Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Bill Banning: Geroepen om les te geven

Wat beweegt de leerkracht ten diepste? Docent en theoloog drs. Bill Banning miste binnen het onderwijs de reflectie op die vraag, en ging zelf op onderzoek uit. Dat resulteerde in een proefschrift: Leraren, wat boeit jullie?

Anton de Wit | 13 maart 2015 | 8-12 minuten leestijd

‘Meneer, is deze school katholiek dan?’ Docent levensbeschouwing Bill Banning stelt en beantwoordt de vraag zelf, nadat hij zijn VWO 4-klas heeft ingelicht dat het de Week van het katholiek onderwijs is. Jazeker, het d’Oultremontcollege in Drunen is een katholieke school. ‘Soms denken mensen dat katholiek onderwijs alleen maar gaat over lessen over de zeven sacramenten, of zo.’

In een energieke les, vol verhalen, persoonlijke anekdotes, zijsprongen, gedachtenkronkels en discussies met de leerlingen, laat de bevlogen docent zien dat het om veel méér kan gaan in het katholieke onderwijs. Godsdiensttwisten en oorlogen passeren de revue. De kruistochten en Constantinopel. De historische ontmoeting tussen de heilige Franciscus en de islamitische sultan in het jaar 1219 wordt op onnavolgbare wijze verbonden aan de verschrikkelijke berichten over de Islamitische Staat.

Over verschillen tussen godsdiensten gaat het, maar vooral ook over overeenkomsten. Wat de belangrijkste overeenkomst is tussen joden, moslims, christenen en atheïsten, vraagt Banning tussen neus en lippen door. Met ingewikkelde antwoorden is hij niet tevreden. ‘Het zijn allemaal mensen?’, zegt een jongen uiteindelijk aarzelend. ‘Ja ja, het wordt doorgestraald’, roept Banning uit, ‘hier waait de Heilige Geest! Dat is juist, en vanuit christelijk perspectief is dat belangrijk. Want God is mens geworden, staat in de Bijbel. Er staat niet: God is katholiek of protestant geworden.’ Volgende terloopse vraag: wat is de overeenkomst tussen mensen ‘in sekten’ en insecten? Antwoord: ze doen allebei wat de baas zegt, ze hebben geen eigen wil. Banning: ‘Een katholieke school moet het absolute tegendeel zijn. Niet gesloten, maar open.’

Kunde en kunst

Wie Banning aan het werk ziet, ziet een geboren leraar, haast vergroeid met zijn klaslokaal; een man met een passie voor lesgeven, ja zelfs een roeping – een woord dat hij zelf ook bezigt. Toch: hij is een zij-instromer, vertelt hij na afloop van de les. Hij is theoloog van huis uit en blijft zich soms een buitenstaander voelen in het onderwijs. Dat is ook precies de reden, waarom hij acht maanden weg is geweest uit de schoolpraktijk om zich weer op de studie te richten. Aan de Universiteit van Tilburg stortte hij zich op een promotieonderzoek, over een vraag die hem al tien jaar bezighoudt: wat beweegt de leerkracht ten diepste? Daar hoor je hen maar weinig over, zo viel hem op.

Banning: ‘Niets ten nadele van mijn collega’s, zij werken heel degelijk en ijverig en ik waardeer hen zeer. Maar ik merkte al snel toen ik in het onderwijs ging werken, dat de aandacht vooral naar de buitenkant van de dingen ging; een nieuw computerlokaal, een andere opstelling van de stoelen. Als het al gaat over het onderwijs zelf, spreken velen liever over didactiek dan over pedagogiek. Dus over de concrete lesvormen, het kunstje, de kunde. De kunst blijft onderbelicht; de pedagogiek in de ruimste zin, de hele psycho-dynamiek tussen leraar en leerling. Het gesprek daarover ontbreekt binnen de school, en dat was één van de redenen om me er verder in te verdiepen.’

