Computers gaan onze banen overnemen. En als je niet bijzonder hoog opgeleid of begaafd bent, zoals miljoenen mensen wereldwijd, dan zou dat wel eens heel snel kunnen gebeuren. We staan namelijk nog maar aan het begin van deze revolutie, stellen Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee in de bestseller Het tweede machinetijdperk. ‘Vanaf nu wordt de verandering pas echt duizelingwekkend. En het is aanpassen of verliezen.’
Een reden waarom computers banen overnemen, is dat ze productiever zijn. Dankzij de robots wordt met steeds minder werknemers steeds meer geproduceerd. Althans, sinds de millenniumwisseling. Zoals uit de productiviteitscijfers in de Verenigde Staten tussen 1947 en 2011 blijkt, is de stijging in productiviteit van vrij recent. Tot het jaar 2000 gingen productiviteit en werkgelegenheid gelijk op, hetgeen de bekende econoom Robert Solow typeerde als: ‘Je kan het computertijdperk overal zien, behalve in de productiviteitscijfers.’
Maar sinds de millenniumwisseling is het computertijdperk ook in de cijfers te zien. Althans in de grafieken die Brynjolfsson en McAfee aanhalen: de productie neemt toe, terwijl het aantal werknemers stagneert. Dit wordt ook wel ‘The Great Decoupling’ genoemd en volgens Brynjolfsson en McAfee zorgt dit er in de nabije toekomst voor dat technologische werkeloosheid de kop op zal steken.
‘Ik geloof er geen flikker van dat robots onze banen gaan overnemen.’ Aldus Ewald van Engelen in zijn column voor De Groene Amsterdammer. Een van de redenen die hij geeft voor zijn ongeloof in de overname van de machines is ‘het prachtige boek van Robert Gordon. In The Rise and Fall of American Growth laat hij zien dat de nieuwe interneteconomie een hype is.’ In het boek wordt gesteld dat computer en web niets hebben bijgedragen aan arbeidsproductiviteit. Van Engelen: ‘Sterker: de stijging van arbeidsproductiviteit is lager dan ooit. Wel eraan bijgedragen hebben waterleiding, riolering, gas, telefoon en wegennet. Die zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de welvaartsstijging van de afgelopen anderhalve eeuw.’
Van Engelen: ‘Internet, smartphones, Silicon Valley, Google, Amazon, Apple, Microsoft: ze zijn in de statistieken niet terug te vinden. Geen wonder, ze maken niets, leiden ons alleen maar af, en kosten vreselijk veel tijd. Om met de antropoloog David Graeber te spreken: het internet is een veredeld postorderbedrijf. Gordon eindigt zijn magnum opus dan ook met een somber hoofdstuk over onze toekomst, getiteld ‘de grote stagnatie’.’
Wat vooral uit de discussie naar voren komt, is dat economen op zoek zijn naar een goed meetinstrument om te achterhalen wat de impact is van een innovatie op ons leven. Gordon gebruikt de Total Factor Productivity (TFP), dat gebaseerd is op het bruto nationaal product maar dat ook rekening houdt met het aantal uur dat we werken en de technologie die we gebruiken. Zoals Bill Gates in zijn bespreking van het boek van Gordon opmerkt: ‘Hoewel economische metingen als TFP handig kan zijn om de impact van een tractor of een koelkast te begrijpen, zijn ze veel minder handig in het begrijpen van de impact van Wikipedia of Airbnb.’