Het idee dat meditatie goed is voor van alles wordt breeduit uitgemeten op blogs van meditatiefanaten. Wijsgeren, wetenschappers en Russel Brand worden aangehaald om het belang van mediteren te benadrukken. Vooral wetenschappers hebben de meditatiebeoefenaars de laatste jaren flink wat munitie aangereikt. Zo was volgens onderzoekers meditatie goed voor een positieve stemming, weerstand, concentratie, veerkracht en geluk. En dan hebben we het nog niet gehad over alle ziektes, van borstkanker tot chronische angst, waarvoor meditatie als verlichtend middel zou dienen.
Critici van de gedachte worden op een holistische manier aangepakt. Toen de vermaarde filosoof en neurobioloog Owen Flanagan een kritisch stuk publiceerde over de manier waarop neurowetenschap werd ingezet om de claims van meditatie-enthousiastelingen te onderbouwen, merkte hij tot zijn schrik op dat hij voorop in de meditatiepolonaise was gezet. Zijn stuk werd samengevat als: ‘Boeddhisten leiden wetenschappers naar de zetel van geluk’. Flanagan: ‘De situatie voelde Orwelliaans en dus een beetje gevaarlijk.’
Flanagan benadrukte juist in zijn stuk dat er nog een lange weg te gaan is voordat er überhaupt een neurale verklaring voor geluk is – als die er ooit al komt. Laat staan dat bewezen wordt dat meditatie daar een rol in kan spelen. Meditatieonderzoek heeft bovendien een groot manco: het is haast onmogelijk om te testen in hoeverre verwachtingen de resultaten beïnvloeden. Met andere woorden, of het nu meditatie is dat ervoor zorgt dat iemand verbeterd, of een placebo-effect.
De wankele opzet van deze experimenten naar meditatie heeft verschillende onderzoekers doen betogen dat de gezondheidsclaims wellicht overdreven zijn. Deze stelling werd onlangs ondersteund door een literatuurstudie van onderzoekers van de Johns Hopkins universiteit, waarbij ze alleen keken naar studies uit 2012 waarin nauwkeurig werd gecontroleerd voor het placebo-effect. Zij concludeerden dat meditatie voor een bescheiden verlichting van angst, depressie en pijn kan zorgen, maar dat er geen of onvoldoende bewijs was dat meditatie een effect had op positieve stemming, aandacht, middelengebruik, eetpatronen, slaap en gewicht. ‘We vonden geen bewijs dat meditatieprogramma’s beter waren dan welke andere actieve behandeling dan ook (zoals drugs, beweging en andere gedragstherapieën).’