Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Europa mag met de billen bloot

President Obama komt naar de klimaattop in Kopenhagen - straks van 7 tot 18 december - met een belofte dat de VS in 2020 17 procent minder broeikasgassen uit zullen stoten dan in 2005. En China maakte bekend dat het over dezelfde periode ‘de intensiteit’ van haar broeikas-uitstoot met maar liefst 40 tot 45 procent wil verminderen. Wat met die intensiteit precies bedoeld wordt, is niet duidelijk. Maar de traditionele dwarsliggers hebben voor het eerst concrete doelstellingen afgegeven. VN-klimaatbaas Yvo de Boer zag meteen weer hoop voor ‘Kopenhagen’. In dwarsligger nummer drie, Australië, dat per hoofd van de bevolking de hoogste uitstoot ter wereld voor zijn rekening neemt, is zelfs een regeringscrisis over de klimaatplannen van zittend premier Rudd uitgebroken. En Europa?

Pierre de Winter | 4 december 2009 | 5-7 minuten leestijd

De Europese klimaatlobby zou blij moeten zijn met deze geluiden. Europa staat er immers niet meer alleen voor. Vorig jaar al bij de ‘voortop’ in Poznan liet de EU om één voor twaalf weten zich vast te leggen op een emissieverlaging van 20 procent in 2020 ten opzichte van het jaar 1990. En zelfs 30 procent als de anderen meedoen. Dat is nog altijd heel wat meer dan de toezegging van de Amerikanen (die in 2005 heel wat meer broeikasgassen uitstootten dan in 1990). Hoe het zich verhoudt tot de Chinese belofte is nog moeilijk te zeggen. Maar deze nieuwe geluiden betekenen dat een ambiteus klimaatakkoord wel eens heel wat dichterbij zou kunnen zijn dan de laatste weken werd verondersteld. Het betekent echter ook dat die leiderschapsrol van de EU zelf weer eens wat serieuzer getest gaat worden. Want die vertoont al langer dan vandaag serieuze barsten.

Hoe zat het ook alweer met die ‘harde belofte’ van 20 - of zelfs 30 - procent reductie in 2020? Die zal, zo is vorig jaar onder de EU-lidstaten afgesproken, voor tweederde voort gaan komen uit het Clean Development Mechanism, kortweg CDM. Dat is een tijdens de Kyoto-onderhandelingen (Kyoto is de in 1997 geratificeerde nu nog geldige voorganger van het beoogde klimaatverdrag van Kopenhagen) gecreëerd programma dat ervoor moet zorgen dat bedrijven en overheden uit de geïndustrialiseerde landen CO2-credits kunnen kopen in opkomende landen. Met dat geld moeten die hun economieën in staat stellen het pad van beginnende economische groei vergezeld te laten gaan van schone technologie in plaats van de ‘vieze’ industriële revoluties die wij en China door hebben gemaakt. Zo kunnen Nederlandse bedrijven schone windmolens, zonnepanelen of stuwdammen in pakweg India of Paraguay financieren. ‘Technology transfer’ wordt dat in beleidstaal genoemd. Een lovenswaardig idee, want vaak is CO2-winst in dergelijke landen veel goedkoper te behalen dan hier. Wat Nederland betreft bijvoorbeeld: bijna de helft van de door het kabinet beoogde emissiereductie van minimaal 20 procent in 2020, moet via het CDM-programma gerealiseerd gaan worden. Het is alleen vooral lovenswaardig in theorie, zo blijkt uit een artikel over het CDM, dat in het lopende nummer van ‘Milieudefensie Magazine’ is te lezen.

Er is al jaren veel kritiek op het CDM. En die wordt alleen maar luider. Twee gerenommeerde onderzoeksinstituten - de Californische Stanford universiteit en het Duitse Ökö-institut - hebben de afgelopen jaren studies gepubliceerd waaruit blijkt dat minimaal een- maar maximaal tweederde van de CDM-projectfinancieringen niet leidt tot extra reductie van de uitstoot van broeikasgassen. De reductie ten gevolge van CDM-projecten moet ‘additioneel’ zijn, wat zoveel wil zeggen als: extra, bovenop het ‘business-as-usual’ scenario dat we toch al konden verwachten. Maar die voorwaarde van additionaliteit blijkt in de praktijk niet of nauwelijks aan te tonen.

