dat afkomstig is van Kurt Lewin. Wat in het 'Handboek' al hardop gezegd wordt (blz. 25), blijkt veel sterker uit 'Anders veranderen': de grondlegger van het denken in termen van veranderingen was Kurt Lewin (1890-1947), die heeft laten zien dat niets zo praktisch is als een goede theorie. Lewin is de schepper van de gedachte van 'action research', waarbij theorievorming vooraf gaat aan de implementatie en actie. Lewin ontwikkelde een driefasen theorie voor veranderingsprocessen en hij beschreef dat proces in termen van stuwende en remmende krachten. Aanvankelijk voor categorieën van de Amerikaanse bevolking gedurende de Tweede Wereldoorlog (huismoeders, Rode Kruisvrijwilligers), later bestudeerde hij die processen binnen groepen en vervolgens relateerde hij dat aan leiderschapsstijlen. In zijn nieuwe boek is Cozijnsen terug bij af, bij Lewin. Consequent bouwt hij voort op de grondstructuur, zoals die door Lewin in de jaren veertig is ontwikkeld. 'Het model van Lewin blijft wat dat betreft een goed referentiekader' schrijft hij op blzadzijde 92. Lewin gaf het al aan: mensen laten pas hun oude situatie los als ze zich bewust zijn van de noodzaak daarvan. En daar draait toch heel veel om bij veranderkunde! De grote overzichtelijkheid van het boek is gelegen in de structuur van de drie fasen en het sturen op slaagfactoren. De ambitie van Anton Cozijnsen is ongetwijfeld ooit Lewin te overtreffen. Hij spreekt van een andere veranderfilosofie. Hoe wezenlijk anders is 'Anders veranderen'? Minder 'normatief', zoals hij zelf stelt in het laatste hoofdstuk? Of juist meer 'normatief'? Het antwoord is, in tegenstelling tot de stellige stijl van de eerdere hoofdstukken, ontwijkend. Op naar het volgende boek, zou ik zeggen, onder de titel van 'Zinvol veranderen'.