De huidige beursgenoteerde grote ondernemingen ondermijnen volgens Kalff het kapitalisme. Ze dreigen weeskinderen te worden: aandeelhouders, bestuurders, managers en medewerkers zijn niet meer dan passanten. Het vertrouwen is verdwenen, het financiële afrekenjargon overheerst, charismatische leiders eigenen zich alle successen toe en geven anderen de schuld van mislukkingen. Juist de eigenlijke ondernemingsfunctie: het ontwikkelen van nieuwe waardevolle activiteiten en het afstoten van niet-renderende activiteiten, wordt slecht vervuld. Herstructureringen mislukken, de groei via innovatie stokt, ondernemingen ‘vluchten naar voren’ in fusies en overnames, en dure productverbeteringen slaan nauwelijks aan bij de consument. Kortom: de wereld van het management staat in toenemende mate los van de echte wereld.
Dat ligt vooral aan de groeiende dominantie van het Angelsaksische ‘ceo-model’, waarin een almachtige bestuurder fysiek, intellectueel en emotioneel wordt overvraagd. Die alleenheerschappij ondermijnt de kwaliteit van de besluitvorming en leidt tot vertrouwensverlies en defensief, risicomijdend gedrag in de lagere echelons. De hoog opgelopen beloningsverschillen en de perverse bonuscultuur maken dat beslissingen niet langer op rationele economische gronden worden genomen. De sterpositie van de ceo veroorzaakt een opvallend tekort aan zelfanalyse en zelfkritiek, zodat persoonlijke sympathieën en loyaliteiten de overhand krijgen boven competentie-overwegingen. Dat is de diepere oorzaak van de drama’s die zich de laatste tijd hebben afgespeeld bij Fokker, Ahold, Shell, Getronics en ABN Amro.
Kalff wil daarom terug naar een meer collegiaal bestuursmodel, waarin functies en machten sterker worden gescheiden, contrasterende perspectieven expliciet kunnen worden gemaakt en het debat ertussen kan worden georganiseerd. Het lijkt warempel wel democratie! Hij wil de onderneming vooral opvatten als een werkgemeenschap, niet als een belangengemeenschap, en helemaal niet als een behartiger van aandeelhoudersbelangen. Maar het failliet van het Angelsaksische shareholder model betekent volgens hem niet dat we kunnen terugvallen op het Rijnlandse stakeholder model, dat te weinig flexibel is, teveel is gericht op continuïteit en de verdediging van belangenposities en zich gemakkelijk verliest in ongelukkige compromissen. Ook het alternatief van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) bekoort hem niet: in het Angelsaksische model speelt het slechts een ondergeschikte rol, terwijl het de nadelen van het Rijnlandse model alleen maar versterkt.
Het is dus tijd voor een fundamenteel nieuw ondernemingsmodel, waarin ‘creatie van economische waarde’ het hoofddoel wordt. Dit is volgens Kalff een rationele en transparante maatstaf die zichtbaar maakt wat medewerkers op allerlei niveaus (van technoloog tot directiechauffeur) bijdragen aan het ondernemingsdoel, en die de kwaliteit van ondernemingsbeslissingen aanmerkelijk kan verbeteren. De basis van de waardecreatie wordt gevormd door sociale veiligheid, zelfrespect en vertrouwen, die vooral belangrijk zijn wanneer de onderneming (zoals steeds meer het geval is) afhankelijk is van gespecialiseerde deskundigen en hun soepele onderlinge samenwerking. Kalff onderscheidt een aantal taken en verantwoordelijkheden die beter institutioneel kunnen worden gescheiden: het veiligstellen van de economische waarde en het realiseren van economisch potentieel (het domein van de managers van bedrijfseenheden), het opvoeren van dit potentieel (de taak van het bestuur in zijn rol van ‘projectleider’), en het realiseren van de eigenlijke ondernemersfunctie: die van innovatie. Die laatste functie wil hij laten vervullen door een nieuw orgaan in het leven te roepen: de Statutaire Raad.
Die machtenscheiding doorbreekt de conventionele hiërarchische relaties binnen de onderneming. Managers, bestuursleden en leden van de Raad voegen op verschillende manieren economische waarde toe, en doen dat alleen dankzij een hoge mate van onafhankelijkheid. De Statutaire Raad, die bestaat uit een voorzitter en 2 tot 5 leden die voor zes jaar worden benoemd, moet het nieuwe zwaartepunt van de onderneming vormen, met innovatie als hoofdtaak. Deze specialisatie van de besluitvorming zorgt voor een betere balans tussen continuïteit en vernieuwing, en beschermt derden (aandeelhouders, crediteuren) beter tegen misbruik door managers en bestuurders van hun positie. Zo wordt de kern van het kwaad aangepakt: de alleenheerschappij van het bestuur, en kan meer erkenning worden gegeven aan het vaak verguisde middenkader. Ook de vaste salarissen en de afschaffing van prestatiebeloningen dragen bij aan een structuur ‘die gewenst gedrag uitlokt door gebruik te maken van de behoefte om deel uit te maken van een groter geheel’.
De nadruk die Kalff legt op bestuurlijke machtenscheiding, transparantie, innovatie en economisch langetermijndenken is verfrissend. Maar zijn idealisme heeft ook een naïeve kant. ‘Economische waarde’ levert bij lange niet de eenvoudige, transparante maatstaf voor ondernemingshandelen op die hij erin ziet. Het communitaristische beeld van de onderneming als een werkgemeenschap waarin iedere geleding loyaal is georiënteerd op het grotere geheel, miskent de onvermijdelijke belangenverschillen en –conflicten tussen bestuurders, werknemers en andere ‘stakeholders’, en nadert toch weer dicht tot een nogal idyllische variant van het Rijnlandse model.
De machtenscheiding die Kalff voorstaat (een soort ‘trias politica’ in de onderneming), doorbreekt inderdaad het charismatische zonnekoningsmodel en organiseert een begin van democratisch machtsevenwicht. Maar zijn alternatief van collegiaal bestuur biedt weinig perspectief op verdergaande economische democratisering. Wie benoemt bijvoorbeeld de zwaar opgetuigde Statutaire Raad en wat verhindert dat de voorzitter ervan opnieuw gaat lijken op de zo verguisde ceo? Voor de weg waarlangs dit nieuwe ‘Europese’ structuurregime kan worden gerealiseerd, vestigt Kalff zijn hoop vooral op eigenaar-directeuren die geen geschikte opvolgers hebben of om andere redenen de structuur van hun onderneming willen wijzigen. Dat is wel een erg smalle en weinig politiek-realistische basis voor een zo ingrijpende verandering. Eerst moet Kalff zijn model maar eens beter uitleggen voordat we het kunnen toepassen.
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.