Er bestaat een hardnekkig beeld dat mensen die een mediatraining hebben gevolgd niet meer ‘natuurlijk’ of ‘spontaan’ zijn. Ik ben het daar niet mee eens. Na een goede mediatraining heb je geleerd hoe je jouw verhaal het beste voor het voetlicht kan brengen. Daar heb jij wat aan en daar heeft de journalist wat aan. Met spontane of natuurlijke reacties is niks mis, met slecht gekozen antwoorden wel. Gebruik je mediatraining niet om te leren hoe je de journalist te slim af kunt zijn, of hoe je een vraag niet hoeft te beantwoorden. Gebruik je mediatraining om te leren hoe je samen met de journalist gaat zorgen voor een goed verhaal, vanuit het welbegrepen belang van beiden. Beantwoord de vragen daarvoor op een goede manier.
Luisteren
Een ander misverstand is dat getrainde woordvoerders nooit antwoord geven op de vraag die aan hen gesteld wordt. ‘Gewoon zeggen wat je wilt, niet eens luisteren naar de vraag,’ luidde ooit een van de eerste adviezen die ik kreeg bij mijn eerste schreden op het woordvoerderspad. Ondertussen weet ik: niets is minder waar. Wij woordvoerders luisteren juist heel goed naar de vraag en proberen die te gebruiken om informatie te geven die voor de journalist en diens publiek waardevol is. Alleen maar zenden zonder nota te nemen van de vraag van de journalist is voor niemand fijn om naar te kijken of te luisteren.
Voorbereiding
Jezelf eindeloos blijven herhalen is ook al geen vruchtbare strategie, hoewel er nog steeds mediatrainers zijn die het propageren. Je hebt weleens woordvoerders – of politici – die een of twee zinnen uit het hoofd geleerd hebben en op elke vraag alleen maar dat ene antwoord geven. Dat is niet alleen behoorlijk vervelend, het helpt ook niemand. Een belangrijke les die elke woordvoerder moet kennen is: als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg. Het feit dat een journalist vragen heeft naar aanleiding van jouw antwoorden, betekent niet dat jij alleen maar je eerste antwoord hoeft te herhalen. In je voorbereiding heb je, als je het goed gedaan hebt, al nagedacht over wat er nog zou kunnen komen, welke vragen er gesteld zouden kunnen worden. En daar heb je ook al goede antwoorden bij geformuleerd. Dat komt jouw mediagesprek en dus je informatievoorziening alleen maar ten goede.
Geloofwaardigheid
En ten slotte, ook eentje die op verjaardagsfeestjes en borrels vaak terugkomt: ‘Ah, jij bent woordvoerder? Dan moet je veel liegen zeker?’ Nee dus. Een woordvoerder heeft niets aan liegen. In de eerste plaats omdat door zijn leugen de verkeerde informatie in de media komt, en dat kan gevolgen hebben. In de tweede plaats komen leugens vaak uit. En dat doet iets met jou als woordvoerder. Het enige wat een woordvoerder te koop heeft, is zijn eigen geloofwaardigheid. Zet je die op het spel, dan heb je dus niks meer. Als journalisten bij jouw naam denken: die kletst altijd maar wat, of erger: die liegt erop los, dan zullen ze met de informatie die jij ze biedt minder snel of helemaal geen genoegen nemen. Woordvoerders moeten dus te allen tijde hun geloofwaardigheid beschermen. Jouw geloofwaardigheid is bovendien ook nog eens de geloofwaardigheid van je bedrijf of organisatie.
Op deze misverstanden en de manier waarop je daar mee om moet gaan ga ik uitgebreid in, in mijn nieuwe boek De Woordvoerder. Effectief en overtuigend spreken in de media.
Over Lukas Burgering
Lukas Burgering werkte dertien jaar als televisiejournalist voor de NOS. Daarna stapte hij over naar het bedrijfsleven. Hij houdt zich bezig met vraagstukken rondom communicatie, reputatie, crisis en mediastrategie. Hij adviseerde verschillende grote concerns, maar ook kleinere organisaties over tal van vraagstukken.