Na zijn afstuderen als klinisch psycholoog deed Gaillard als 'dienstplichtig wetenschapper' vervangende dienstplicht bij het TNO-instituut Technische Menskunde in Soesterberg. Zijn aandachtsgebied was en is het functioneren van mensen in bijzondere omstandigheden. Hoe reageren bijvoorbeeld militairen op stress tijdens uitzendingen?
Nog steeds werkt Gaillard als onderzoeker bij TNO in Soesterberg. Daarnaast is hij sinds 1985 - namens de Stichting Psychosociaal Onderzoek Stress - als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Vakgroep Psychologie van de Universiteit van Tilburg. Onlangs verscheen een tweede editie van zijn boek 'Stress, productiviteit en gezondheid'. Voor de oorspronkelijke versie van dat boek ontving Gaillard in 1997 de binnen de personeelswetenschappen prestigieuze Drs. J.J.F. van den Bergh Prijs.
Dit bijna vierhonderd pagina's tellende boek is vooral bedoeld als leerboek voor studenten op universiteiten en hogescholen en als naslagwerk voor mensen uit het vakgebied. Het liefst zou Gaillard een populaire samenvatting willen maken voor managers en leken. Maar vooralsnog ontbreekt hem de tijd daarvoor. Toch is dit leerboek ook instructief voor mensen die willen begrijpen waardoor de huidige epidemie van psychische arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt. Of die willen weten hoe we onder een hoge belasting kunnen werken zonder daarvan de negatieve gevolgen te ondervinden.
‘Het is duidelijk’, zo stelt Gaillard, ‘dat werkstress geen modegril is, zoals sommigen vijftien jaar geleden beweerden. Integendeel. De problematiek neemt nog steeds toe, ondanks de betere arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. De productiviteit per werkende is enorm gestegen. Dat is te danken aan het hogere opleidingsniveau en aan de verdergaande mechanisering en automatisering.’
Vaak wordt vergeten dat de cognitieve (verstandelijke) en emotionele belasting van werknemers hierdoor evenredig is gestegen. Als mensen onvoldoende herstellen van deze cognitieve en emotionele spanningen, treden er chronische effecten op die ernstige gevolgen kunnen hebben. Aanvankelijk zijn die gevolgen moeilijk vast te stellen. Pas later wordt de schade zichtbaar. Deze lange aanlooptijd en het feit dat de psychologische belasting vooral de laatste tien jaar sterk is toegenomen, zijn er verantwoordelijk voor dat de gevolgen nu pas goed zichtbaar worden.
Gaillard, nuancerend: ‘Stress lijkt niet zozeer te ontstaan door een hoge cognitieve belasting, maar door de psychosociale omstandigheden waaronder gewerkt moet worden. Bovendien hebben mensen bepaalde verwachtingen wanneer zij bij een organisatie gaan werken. Zij verwachten niet alleen een salaris, maar ze hebben ook aspiraties, idealen en behoeften die zij via hun werk vervuld willen zien.
‘Het mag duidelijk zijn dat niet alle vormen van belasting nadelig hoeven te zijn. Een mens kan heel wat hebben. Als we goed gemotiveerd zijn, kunnen we zelfs onder ongunstige omstandigheden nog goede prestaties leveren. Vaak kunnen we lange tijd zeer hard werken zonder daar negatieve gevolgen van te ondervinden.
‘De vraag of stress al dan niet goed is, raakt de kern van de zaak echter niet. Het gaat erom of de belasting in het werk optimaal is. We hebben dus geen behoefte aan 'een beetje stress', we willen een stimulerende en uitdagende omgeving om in te werken.’
Een van de meest aansprekende voorbeelden waarmee Gaillard duidelijk maakt dat je medewerkers op een goede manier moet behandelen om ze die stimulerende en uitdagende omgeving te geven, is door mensen te vergelijken met een computer Gaillard: ‘Een computer verwerkt informatie vanaf het moment dat hij aangezet wordt. Door middel van een knop is een computer geheel te activeren of uit te zetten. Een computer heeft geen warming up nodig om een bepaalde taak uit te voeren en hoeft zich ook niet te herstellen van een vermoeiende werkdag. Een computer heeft geen dag- en nachtritme, en ondervindt geen nadelige gevolgen van ploegendienst, overwerk of jetlag. Een computer is niet gespannen, kent geen angst, en heeft geen last van verveling en eenzaamheid.
