De verkrijging van aandelen in de overdrachtsbelasting

In deze studie stelt Gassler de heffing van overdrachtsbelasting bij verkrijging van aandelen centraal. In het verleden was slechts overdrachtsbelasting verschuldigd bij verkrijging van een onroerende zaak. Destijds was het eenvoudig belastingheffing te voorkomen door de onroerende zaak niet rechtstreeks, maar indirect te verkrijgen via de verkrijging van aandelen in een vennootschap met tot haar vermogen behorend onroerend goed. Zodoende werd vrij van overdrachtsbelasting een belang in het onroerend goed verworven. Om te bewerkstelligen dat ook bij de indirecte verkrijging van onroerend goed overdrachtsbelasting is verschuldigd, zijn aandelen voor de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting tegenwoordig in de wet bij fictie onder voorwaarden gelijkgesteld aan onroerende zaken.

De studie is als volgt opgezet. Allereerst onderzoekt Gassler de bestaansgrond voor de heffing van overdrachtsbelasting. Vervolgens gaat hij na in hoeverre de wetgever de bedoeling heeft rechtstreekse en indirecte verkrijgingen van onroerende zaken op dezelfde wijze te belasten. Tijdens de behandeling van de interpretatie van de wettekst toetst hij of de wettekst aansluit bij de gesignaleerde bedoeling van de wetgever. Voor zover hij in dit onderzoek constateert dat de wettekst in strijd is met de bedoeling van de wetgever, behandelt hij alternatieven, waarmee alsnog op evenwichtige wijze overdrachtsbelasting zou kunnen worden geheven.

Dit exemplaar gaat uit van de wettelijke bepalingen zoals die op 1 december 2005 luiden. Tevens zijn de jurisprudentie en de ambtelijke besluiten tot die datum verwerkt.