‘Er was nog een andere belangrijke reden. Mijn vierde-klassers laat ik altijd een werkstuk schrijven waarin zij hun persoonlijke verhaal en levensvisie moeten uitwerken. Wat je daarin allemaal leest – mijn hemel... Over de enorme impact van echtscheiding, soms zelfs jaren later, rouwervaringen die niet besproken zijn, problemen rondom hun zelfbeeld, depressies - zelfs bij leerlingen die in de klas altijd vrolijk zijn. Daarmee heb ik inzicht gekregen in de binnenkant van de beleving van leerlingen. Soms komen zulke thema’s tijdens lessen ook ter sprake, daar leent het vak levensbeschouwing zich nu eenmaal voor. Niet dat we nu voortdurend zo diepte in gaan, de meeste lessen verlopen natuurlijk volgens een verwacht patroon. Maar daarbinnen heb je soms oases, of vulkanen, wanneer een leerling iets van zijn of haar ziel laat zien en het échte levensbeschouwelijke opeens naar bovenkomt. Dat zijn existentiële momenten. Leraar zijn komt hier dichtbij pastoraat. Daar wil ik iets voor die kinderen betekenen.’

Roeping en leraarschap

Bannings proefschrift is inmiddels voltooid en door de in- en externe hoogleraren goedgekeurd. Op 22 april 2015 vindt de openbare verdediging plaats aan de Universiteit van Tilburg. De titel van het proefschrift verraadt al veel over de inhoud: Leraren, wat boeit jullie? Theoretisch en empirisch onderzoek naar roeping binnen het professioneel zelfverstaan.

Hij stoft in zijn onderzoek dus de klassieke katholieke term ‘roeping’ af. In het kerkelijk jargon wordt dat vaak gebruikt om het verlangen om priester of kloosterling te worden mee aan te duiden. Maar theologisch gezien is roeping breder dan dat, legt Banning uit. ‘God spreekt tot ons, zo geloven christenen. Niet alleen via de heilige teksten, maar Hij spreekt juist ook in de levensgeschiedenissen van mensen. Zoals God ooit in Abraham en in Mozes gesproken heeft, zo spreekt Hij ook in onze eigen levensgeschiedenissen.’ Roeping is dan dus: je oor te luisteren leggen om te onderscheiden wat God van jou vraagt en wat jou ten diepste drijft. Roeping en beroep: vanuit een katholiek perspectief hebben die twee dingen alles met elkaar te maken.

Behalve een filosofische en theologische beschouwing daarover, bevat Bannings proefschrift ook een grondig empirisch onderzoek. Hij hield een enquête onder 210 leraren, en vroeg hen naar hun visie op het begrip roeping en of daar wellicht ook een religieuze visie dan wel ervaring mee verbonden is. Banning ontdekte dat hoewel lang niet alle respondenten gelovig zijn, laat staan katholiek, een zekere notie van roeping bij velen een grote rol speelt in hun professionele zelfverstaan. Bovendien bleek die roeping bij een aanzienlijk deel van de respondenten religieus gekleurd.

Transcendentie: openheid voor het hogere

Voor alle duidelijkheid: ‘religieus’ in de breedste zin, dus niet per se christelijk of überhaupt theïstisch. Banning spreekt liever over ‘transcendentiebesef’; het besef dat er ‘iets’, wat of wie dan ook, tussen hemel en aarde is. Hoewel in onze seculiere samenleving steeds minder mensen van zichzelf aangeven christelijk gelovig te zijn, blijkt uit onderzoeken dat zo’n transcendentiebesef nog altijd zeer hoog is: tussen de 70 tot 80 procent van de bevolking. Bij de onderzochte groep leraren, zo ontdekte Banning, ligt dat zelfs nog net iets hoger: 83 procent. ‘Dat kan zich op alle mogelijke manieren uiten; bij de een is het kerkelijk, bij de ander gaat het over aura’s, oosterse meditatie of een bijna-dood-ervaring – noem het maar op.’

Lang niet iedereen brengt zulke persoonlijke ervaringen in verband met het professionele leven, maar opvallend veel leraren doen dat wel. ‘Bij mijn enquête gaf 40 procent aan dat hun transcendentiebesef van enige invloed is op hun visie op onderwijs. De helft daarvan vond dat zelfs zeer nadrukkelijk: zij vonden dat hun transcendentiebesef alles van doen heeft met hoe ze voor de klas staan. Sommigen stuurden me zelfs mails met pagina’s lange verhalen. Ik ontdekte al snel dat er veel leraren zijn die een verhaal hebben dat ze in het gewone onderwijsdiscours niet kunnen uiten.’

