Met Getting Things Done vestigde David Allen in 2001 zijn naam als persoonlijke productiviteitsgoeroe pur sang. In het boek introduceerde de Amerikaanse consultant een systeem waarmee kantoormensen zich konden bevrijden van sluimerende plichten en andere bijzaken zodat ze zich volledig concentreren op de taak die voor hen lag. Allen kon toen nog niet bevroeden hoeveel belastender het kenniswerk de jaren erop nog zou worden. Inmiddels nemen we op een doorsnee dag het equivalent van meer dan honderdzestig kranten aan informatie tot ons, een verviervoudiging van de hoeveelheid die we in de jaren tachtig nog te verstouwen kregen. Toegegeven, een deel daarvan komt van triviale zaken als advertenties en kattevideo’s op sociale media, maar cognitief zijn die data-bombardementen niet minder belastend. Geen wonder dat veel mensen het gevoel hebben dat ze, in de woorden van Allen, ‘in een digitale maalstroom worden meegesleurd in zee’.
Verdrinkingsgevaar
In het onlangs verschenen Team beschrijft hij samen met collega-consultant Edward Lamont hoe organisaties zich tegen zo’n verdrinkingsgevaar kunnen wapenen. Het boek, dat in het najaar ook in het Nederlands uitkomt, plaatst hierbij het Getting Things Done-Model van Vastleggen, Verduidelijken, Organiseren, Reflecteren en Betrekken in een groepscontext. Het werkterrein is volgens de auteurs namelijk veranderd: waar de nadruk bij menselijke ontwikkeling tientallen jaren lang op individuele verandering lag, is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor het grotere plaatje. Teams kunnen met andere woorden ook een burnout krijgen: het feit dat de afzonderlijke leden hun zaakjes op orde hebben betekent nog niet dat hun onderlinge samenwerking ook efficiënt is. Recente cijfers van marktonderzoeker Gallup lijken die vooronderstelling te staven. Slechts 33 procent van de Noord-Amerikaanse beroepsbevolking zegt zich bijvoorbeeld betrokken bij hun werk te voelen, wat nog hoog is vergeleken bij de schamele veertien procent van de Europeanen die hun professionele leven als betekenisvol zien.
Verduidelijken
Een van de problemen is dat vergaderingen bijvoorbeeld vaak eindigen zonder dat duidelijk is welk teamlid vervolgens waar verantwoordelijk voor is. Dit kan volgens de auteurs in het GTD-model met ‘verduidelijken’ makkelijk worden opgelost door afsluitend nog het plan van aanpak plus bijbehorende verantwoordelijkheden expliciet te maken. Zodat organisaties, net als individuen, kunnen opereren met ‘een geest als water’ die eerst reageert met een plons, om vervolgens weer tot rust te komen.
fab four
De film Yesterday uit 2019 draait om een interessante hypothese. Zou de muziek van de Beatles net zo zijn aangeslagen als zij niet door John, Paul, George en Ringo was vertolkt, maar door, zeg, een worstelende artiest die het ouderlijke huis nog maar nauwelijks is ontgroeid? Het antwoord van de film (ja natuurlijk) is voor fans weliswaar bevredigend, maar volgens Harvard-psycholoog Cass Sunstein voorbarig. Zo hadden de Beatles niet alleen de tijdsgeest mee, maar werden ze ook bijgestaan door een briljante manager en producer in respectievelijk Brian Epstein en George Martin. Als een van die puzzelstukjes niet precies op zijn plaats was gevallen, dan had de wereld het genie van de fab four misschien wel nooit op waarde kunnen schatten.
In het boek How to become famous gaat Sunstein dieper op het mysterie van succes in. Zijn conclusie is even ontnuchterend als hoopvol: voor elke Taylor Swift, Leonardo da Vinci, en Albert Einstein, zijn er massa’s net zo talentvolle mensen die het niet gemaakt hebben. Potentieel genoeg dus, maar hoe ontsluit je dat?
Het enthousiasme van pleitbezorgers is een factor, aldus Sunstein, zelf beroemd van de bestseller Nudge die hij samen met Nobelprijswinnende psycholoog Richard Thaler schreef. De Beatles hadden Epstein, Jane Austen een familie die haar na haar dood bleef ophemelen, striptekenaar Stan Lee een netwerk van fans die zich spontaan rond zijn Spiderman-creaties organiseerden.
Obama
Maar geluk speelt volgens Sunstein ook een rol. Hij kwam op het idee voor zijn boek toen hij adviseur in het Witte Huis van Barack Obama was, en de toenmalige president zich in een moment van nederigheid en reflectie liet ontvallen dat hij er een heleboel dingen precies goed moesten gaan voordat hij de machtigste man ter wereld kon worden.
Hoe ongrijpbaar roem kan zijn wordt misschien nog wel het best geïllustreerd door het verhaal van muzikant Sixto Rodriguez uit Detroit. Toen zijn carrière in de Verenigde Staten na een paar geflopte langspeelplaten maar niet van de grond wilde komen werd hij bouwvakker en familieman. Maar in Zuid-Afrika sloeg zijn muziek in als een bom, en verkocht hij meer platen dan Elvis Presley. Pas toen zijn dochter stomtoevallig op een lokale fansite stuitte werd Rodriguez, van wie het verhaal rondging dat hij uit wanhoop over zijn mislukken zelfmoord had gepleegd, zich van zijn faam bewust. Zijn verhaal vormde de basis voor de Oscar-winnende documentaire Searching for Sugar Man.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.