‘Een computer denkt er niet over na of het wel zinvol is wat hij gedaan heeft en piekert ook niet over wat hij nog moet doen. Een computer begint niet te klagen als hij de hele dag 2x2 moet uitrekenen, terwijl hij aangeschaft is om ingewikkelde mathematische modellen door te rekenen. Een computer raakt niet geïrriteerd als iemand voor de zoveelste keer een fout commando intypt. Er wordt een foutmelding gegeven, zonder dat daarbij emoties optreden.’
Kortom, een essentieel verschil tussen mens en computer is dat de computer geen verlangens of doelstellingen heeft. Een computer kent geen emoties. Noch de positieve emoties, zoals vreugde, die bij mensen aangeven dat ze op de goede weg zijn en die ze kracht en energie geven. Noch negatieve emoties, zoals angst en woede, die ze voelen als hun behoeften geblokkeerd dreigen te worden. Wanneer mensen woede en angst voelen, is dat niet alleen vervelend. Het kan bovendien leiden tot dusdanige lichamelijke veranderingen dat ze - anders dan de computer - hun werk niet goed meer kunnen doen. Als mensen de situatie heel bedreigend vinden, treden er verstoringen op in hun lichaam en in hun denken, waardoor ze moeite krijgen te doen wat ze zich hebben voorgenomen.
Gaillard: ‘Het fenomeen stress is alleen te begrijpen wanneer we meer weten over de complexe interactie tussen cognitie en emotie. Essentieel is dat in onzekere situaties het emotionele brein het cognitieve brein domineert. Zoals bijvoorbeeld bij piekeren. Als we piekeren, blijven problemen door ons hoofd malen en steeds weer om aandacht vragen, ook als we er eigenlijk niet meer aan willen denken. Piekeren is geen cognitief proces meer. Onze gedachten worden bij piekeren gedreven door sterke, meestal negatieve emoties. We kunnen het probleem niet laten rusten. Want het emotionele brein blijft aandringen op een oplossing. Op die manier kan piekeren niet alleen het functioneren belemmeren, maar er ook voor zorgen dat we ons niet kunnen ontspannen.’
Iets anders dat kan helpen stress te begrijpen is bijvoorbeeld het inzicht dat de tolerantie voor onaangename stimuli (lawaai, elektrische schokken) groter is als iemand zelf kan bepalen met welke intensiteit en op welk moment de stimulus wordt toegediend. Daarom vinden mensen het lawaai bij de buren altijd erger dan het lawaai dat ze zelf maken. Of ze vinden een knisperend papiertje tijdens een kamerconcert hinderlijker dan de keiharde muziek die ze zelf aanzetten.
Gaillard: ‘Het is een fundamentele behoefte van de mens om - althans het gevoel te hebben - in zekere mate controle te hebben over zijn leven en zijn werk. Een hoge werklast in combinatie met een lage controle leidt tot stressreacties en verhoogde gezondheidsrisico's. Zeker wanneer deze werknemer ook nog eens weinig sociale steun krijgt of weinig sociale contacten heeft.
‘Een werkomgeving daarentegen die de gelegenheid biedt actief te werken, initiatief te nemen en nieuwe dingen te leren, geeft voldoening en bevordert het welzijn. In een situatie waarin iemand zich prettig en veilig voelt, die beheersbaar en voorspelbaar is, kan iemand ingespannen werken zonder negatieve gevoelens of hinderlijke effecten.’
Voldoende regelruimte op het werk is dus dé manier om spanningsklachten te verminderen. Deze regelruimte kan op heel verschillende aspecten betrekking hebben. Hoe is bijvoorbeeld de werkindeling? Kan iemand zelf bepalen hoe en in welke volgorde hij taken uitvoert. Wat is het werktempo? Hoe zijn de rusttijden geregeld? Is het mogelijk de werktijden aan te passen aan persoonlijke behoeften? Hoeveel vrijheid heeft iemand zelf de werkomgeving in te delen, een raam open te zetten, temperatuur en radio te regelen? In hoeverre kan men beslissen of meedenken over doelstellingen? Is er werkoverleg? Is er sociale interactie met collega's mogelijk? Is er bewegingsvrijheid tijdens het werk? In hoeverre verstrekt de manager informatie over de gang van zaken en worden medewerker tijdig over eventuele veranderingen geïnformeerd?
