Ondernemerschap, in de zin van het inspelen op kansen en het vermogen tot veranderen was het sleutelwoord. In 2020 zou Nederland een land zijn ‘dat zijn zekerheid niet zoekt in structuren, arrangementen en constructies die in beton zijn gegoten.’ Geen talent zou meer onbenut blijven: heel Nederland zou ‘schik in scholing’ hebben en de flexibiliteit omarmen, met variabele werktijden, telewerken, en ouderen die graag tot hun 65e wilden doorwerken. Mooie woorden inderdaad.
Maar er zijn nauwelijks een premier en een kabinet te bedenken die deze idealen minder belichamen dan het moeizaam modderende Balkenende-IV. Als regeren vooruitzien is, kan Balkenende gewoon niet regeren. ‘Daadkrachtige besluitvorming en tempo’ zijn bij deze matige regisseur ver te zoeken. Na veel tijd te hebben verloren met ‘luisteren naar het volk’, lijkt zijn vierde kabinet nu al uitgeregeerd. Dossiers als het ontslagrecht zijn in een diepe commissielade verdwenen, terwijl een denker als Donner de moed had moeten tonen om boven de partijen te staan en een slim compromis had moeten formuleren tussen sociale zekerheid en flexibiliteit. Er wordt op de winkel gepast door een angstige elite die alle bestuurlijke vernieuwing schuwt, nauwelijks tegen kritiek kan (zie Balkenende’s botte vernedering van zijn ex-minister Bot), geen visie heeft op cruciale vraagstukken zoals de kansengelijkheid, het onderwijs, de milieuvervuiling, de mobiliteit en de relatie tussen overheid en bedrijfsleven, en die zich laat gijzelen door een extremist als Wilders.
Balkenendes ambities verbleken naast die van de topmanagers van nieuwe grootbedrijven uit voormalige ontwikkelingslanden zoals zij worden beschreven in Antoine van Agtmaels boek ‘De nieuwe multinationals’. Ondernemingen zoals Samsung, Embraer, Haier, Hyundai, Infosys en TSMC uit de ‘emerging markets’ van India, China, Korea, Brazilië en Mexico zullen naar zijn schatting binnen 25 jaar gevestigde bedrijven als IBM, Philips, Shell en Sony hebben overvleugeld. Zij hebben het zo ver gebracht door onconventioneel te denken, door ‘gedisciplineerde ambitie’, door riskante beslissingen te nemen en te concurreren op wereldschaal in de hoogste regionen van kwaliteit, technologie en styling. De belangrijkste drijfveer van de topmanagers en ingenieurs in deze opkomende markten is volgens van Agtmael niet zozeer geld als wel ‘gekwetste trots’: ze willen niet langer achterlopen bij ‘het Westen’ als natie en als bedrijf. Ook al behoren zij tot de nieuwe grootverdieners (zo is Carlos Slim van America Movil inmiddels de op één na rijkste man ter wereld), toch is die nadruk op het eermotief een opvallend gegeven.
Het zijn bedrijven als deze die de deugden van het ondernemerschap daadwerkelijk in praktijk brengen, en hele ‘derdewereldlanden’ in hun vaart meeslepen. Ze zetten alles op alles om te doen wat zogenaamd eerst ‘niet kon’. Ze onderscheiden zich van de massa van hun concurrenten door moedige beslissingen. Die grote ambities realiseren zij vooral door enorme investeringen in human capital, in R&D en technologie. De bedrijven worden daarbij geholpen door proactieve partnerschappen met de overheid, die bijvoorbeeld zorg draagt voor een beter onderwijssysteem (werkelijk mondiaal gerichte universiteiten) en een goede internetinfrastructuur.
Ondernemerschap is moeilijk aan te leren. Creativiteit, in de zin van on-conventionaliteit of non-conformisme, kan nauwelijks worden ‘gekweekt’. Wel kunnen randvoorwaarden worden geschapen waarbinnen creatieve mensen zich thuis voelen. Voor een kennissamenleving is het dan ook cruciaal om non-conformisten aan te moedigen en marges te scheppen waarbinnen grensdoorbrekende creativiteit zich kan ontplooien. Dat gaat niet zonder een politieke en economische elite die het goede voorbeeld geeft. Een moedige politieke elite die visie toont en het land kan inspireren. Een economische elite die zijn professionele trots en de eer van het ondernemen belangrijker vindt dan de prikkel van het geld. Moed, ondernemerschap en eergevoel: dat is wat in Nederland te veel ontbreekt. Volgens de laatste peiling hoopt bijna de helft van de Nederlanders dat het vierde kabinet-Balkenende nog dit jaar valt. Misschien kunnen we daarna echt eens wat gaan ondernemen.
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.