Winsemius put uit zijn rijke ervaring als firmant van McKinsey, zijn hoogleraarschap in Tilburg en politieke ervaring als minister en lid van de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid. Aan de hand van vier vragen onderzoekt de auteur het leiderschap van Cruijff en wat managers daarvan kunnen leren: Wat is het verschil tussen een goede en een slechte voetballer? Stel je hebt zestien goede spelers, heb je dan een goed team? Stel je hebt een goed team, waarom heb je dan een coach nodig? Wat is het verschil tussen een goede en een slechte coach?
Winsemius beantwoordt de vragen niet op een directe wijze. Er volgt bijvoorbeeld het verhaal over het balanceren van een hockeystick. Winsemius liet bij een congres 20 seconden een hockeystick balanceren op zijn vinger en oogst applaus. Daarna vertelde hij het publiek dat ze alles hadden geleerd over leiderschap. Ten eerste, als hij twee seconden zijn ogen had gesloten was de stick gevallen. Ten tweede, hij kan niet navertellen welke corrigerende acties met zijn hand waren uitgevoerd. Ten slotte, de stick was voortdurend aan het vallen, maar hij viel niet omdat door snelle actie het wankele evenwicht werd hersteld. Prachtige metafoor: iets gaat permanent fout, maar eindigt nooit fout omdat de ogen alle signalen registreren, de handen zonder nadenken weten wat ze moeten doen en de gezamenlijkheid de correcties aanbrengt voordat de zaak omvalt. Verder geeft hij onder het kopje cultuur het 7S-raamwerk invulling door een vergelijking tussen Ajax en Feyenoord op het gebied van strategie, structuur, systemen, sleutelvaardigheden, stijl, staf en samenbindende waarden. Hoeveel spelers, bestuurders of coaches ook komen en gaan, de cultuur zit ingebakken en is onafhankelijk van personen geworden. Bij de uitleg over het verschil tussen een goede en een slechte coach worden diverse eigenschappen genoemd. Leiders (de goede coach) moeten echte, authentieke mensen zijn. Mensen met een zekere hardheid, over zichzelf maar ook over degene die om hen heen zijn. Dat is nodig voor spanning, je moet elkaar scherp houden, maar ook respecteren. Winsemius vraagt zich terecht af of deze hardheid ook gewenst is binnen organisaties. Topsport is waarschijnlijk harder dan de samenwerking tussen leider en medewerkers in organisaties. De uitspraken van mensen die onder de leider Cruijff gewerkt hebben worden uiteindelijk verwerkt in de eigenschappen die volgens Peters en Waterman (In Search Of Excellence) van toepassing zijn op succesvolle leiders: perfecte uitvoering van sleuteltaken, een sterke teamgeest, een vastomlijnd, maar flexibel plan en tenslotte duidelijkheid en geloofwaardigheid. 'Je gaat het pas zien als je het doorhebt' is leuk en leest prettig. Het bevat knappe vondsten en op meerdere punten ook eye-openers. Er blijken meer overeenkomsten te bestaan tussen voetbal en leiderschap dan ik had gedacht. Op diverse plaatsen in het boek staan anekdotes opgenomen met Cruijff in de hoofdrol. Er worden geen verwijzingen naar gemaakt en meestal is onduidelijk waarom de teksten zijn opgenomen. Sommige best grappig, maar niet ondersteunend aan de tekst en leiden daarom de aandacht af. Hoewel het boek geen vernieuwende theorie brengt is is een toegankelijk boek over leiderschap, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de Cruijff Foundation onder Cruijffs motto: "Als je de mogelijkheid hebt om iets voor een ander te doen, dan moet je dat doen."