In de praktijk blijkt China enkele honderden waterkrachtcentrales aan het bouwen te zijn met behulp van CDM-gelden, die zonder dat CDM-geld ook gebouwd zouden worden. Vele van die centrales moeten volgens de CDM-aanvraag binnen twaalf maanden na projectgoedkeuring al in werking zijn, wat aantoont dat ze al lang in aanbouw waren voor het CDM erbij werd gehaald.

In India wordt de Allain Duhanyan-waterkrachtcentrale voor 75 miljoen dollar medegefinancierd uit de CDM-pot, terwijl voor de bouw al duidelijk was dat het een zeer rendabel project betrof. Het schijnt zelfs zo te zijn dat er in China wordt meebetaald aan nieuwe steenkolencentrales, omdat daarmee de oude, veel viezere generatie vervangen kan worden. ‘CDM is een bonus in plaats van een drijfveer voor investeringen’, zegt het Amerikaanse Government Accounting Office. En een boel CDM-deskundigen, waaronder de Asian Development Bank zeggen het haar na.

Daarbij komt het feit dat het CDM altijd is gezien als een middel om via de klimaatproblematiek iets te kunnen betekenen voor de armen in de Derde wereld. Dat idee is een illusie gebleken: Afrika bijvoorbeeld doet met slechts 114 van de huidige 4673 CDM-projecten (stand oktober 2009) nauwelijks mee, terwijl in 2007 bleek dat slechts 1,6 procent van de CDM-gelden de allerarmsten ten goede komt.

Ondertussen groeit het CDM-programma als kool. En mocht er straks in Kopenhagen een ambitieus nieuw akkoord komen, dan gaat het nog veel harder groeien. Dan hebben we het over tientallen miljarden euro’s op jaarbasis. De beoordeling van al die energieprojecten ligt in handen van de executive board van het CDM, een onderdeel van het klimaatbureau van de Verenigde Naties in Bonn. Dat is echter niet in staat om zelf op al die projecten audits uit te voeren. Die taak is naar professionele organisaties als Ernst&Young, KPMG, Det Norkse Veritas (DNV) en het Zwitserse SGS doorgeschoven. Dure partijen, die niet betaald worden door de board, maar door de ontwikkelaars van de projecten zelf. Ze bedelven het onderbezette klimaatbureau onder informatie die het niet aankan en verdienen goud geld met deze business.

De grootste auditor, DNV, dat ongeveer de helft van alle CDM-projecten controleert, werd vorig jaar november voor drie maanden geschorst, omdat gegevens die het had overlegd bij controle ter plaatse niet bleken te kloppen. SGS, de nummer 2, overkwam enkele maanden later hetzelfde. Het toch niet als radicaal bekend staande Wereld Natuur Fonds gaf de hele top-5 van CDM-auditors een zware onvoldoende. Het toneel lijkt daarmee klaargezet voor de eerstvolgende crisis: de klimaatcrisis, die niet zal voortkomen uit stijging van het zeewater, maar gewoon uit ouderwetse financiële ramspoed.

Komen we aan het laatste ongewenste bij-effect van het CDM: doordat Europa grote delen van zijn klimaatbeloftes via dit mechanisme wil realiseren, heeft de EU het idee dat ze het met de verduurzaming van haar eigen energievoorraad niet zo nauw hoeft te nemen. In Europa gaat het niet zo hard meer met de verduurzaming de laatste jaren. Geen wonder, want dankzij ijverige lidstaten als Denemarken en met name Duitsland voorziet de EU al voor zo’n 7 procent duurzaam in haar energiebehoefte. Daar hoeft nog maar een paar procent bij te komen en dan zijn op eigen bodem de doelstellingen voor 2020 gehaald. Een prestatie? Niet dus.

Europa is nooit een leider geweest in het klimaatdebat en het zou het proces straks in Kopenhagen goed doen als de EU-onderhandelaars dat eens gewoon toe zouden geven.

Over Pierre de Winter

Pierre de Winter is freelance journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden