Uw boek Groter groeien - ervaringen van een groeiondernemer, een bundeling van FD-columns, haalde de tweede plek in de top 100 van managementboeken. Zegt dat iets over de zoektocht van ondernemers naar groei?
Alleen Jos Burgers en de hond voorop de cover (De Wet van Snuf - red.) verkocht beter. Mijn vrouw zei nog: die hond versla je nooit. Ik denk dat de verkoop van mijn boek gestimuleerd is door de naamsbekendheid die ik via het FD met mijn columns heb opgebouwd. Ik was voor de lezer geen nieuwe schrijver. Met die columns in Het Financieele Dagblad raakte ik denk ik de juiste toon bij ondernemers. Over het Nederlandse ondernemerschap en de ambitie om te groeien, ben ik toch minder positief. In vergelijking met het buitenland zijn we vaak niet ambitieus genoeg, we durven veel te weinig groot te denken. Wellicht door onze calvinistische achtergrond. Ik heb veel gereisd en Nederland loopt in dat proces zeker niet voorop.
We horen steeds meer geluiden dat groei ook helemaal niet moet. We moeten aan onze planeet denken, we moeten maar eens tevreden zijn met het welvaartsniveau dat we nu bezitten. Genoeg is genoeg.
Daar ben ik het fundamenteel mee oneens. Ondernemers die niet in groei denken, weten niet hoe een bedrijf werkt. Als er sprake is van stilstand in een organisatie en daar neem je genoegen mee, kun je net zo goed in een gemeentehuis gaan werken. De markt wordt gedomineerd door een luttel aantal winnaars en hoor je daar niet bij, hoor je dus bij de verliezers. Ben je een winnaar, groei je, kun je veel makkelijker innoveren en investeren. Er gaat een geweldige dynamiek uit van groei. Groei zorgt voor bijzondere energie.
Te weinig VOC-mentaliteit, een land van zeurders, klagers en middelmatigheid, zo lezen we in de columns. Hoe kunnen we dat tij keren in Nederland? Kunt u onze lezers een top drie van groeidrivers geven?
Allereerst kunnen we groeien door onze ambities op te schroeven en moeten we groot durven denken. Daarnaast moeten ondernemers leren mee te groeien met hun bedrijf. Tot een omvang van pakweg zeven mensen maakt het niet uit, maar word je groter, dan moet je de organisatie aanpassen. Dat moet ook bij 20, 50 fte enzovoort. Ondernemers zijn er slecht in om hun eigen gedrag gedurende dat proces van groei te veranderen. Met name bedrijven met twintig tot vijftig medewerkers zitten in een ‘vagevuur’ waarbij de oprichter nog bijna alles zelf doet omdat hij te klein is om specialisten op sleutelposities te zetten. Ik heb dat zelf ook pas ingezien toen mijn coach me daarop wees en stelde dat ik aan zelfontplooiing moest gaan doen. Zelf raakte ik bijvoorbeeld in die tijd geïnspireerd door managementdenker Verne Harnish. Een derde advies is om toch vooral naar je buikgevoel te luisteren. Je lichaam weet meestal allang welke richting je op moet, veel eerder dan dat je hoofd dat weet.
U zegt dat u in het algemeen positief bent over Nederland, in termen van groeiondernemers. U komt dan met namen als Oerlemans, Boekhoorn, Scheringa, Perridon, Stutterheim en Mandemakers. Met alle respect, maar dat is toch van een ander kaliber dan Heineken, Philips, Dreesmann, Blokker, Plesman, of Fentener van Vlissingen? Hebben we nog wel roergangers die de potentie van een Google, Samsung of Apple hebben?
Ik ben het eens dat het inderdaad lastig is om tien grote hedendaagse Nederlandse ondernemers te noemen. Toch gebeurt er onder de radar wel wat. Maar succes is een vies woord in Nederland. Voordat Oerlemans een hartaanval kreeg, vonden mensen het maar niks dat hij zijn bedrijf voor veel geld verkocht aan een Amerikaan. We mogen best iets trotser zijn op onze succesvolle ondernemers. Al was het maar omdat rolmodellen zeker helpen. Maar toch, ik doe mee in het NLelevator initiatief en zie daardoor echt wel ondernemerschap ontstaan. Kijk naar de broeiplekken rond de universiteiten in Twente en Eindhoven. Of minister Kamp die ondernemerschap aanjaagt. Toen ik in de jaren tachtig en negentig bedrijven opzette, was ondernemerschap not done. Je was een verliezer als je voor jezelf begon. Als student ging je naar Akzo, KLM, Shell of naar een grootbank. Dat is nu fundamenteel anders. De houding jegens ondernemerschap is in positieve zin omgeslagen, maar het kan en moet inderdaad harder en sneller.
U heeft het daarbij niet zo op het groeiende leger zzp’ers, schrijft u in één van de columns. Dat vindt u geen ondernemers.
Begrijp me goed. Ik heb niets tegen zzp’ers. Maar ik definieer ‘ondernemers’ als mensen die een onderneming bouwen. Nu zie je te veel mensen die noodgedwongen iets voor zichzelf gaan doen en zichzelf aan hun eigen werkgever verhuren. Net zo als in de jaren tachtig mensen als een soort automatisme in de WAO-terechtkwamen. Dat vind ik geen ondernemerschap. Overigens is dat denk ik de column geweest waar ik de meeste reacties op heb gekregen. Het was tegen het zere been van velen, maar ik trek er geen woord van terug.
Wat is de rode draad in uw columns? Wat is kortom de boodschap?
Als gezegd: denk groter en werk aan jezelf als ondernemers. Maar ook de boodschap dat er veel wetmatigheden in een bedrijf zitten. Veel dingen gebeuren niet zo maar, maar hebben te maken met de omvang, dus het groter worden van een bedrijf. Niet alleen bij jou als ondernemer staan drie medewerkers huilend aan het bureau. Dat heeft elke collega-ondernemer ook. Iedereen heeft ook wel eens een verkeerd IT-systeem aangeschaft omdat bedrijven nu eenmaal groeien en processen daardoor veranderen. En dus ook de eisen aan systemen veranderen. Dat kun je voorzien en voorkomen als je beter denkt in groei en groter worden. Die lessen staan in mijn boek. En natuurlijk ambitieus blijven. Misschien is die nummer één plek in de top 100 met dit verhaal nog wel te realiseren!
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.