Om zulke verhalen nog wat grondiger te boekstaven, hield Banning ook nog 18 diepte-interviews met leerkrachten. ‘Het frappante was dat zij allemaal zo’n verhaal hebben, en dat het in 16 van de 18 gevallen een spiritueel gekleurd verhaal is, dat volstrekt verweven is met hun professioneel zelfverstaan’, vertelt Banning. En, zo voegt hij daar voor alle duidelijkheid aan toe: het gaat om docenten van heel diverse vakken, maar hij wilde nadrukkelijk géén docenten godsdienst of levensbeschouwing interviewen, ‘want die lijden aan beroepsdeformatie’.

Innerlijke kracht

Banning werd getroffen door de openhartigheid van zijn interviewkandidaten. ‘Een voorbeeld. Een leraar vertelde mij hoe hij vanuit een wrang idealisme voor het onderwijs had gekozen: zelf was hij als kind geslagen door een leraar, en hij wilde het anders en beter doen. Aanvankelijk was zijn drijfveer niet spiritueel gekleurd. Hij was wel katholiek opgevoed, maar deed er niets meer mee. Na aandringen van een vriend ontdekte hij het mediteren, en er ging een wereld voor hem open. Hij had een krachtbron ontdekt, aanvankelijk vooral voor zijn persoonlijke leven. Maar gaandeweg ontdekte hij dat hij volkomen anders voor de klas was gaan staan. Dat hij een verbondenheid voelde met de leerlingen, die hij als spiritueel zou willen omschrijven. ‘Ik voel een vonk van energie’, zei hij, ‘kinderen durven alles te vertellen, we voelen ons zo één, dat valt niet te beschrijven.’ Toen ik vroeg of hij daar ooit wel eens met collega’s over sprak, zei hij: ‘Nee, dat doe ik maar niet, ik denk niet dat ze dat begrijpen.’’

‘Een merkwaardige paradox: transcendentie-ervaringen blijken dus allerminst zeldzaam, maar veel mensen zwijgen er blijkbaar liever over omdat ze denken dat ze de enige zijn. Wat zegt dat over het onderwijs? Dat is inderdaad de vraag. Het onderwijs heeft vaak een sterk instrumentele benadering. In mijn proefschrift geef ik ook een historisch-filosofische analyse van hoe wij, zeker sinds de Verlichtingsfilosofie van Descartes, als samenleving sterk op het mechanische, het instrumentele, het functionele gericht zijn geraakt. Wij raken daardoor makkelijk vervreemd van onszelf en van andere mensen. Wij zijn zo gewend aan dat instrumentele, dat gewoon spontaan handelen ons bijna vreemd is geworden. We draaien volop mee in de tredmolen van de 24-uurseconomie, en vervolgens hebben we een yogaweekend nodig om tot rust te komen. Waarom kunnen we niet zo leven, dat we in ons gewone werk ook die notie hebben van innerlijke rust?’

Daarvoor hoef je niet per se zenboeddhist te worden, voegt Banning daar aan toe. ‘We zweven massaal naar het oosten. Dat snap ik, er is in de oosterse tradities ook veel wijsheid te vinden, maar we verwaarlozen de bronnen van onze eigen traditie. Bijna alle meditatietechnieken zijn ook bij onze eigen monniken terug te vinden.’ Denk, zegt Banning, in dit kader ook eens aan het beroemde benedictijnse motto van ora et labora; het bidden en werken dat elkaar met regelmaat afwisselt en wederzijds bevrucht. ‘Zo ontdek je een dieptebron van waaruit je leeft en werkt. Het kan nog zo chaotisch zijn in de klas – of om bij de metafoor van de zee te blijven: het wateroppervlak kan rustig kabbelen of juist woest zijn, maar er is in jou een diepe onderstroom die het woelige water draagt. Een diepe innerlijke kracht en rust.

In het geval van die leraar over wie ik hiervoor sprak, is de katholieke kerk er blijkbaar niet in geslaagd die innerlijke wereld voor hem te openen, terwijl die kerk daar toch ook mede voor bedoeld is. Juist in deze tijd dat zo veel mensen ontworteld raken door het mechanische wereldbeeld, zouden wij leraren én leerlingen moeten helpen opnieuw te wortelen. Daarin hebben de kerk en het katholiek onderwijs een enorme taak te vervullen.’

Anton de Wit (Dit interview verscheen eerder in: Magazine voor katholiek onderwijs)

Over Justin van Lopik

Justin van Lopik is werkzaam bij Managementboek en hoofdredacteur van Managementboek Magazine, platform voor business professionals.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden