Het is inmiddels lastig voor te stellen, maar ooit was Amsterdam het financiële hart van de wereld. En hoewel dat alweer lang geleden is, kunnen we volgens vastgoed hoogleraar Piet Eichholtz veel leren van de lessen uit het verleden. In de gloriejaren van Mokum was er sprake van een structureel sterfteoverschot. Een heuse parallel met de problemen die de komende jaren in ons land gaan ontstaan. Niet op basis van sterfte maar cynisch genoeg door het spiegelbeeld daarvan: de vergrijzing als gevolg van de langere levensduur. Nu de ‘baby boomers’ vanaf 2010 tot 2020 en masse met grote vakantie gaan, zullen we iets moeten bedenken om de gaten op te vangen. Liefst met mensen die de internationale concurrentie in een sterk gemondialiseerde wereld echt aan kunnen. Want hoewel de werkloosheid ten gevolge van de huidige crisis in sommige sectoren - zoals automobielindustrie en laag geschoold werk - behoorlijk zijn opgelopen, zullen het collectieve uittreden van de naoorlogse generatie en het weer aantrekken van de economie waarschijnlijk (deels) parallel lopen.
In de 17e en 18e eeuw werd het sterfteoverschot opgevangen door een permanente instroom van geschikte immigranten. Dat laatste was mogelijk omdat de lonen in Amsterdam significant hoger lagen dan elders in Europa en - minstens zo belangrijk - er volledig open grenzen waren. In een tijd waarin populistische politieke partijen pleiten voor het bijna volledig dichtgooien van de landsgrenzen, zou een warm welkom voor een selecte groep hoogopgeleide jongere managers zo gek nog niet zijn. En hoewel er terecht commotie is ontstaan over exorbitante bonussen in sommige sectoren van het bedrijfsleven, moeten we wel beseffen dat talent weliswaar nooit alleen gaat voor de beloning op zich maar wel altijd een passende beloning wenst in relatie tot complexiteit van het werk en de gestelde uitdagingen.
Inmiddels gaan steeds meer landen zich de immense waarde van talent realiseren voor hun toekomstige (kennis)economie. Enige tijd geleden las ik in een Amerikaans zakenblad dat koning Abdullah van Saoedi-Arabië zijn visie op dit vlak ook echt vertaalt in concrete daden. Terwijl zijn land ongeveer een kwart van de wereldwijde olievoorraden bezit, beseft hij desondanks dat olie hem op de langere termijn geen duurzame voorsprong op concurrerende landen oplevert.
Mede daarom besloot de Arabische vorst om maar liefst 12,5 miljard dollar te investeren in de oprichting van een ‘graduate research university’. Een ongekend hoog bedrag, te vergelijken met de financiële injectie in de meest prestigieuze Amerikaanse universiteiten gedurende hun hele bestaan! De Arabische koning doet dit niet om zijn Amerikaanse collega’s de loef af te steken, maar omdat hij beseft dat deze universiteit als een magneet zal werken op de grootste talenten op het vlak van wetenschap en technologie. Hoewel ons kabinet niet beschikt over dergelijke potjes, zou bij het alloceren van beschikbaar geld toch gekeken moeten worden naar de lessen uit het verleden en naar de ideeën van een visionaire vorst uit de woestijn.