Gaillard: ‘Bij een ruimere regelruimte is een werknemer beter in staat te functioneren. Zowel op cognitief, emotioneel, energetische als sociaal niveau. Cognitief is hij beter in staat problemen op het werk op te lossen. Emotioneel is hij gemotiveerder want zijn werk voldoet aan een fundamentele behoefte aan controle. Hij kan efficiënter gebruikmaken van zijn energie, doordat hij zijn werktempo kan aanpassen aan de natuurlijke variaties in zijn energetische toestand. Bovendien heeft hij meer mogelijkheden voor sociale contacten. Immers, als er niets te regelen is, valt er ook niets te bespreken.’
Of stress op den duur blijvende gevolgen heeft voor het functioneren en de gezondheid, hangt vooral af van de mate waarin iemand in staat is na afloop van het werk te herstellen. Enerzijds moeten de mentale inspanning en de emotionele en fysiologische reacties worden afgebouwd. Anderzijds moet er nieuwe energie worden opgebouwd voor de volgende dag.
Gaillard ziet een essentieel verschil tussen acute en chronische stress, en tussen normale en langdurige vermoeidheid. Zo is vermoeidheid een normale, gezonde reactie wanneer de energiebronnen van lichaam en geest op dreigen te raken. Gaillard: ‘We worden gewaarschuwd dat we de snelheid en accuratesse waarmee we op dit moment werken, niet veel langer kunnen volhouden. Wanneer mensen zeer gemotiveerd zijn om koste wat kost hun doel te bereiken, hebben zij de neiging langer door te gaan dan goed voor hen is, ook al worden ze gewaarschuwd door negatieve signalen. Wanneer we onze grenzen verleggen door langer te werken, realiseren we ons vaak niet dat het herstel ook extra lang zal duren.’
Als vuistregel hanteert Gaillard dat één uur overwerk twee uur langer herstel vergt. ‘Terwijl we juist minder tijd hebben om te herstellen. Bovendien doorbreken we ons patroon van werken, rusten en slapen, waardoor het psycho-biologisch evenwicht wordt verstoord.’
Langdurige verstoring van dit evenwicht kan leiden tot chronische stress. In plaats van dat krachten hernieuwd worden, hoopt de spanning zich op. Het vermogen tot ontspanning raakt ontregeld. Deze ontregeling doet zich vooral voor wanneer iemand niet meer het gevoel heeft de situatie onder controle te hebben.
Gaillard: ‘Wanneer iemand twijfelt aan een goede afloop, aan zijn eigen kunnen en aan de steun die hij kan krijgen, zal hij de situatie als bedreigend ervaren. Het belangrijkste aspect van stress is dat we door emoties opgeroepen energiemobilisatie niet onder controle hebben, vooral niet als de emoties heftig en negatief zijn, en dat alle opwinding niet functioneel is of zelfs contraproductief. Dit betekent dat de effecten van de belasting veel langer duren dan de belasting zelf. Er ontstaan zogeheten 'residu-effecten' en er treedt cumulatie op. Dat kan leiden tot overspanning en burn-out’, aldus Gaillard.
Dé manier om dit soort onevenwichtigheden te voorkomen is - zoals gezegd - een werkomgeving waarbij mensen het gevoel hebben dat ze de situatie goed onder controle hebben. ‘Dan hebben ze controle over hun energiemobilisatie én over de manier en het moment waarop ze zich kunnen gaan ontspannen.’
Daarnaast is het belangrijk, juist wanneer het nog goed gaat, altijd voldoende ontspanning te zoeken. Wanneer het niet meteen lukt tot ontspanning te komen, is afleiding zoeken een oplossing. Een probleem dat je niet kunt oplossen, verdwijnt naar de achtergrond als je je richt op een ander probleem, bijvoorbeeld een kruiswoordpuzzel. Of wanneer je luistert naar mooie muziek voor het slapen gaan.
Wie veel piekert doet er volgens Gaillard goed aan de kwaliteit van het piekeren te verbeteren door gestructureerd en oplossingsgericht na te denken en inzicht proberen te krijgen in de dingen die hem opjagen of een gevoel van twijfel geven. ‘Door zo'n analyse leer je welke situaties je het best kunt vermijden. Dat is beter dan weglopen van het piekeren. Dat heeft geen enkele zin, want het is ons niet gegeven ons emotionele brein in bedwang te houden.’
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.