Waarom moest dit boek er komen? Waar kwam uw eigen inspiratie vandaan?
Ik heb het altijd ontzettend fascinerend gevonden dat mensen vanuit het niets een ontzettend goed idee kregen. Eigenlijk gaat het boek over de vraag waar goede ideeën vandaan komen. Ideeën kunnen heel plotseling ontstaan, maar daar gaan allerlei onbewuste psychologische processen aan vooraf. Ik heb daar vroeger al onderzoek naar gedaan. Ik heb het altijd iets wonderbaarlijks gevonden, dat je in één keer snapt hoe de zwaartekracht werkt, zoals in het geval van Isaac Newton, of dat je in één keer – zoals J.K. Rowling – een briljant idee krijgt voor een nieuwe roman.
Bent u nog steeds bezig met het achterliggend wetenschappelijk onderzoek?
Nee, dat heb ik vooral gedaan tussen 1995 en 2010. De nieuwe inzichten die ik heb verwerkt, komen uit andere onderzoeken. Het probleem van dit onderwerp is wel dat er niet zo veel onderzoek naar gedaan is. Dat is ook wel logisch. Je kunt niet een beroemde schrijver in de scanner leggen totdat hij een goed idee krijgt. Zo iemand heeft wel iets anders te doen. Een ander probleem is dat we het meeste kunnen leren van mensen die uitzonderlijke prestaties leveren, maar je kan ook niet tweehonderd Newtons naar het lab halen. Dus ik heb niet alleen gebruik gemaakt van wetenschappelijk onderzoek, maar ook van biografieën van mensen die extreme dingen hebben gepresteerd. Toch is het een boek voor iedereen, ook voor managers, ondernemers en bestuurders. Iedereen is op zoek naar goede ideeën.
Ik vond de rol van het ‘onbewust nadenken’ een eyeopener. Wat vindt u zelf de belangrijkste eyeopeners?
Het idee van ‘onbewust nadenken’ was mijn eigen grote wetenschappelijke ontdekking, maar dat is helaas al weer lang geleden. Voor mij was de eyeopener dat inspiratie en transpiratie, die vaak tegen elkaar worden afgezet, eigenlijk danspartners zijn. Veel schrijvers, wetenschappers of chef-koks hebben een hekel aan de term inspiratie. Zij zeggen: het is gewoon hard werken, het is discipline. Dat klopt, maar hard werken doe je om inspiratie te krijgen. Als je zonder inspiratie probeert een boek te schrijven, krijg je een eindeloze serie letters. Je hebt zowel inspiratie als transpiratie nodig. En als danspartners elkaar beter leren kennen, gaan ze elkaar steeds beter helpen. Het stereotype van de dichter, de zuipende, drugsgebruikende mafketel die midden in de nacht aan de slag gaat, is ook helemaal niet terecht. Veel schrijvers hebben juist een strakke dagindeling. Ze staan vroeg op, werken ’s morgens en maken vervolgens een lange wandeling. Heel voorspelbaar en gedisciplineerd.
Zoals gezegd maakt u veel gebruik van biografieën van de groten der aarde: Newton, Mozart, Gandhi, schrijvers, topsporters. Prachtige en leerzame verhalen. Heeft u zelf portretten aan de wand hangen?
In de kamer hiernaast, waar ik vaak zit te werken, heb ik twee portretten hangen: één van Gandhi en één van Einstein. En beneden heb ik een grote foto van Ian Curtis hangen, de jonggestorven voorman van Joy Division. Dat zal je niet verbazen, als je het boek hebt gelezen. Dat zijn echt mijn helden.
In hoeverre kunnen wij, normale stervelingen, van deze uitzonderlijke mensen leren?
Oh, we kunnen heel veel van ze leren. Zij doen in het groot wat wij allemaal proberen. Als een ondernemer een nieuw product wil bedenken, of als een bestuurder ondanks alle weerstand twee afdelingen bij elkaar moet brengen, zullen ze ook op zoek gaan naar goede ideeën. ‘Ik ga dit met ze doen, en dan komt het goed.’ En zulke ideeën kunnen je te binnen schieten, maar daar zijn een aantal stappen voor nodig, die je ook in de biografieën van dit soort grootheden tegenkomt.
Hoe werkt dat dan?
