U heeft samen met Patrick van der Duin en Rob de Graaf het boek Innovatie uit de polder geschreven. U bent directeur van Idea I Do, dat bedrijven ondersteunt bij innoveren. En u heeft een bijzondere interesse voor de implementatie van nieuwe vindingen. Waarom is die fase zo belangrijk?
Dat heeft alles te maken met de definitie van innovatie. Ik benader dat zo: als je iets nieuws te bieden hebt en je bent daar enthousiast over, dan zul je ermee moeten experimenteren. Werkt het, verkoopt het? Daar heb je geld voor nodig. Dat krijg je alleen maar als je vorige uitvinding een succes is geworden in de markt. Je creëert waarde, daar krijg je wat voor terug, en dat gebruik je weer voor de volgende ronde. Dat is het spel. Implementatie is zorgen dat je vinding succesvol in de markt komt te staan. Niet alleen dat het fysiek verkrijgbaar is voor je klanten, op de goede plekken en in de juiste hoeveelheden, maar ook in die zin dat je klanten het kopen en dat ze het opnieuw kopen. Dat ze het niet bij een keer laten en liefst dat ze het ook aan anderen gaan aanbevelen. Dus het is heel belangrijk om mensen enthousiast te maken voor je product. Dat doe je allemaal in de implementatiefase.
Uit uw boek begrijp ik dat veel ondernemers pas aan implementatie denken als het al te laat is.
Ja, in zoverre dat ik problemen met het tijdig betrekken van de klant en eindgebruiker vooral tegenkom bij middelgrote en kleinere ondernemingen en bij overheidsinstellingen. Grotere bedrijven en zeker de multinationals hebben dat proces meestal wel op orde. Die denken al meteen aan de klant, die zijn ervan doordrongen dat ze de klant voor hun idee moeten winnen. Grote bedrijven lopen weer tegen andere problemen aan. Zoals het eindeloos testen, steeds meer afwijken van het baanbrekende idee waar het mee begon en een uitvoering waar geen ruimte meer is voor creativiteit. Uitvinden kun je in je eentje, innoveren niet. Innoveren is een proces dat bestaat bij de gratie van de betrokkenheid van tenminste twee partijen: de een die iets heeft en de ander die er wat voor over heeft om het te krijgen, zodat er een economische transactie ontstaat. Dus die twee moeten op enig moment met elkaar in contact komen, en wat mij betreft hoe eerder hoe liever.
Hoe kun je die klant dan bij je idee, bij je vinding betrekken?
Heel simpel: leg het in de winkel. Voor mijn part verkoop je het op de stoep, thuis voor je deur. Het is niet genoeg als mensen weten dat je ergens mee bezig bent. Ze moeten het ook kunnen zien, ze moeten het bij voorkeur kunnen kopen en ze moeten het gebruiken. Al is het nog maar een eerste versie die je met closetrollen in elkaar hebt geknutseld, al is het nog maar een prototype. Zet het op de stoep, vraag mensen wat ze ervan vinden, kijk of ze er geld voor over hebben. Zoals de software-industrie werkt met bèta-versies van nieuwe programma’s, daar kunnen andere sectoren een voorbeeld aan nemen.
Welke eisen moeten we stellen aan de implementatie?
Wij denken vaak dat het innovatieproces uit twee delen bestaat, een front end en een back end. Je hebt een eerste deel waar het idee ontstaat, waar de oplossing wordt verzonnen, waar de creatieve technische mensen bezig zijn. Op een gegeven moment wordt dat dan overgedragen aan een projectmagementteam en dan wordt het in het tweede deel heel efficiënt in de markt gezet. Ik denk dat die manier van opsplitsen niet werkt. Al in het allereerste begin moet je met drie dingen bezig zijn: met zien, met verbinden, en met doen. Zien is niet alleen een visie hebben, kansen zien, oplossingen zien. Het is ook: de reacties van je klanten zien. Dan ben je eigenlijk al aan het implementeren. Verbinden, dat gaat over wat de econoom Schumpeter noemde ‘neue Kombinationen’. Vaak bestaat een succesvolle innovatie uit een combinatie van twee dingen die al los van elkaar bestonden maar die elkaar nodig hadden om door te breken. Het kan zijn dat er twee partijen bij elkaar komen waar nog nooit iemand het verband tussen had gezien, zoals Philips en Douwe Egberts samen de Senseo hebben gecreëerd. Of dat iemand een techniek en een businessmodel combineert. De mobiele telefoon was er al langer, dat was technisch een mooie uitvinding, die voorzag ook in een behoefte, maar die brak pas echt door toen er prepaid kaarten voor op de markt kwamen. Daardoor kwam de mobiele telefonie ook binnen het bereik van mensen die op hun budget moeten letten. En ten derde moet je het ook doen: je moet niet blijven hangen in het bedenken van mooie concepten, je moet ook de oplossing gestalte geven, je dat ding met closetrollen in elkaar zetten en het op straat zetten.
Wat is er nodig voor een succesvolle implementatie?
Je moet de idee-eigenaar, degene die er als eerste mee gekomen is, blijven betrekken bij implementatie. Misschien moet je hem of haar dat proces zelfs wel laten leiden. Vaak wordt een idee te snel weggehaald bij uitvinder en in andere omgeving verder opgevoed. Dat noemen ze dan een incubator, een soort couveuse. Maar de echte liefde voor het idee, de ware passie, die zit bij de uitvinder. Die heeft er ook het meeste belang bij om er heel goed voor te zorgen. Ik mag het graag vergelijken met een moeder die voor haar kind zorgt. Zo moet je ook met je vinding omgaan. De eerste vijf, zes levensjaren zijn allesbepalend. Je wilt het laten groeien en het zich laten ontwikkelen. Daarbij betrek je de beste experts die je kunt vinden. Je biedt het structuur, maar je gunt het ook vrijheid. En je kijkt waar je het het beste tot zijn recht komt, in welke omgeving en onder welke omstandigheden. Zo kan ik nog wel even doorgaan - het is echt een heel vruchtbare vergelijking.
Dat is een mooie metafoor. Heeft u tot slot nog een gouden tip voor ondernemers en managers uit de polder die willen leren succesvol te innoveren?
Mijn belangrijkste raad is: geef het een kans. Geef de eigenaar de kans voor zijn idee te zorgen, en geef het idee de kans zich in de markt te bewijzen. Just do it!
(Beluister hier de podcast met de auteur, en lees hier een korte review van het boek.)
Over Pierre Spaninks
Pierre Spaninks (Eindhoven, 1955) was tot zijn pensionering in 2021 zelfstandig professional in journalistiek en communicatie. Hij kreeg landelijk bekendheid als ZZP-expert. Voordien had hij gewerkt in het hoger onderwijs en de consultancy. Hij studeerde Tekstwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en volgde op Harvard het Senior Manager in Government Program. Tegenwoordig legt hij zich toe op de Egyptologie.