Het overdragen van vrijwel de gehele verantwoordelijkheid voor de (jeugd)zorg naar de gemeenten is zonder meer te karakteriseren als een complexe verandering. Het gaat niet alleen om een nieuwe organisatie van werkprocessen, samenwerkingsverbanden e.d, maar ook om het realiseren van een cultuurverandering. Dat raakt ieder van ons, omdat op iedere burger een beroep kan (en zal) worden gedaan om bij te dragen aan de zorg voor elkaar.
Geen wonder dat dit tot grote uitdagingen leidt voor onder meer hulpverleners, strategisch beleidsadviseurs, leidinggevenden en (gemeente)bestuurders. Al deze uitdagingen vertalen zich in eisen aan de competenties van die verschillende professionals. In de dagelijkse praktijk spreekt men in dit verband vaak over het T-profiel, als manier om de nieuwe professional te beschrijven. De verticale poot van de T staat daarbij voor diepgaande, specialistische competenties en de horizontale balk voor brede, generalistische competenties. En als je de nieuwe sociale wijkteams nu maar netjes volgens die T invult, dan zou het met de zorg- en hulpverlening prima voor elkaar komen.
In ons zojuist verschenen boek A new cup of T – social work in innovation laten wij echter zien, dat dit een veel te eenvoudige voorstelling van zaken is. Niet alleen, omdat die T nog niet zo gemakkelijk vorm te geven valt. Denk aan de vraag in hoeverre je je in enkele cursusdagen deelgenoot kunt worden van de deskundigheid van iemand uit een andere discipline – en andersom – zodat je samen in de dagelijkse praktijk de poten van die T kunt zijn. Maar ook en vooral, omdat juist de cultuurverandering veel verder gaat dan het reorganiseren van de uitvoering van dat dagelijkse werk. Waarbij, laat dat ook gezegd zijn, dat op zichzelf al een uitdaging is! Echter, het hele institutionele systeem is opnieuw vormgegeven, met als meest in het oog springende consequentie dat de lokale en dus nabije politiek bovenop die dagelijkse praktijk zit. Zowel voor de politiek zelf, als voor de professionals leidt dat tot de vraag hoe zich tot elkaar te verhouden. Al is het maar, omdat ‘de wethouder’ niet de expertise bezit om te vertellen hoe zorgverlening ingevuld moet worden – maar wel de pisang is, als het niet goed gaat! Trouwens, ook de burger dienen we hierbij in het vizier te hebben. Wat vindt die er bijvoorbeeld van, als er een beroep op zijn inzet wordt gedaan? Vandaar dat ook de vraag hoe de relatie professional-burger vorm te geven in dit boek wordt gesteld. Het keukentafelgesprek is in dat verband spreekwoordelijk. Het blijkt nog een hele kunst is om daar op een goede manier een kopje T te drinken. Zeker ook, omdat menig burger de politiek ervan verdenkt dat al die veranderingen enkel zijn ingezet met het doel om bezuinigingen te realiseren. Onder meer de wethouders die in dit boek aan het woord komen, laten (gelukkig) zien dat de bezieling juist zit in het bieden van goede zorg.
Maar wat dan precies ‘goed’ is, dat is nog een hele puzzel. Een puzzel met morele kanten, waar je als professionals ook persoonlijk op uitgedaagd wordt, die nog complexer wordt als de moraliteit te maken krijgt met regelgeving op verschillende terreinen. Waarbij je er bijna vergif op kunt innemen, dat die regels (en de bedrijfsculturen die daar per terrein – bijvoorbeeld jeugdzorg, werk en inkomen of onderwijs – weer bij horen) elkaar geregeld tegen lijken te spreken. Hoe de weg te vinden tussen de rek en de regels is daarom een vraag, waar in ons boek ook aandacht aan wordt besteed. Daarmee zijn ook twee voorbeelden genoemd (moraliteit en regels en rek), die zeker ook voor andere sectoren herkenbaar zijn, zonder daarbij nu een open deur in te willen trappen door bijvoorbeeld het woord ‘banken’ te laten vallen.
Last, but not least, dagen we ook het beroepsonderwijs in ons land uit. Want hoe kan het toch dat ons sociaal domein wordt opgeroepen om een nieuwe cultuur te realiseren, terwijl in de sector die ons daarbij zo geweldig zou kunnen en moeten ondersteunen vanuit zorgperspectief misschien nog wel het beste met een dwangbuis is te vergelijken?
Dr. Erik Gerritsen, secretaris-generaal van VWS, zei bij het in ontvangst nemen van het eerste exemplaar ‘als je wilt leren over het sociaal domein, lees dan dit boek, want alles staat erin.’ Afgaande op de krullende neuzen van de mede-auteurs, liet Gerritsen daarmee ook zien dat van alle professionals in dit veld hij in ieder geval wel weet hoe je medeburgers het beste kunt bejegenen.
Dr. Kees Verhaar is lector Social Work & Innovation bij NCOI. Hij is de redacteur van A new cup of T en droeg ook bij aan enkele hoofdstukken.