Soms hoor je wel eens dat een goed en creatief idee onder de douche is ontstaan, of in een ander onbewaakt ogenblik. Dat gebeurt niet zomaar: je moet door een paar fases heen. Ten eerste: je moet het heel graag willen, je echt verdiepen in het probleem. Ten tweede: investeren in je kennis, heel goed weten waarmee je bezig bent. Dat beschrijf ik in het hoofdstuk over concentratie. Ten derde: je brein opschudden, door na te denken over oplossingen van anderen of misschien eens op reis te gaan, vergelijkbare projecten onderzoeken. En dan, ten vierde, het laten sudderen in je onbewuste. En dan kan het gebeuren dat je op een ochtend onder de douche staat, of een wandeling maakt, en je iets heel goeds te binnen schiet. Daar gaat het boek eigenlijk over: hoe vergroot je nou de kans dat je dat soort goede ideeën krijgt?
U heeft niet zoveel met kleine, behapbare ambities, zoals SMART-doelen. Je moet juist groot denken. Waarom?
Als je iets groots tot stand wil brengen, wil je dat alles in jouw brein meedoet. Ik gebruik de metafoor van een kapitein op een schip: hij wil zijn hele bemanning meekrijgen. Hoe groter de doelen die je stelt, hoe sterker je verlangen, hoe meer breincapaciteit je kunt benutten. Honderd procent van het brein van Isaac Newton was betrokken bij zijn wetenschappelijk onderzoek. Hij verwaarloosde zijn vrienden, hij vergat te eten, hij was slechts met één ding bezig. Behapbare doelstellingen kunnen best leuk zijn om kleine organisatieveranderingen tot stand te brengen, maar dan doet het grootste deel van je brein niet mee. Als je dus echt iets wil bereiken, moet je niet bang zijn voor grote ambities en grote doelen. Dan heb ik het over het bereiken van grote prestaties, het bewerkstelligen van belangrijke omwentelingen in een organisatie – of zelfs de hele wereld. Denk maar aan Gandhi.
Wat zijn de belangrijkste misverstanden die u uit de weg wilde ruimen?
Behalve het idee dat inspiratie niet zo belangrijk is, zoals ik eerder al schetste, ook het klassieke idee uit de klassieke oudheid dat inspiratie is voorbehouden aan dichters en filosofen, en niet aan gewone mensen. Zo werd daar destijds over gedacht: de dichters en filosofen gingen op hun sofa liggen, in de hoop dat ze bezocht werden door die mooie dochters van Zeus, die ze iets in het oor zouden fluisteren. Wat ik in mijn boek duidelijk probeer te maken, is dat je inspiratie kunt afdwingen. Je kunt het tegemoet rennen, met de armen gespreid. Dan is de kans veel groter dat je het vindt. Inspiratie is voor iedereen, het is niet voorbehouden aan genieën. Het is er ook voor een ondernemer die een nieuwe groep klanten wil aanspreken, of een reclamemaker die een slogan bedenkt. Het gaat over ons allemaal.
De waarom-vraag blijkt een van de meest fascinerende: waarom stellen mensen zich grote doelen? Daar komt vaak een heel bijzonder antwoord uit: ‘Gewoon, omdat ik voelde dat ik het moest doen.’ Wat kunnen we daarmee?
Ik draai het eigenlijk een beetje om. Als je wilt weten of je doel groot genoeg is, dan moet je eigenlijk geen goed antwoord kunnen geven op de vraag waarom je dit doel nastreeft. Als je die vraag wel kunt beantwoorden, kun je altijd nog een stap verder. Ik heb dat van de bergbeklimmer George Mallory, die dertig jaar voordat de achtduizenders werden bedwongen de Mount Everest probeerde te beklimmen. Op de vraag waarom hij dat wilde, antwoordde hij: ‘Omdat hij er is.’ Pieter van den Hoogenband kwam met een vergelijkbaar antwoord, toen ik hem interviewde. Hij is heel welbespraakt, zijn verhaal komt er heel makkelijk uit. En als je hem uiteindelijk vraagt waarom hij heeft gedaan wat hij deed, weet hij het ook niet meer.
Kon u hem dat uitleggen?
Ik heb hem inderdaad verteld dat ik dat antwoord verwachtte. Als je geen goed antwoord meer kan geven op de vraag waarom, dan ben je bij een echt groot doel. En daar was hij het helemaal mee eens.
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.