U constateert in uw boek een alarmerende vermindering van onze aandachtsspanne. Is het dieptepunt inmiddels bereikt?
Onze concentratieboog was sowieso al kort, maar is de afgelopen tien jaar inderdaad nog veel beperkter geworden. In 2004, toen we met ons onderzoek begonnen, zagen we dat mensen zich gemiddeld tweeënhalve minuut op een scherm konden concentreren voordat ze iets anders gingen doen. Dat gemiddelde is inmiddels gedaald tot 47 seconden. De mediaan is zelfs nog zeven seconden lager. Dat betekent dat de helft van onze schermactiviteiten korter duurt dan veertig seconden. Wordt het nog erger? Ik kan die vraag pas beantwoorden als we het hebben gemeten. Maar de trends in bijvoorbeeld Hollywood voorspellen niet veel goeds. Zo is de gemiddelde shotlengte van de film Transformers uit 2007 slechts drie seconden. Je hoeft maar één keer met je ogen te knipperen om een scène te missen.
Sommige internetdenkers leggen een verband met Big Tech, die ons verslaafd zou hebben gemaakt aan onze smartphones. Hoe staat u in deze discussie?
Natuurlijk doen techbedrijven er van alles aan om onze aandacht te trekken, maar het gaat te ver om hen te zien als hoofdverantwoordelijken. Mensen zijn veel complexer dan pionnen die zich volledig laten leiden door algoritmes. Bovendien is verslaving een extreme term, die de lading niet dekt. De meeste mensen die je gebogen over hun smartphone in het straatbeeld ziet hebben eerder een slechte gewoonte. Wat je wel kunt stellen is dat we de afgelopen jaren steeds meer een vorm van aandacht hebben die ik kinetisch noem. Dat verwijst naar een dynamische staat van aandacht die gekenmerkt wordt door heel snel schakelen tussen bijvoorbeeld schermen of applicaties. Kinetische aandacht is in feite een adaptieve respons op de stortvloed aan informatie die constant op ons afkomt. De digitale wereld speelt daarbij een belangrijke rol, maar indirect zijn er ook nog tal van andere factoren bij betrokken.
Zoals?
Je aandachtsspanne hangt bijvoorbeeld ook af van je persoonlijkheid. Sommige mensen hebben het geluk dat ze zowel nauwgezetheid als weinig impulsief zijn, een combinatie die leidt tot een hoge mate van zelfbeheersing. Andere persoonlijkheidstypen scoren juist hoog op neuroticisme, een vorm van emotionele instabiliteit waarbij er te pas en te onpas allerlei gedachten door je hoofd schieten. Zulke mensen, en daar reken ik mezelf ook toe, zijn daarmee ook sneller afgeleid. Daarnaast is het internet perfect afgestemd op de manier waarop we denken, namelijk door middel van associaties. Zo geeft een Wikipedia-pagina ons niet alleen razendsnel de informatie waar we oorspronkelijk naar op zoek waren, maar ook de gelegenheid om door middel van hyperlinks een uitstapje te maken naar allerlei verwante onderwerpen. Zodat je voor je het weet een uur in de krochten van het internet hebt verspild.
Is het niet beter om tech op de werkvloer zoveel mogelijk uit te bannen?
Dat is een gepasseerd station. We leven nu eenmaal in een digitale wereld, en aan technologie zijn trouwens ook enorme voordelen verbonden. Bovendien ligt ons concentratievermogen ook zonder externe prikkels onder vuur. Bijna de helft van de tijd interrumperen we onszelf, omdat we ons opeens iets herinneren, nieuwsgierig zijn, of ons gewoon vervelen. Wat je uiteraard wel zou moeten doen is je smartphone wegstoppen als je je moet concentreren, of in ieder geval de notificaties uitzetten. Je kunt ook algoritmes om de tuin leiden door alles te liken, zodat er alleen maar onzin in je feed verschijnt.
Maar echte verandering begint met een beter begrip van hoe tech je geest en gedrag beïnvloedt, en het ontwikkelen van agency om je aandacht vervolgens te controleren. De eerste stap daarin is om je bewust te worden waaróm je zo vaak de neiging voelt om van scherm te wisselen. Het is daarnaast van belang om zowel een professioneel als een emotioneel doel voor ogen te houden. Dus vraag jezelf ‘s ochtends niet alleen af wat je aan het eind van de dag bereikt wil hebben, maar ook hoe je je wil voelen als je de deur achter je sluit. Uit onderzoek blijkt dat mensen hierdoor langer aan een bepaalde taak blijven werken, helemaal als ze zichzelf met bijvoorbeeld een post-it op het computerscherm daaraan blijven herinneren. Bedenk daarnaast ook hoe je je uren wil indelen. Je focus neemt toe en ebt weg in een bepaald ritme, afhankelijk van je chronotype. De aandachtsspanne van de meeste mensen piekt twee keer per dag, in de late ochtend en om een uur of drie ‘s middags. Dus plan de activiteiten die veel concentratie vereisen rond die tijdstippen in.
Zouden we daarnaast moeten streven naar flow, een staat waarin we zo opgaan in ons werk dat de tijd lijkt te verdwijnen?
Flow is een fantastische ervaring, die op kantoor helaas maar zelden voorkomt. Het meeste kenniswerk is nu eenmaal geen creatief hoogstandje waar je je uren lang in kunt verliezen. Ik zou er evenmin voor pleiten om te streven naar het verhogen van je productiviteit. Dat is weliswaar het uiteindelijke doel, maar je bereikt dat niet door te streven naar non-stop focus, als dat überhaupt al mogelijk zou zijn. Je zou je aandachtscapaciteit kunnen zien als een brandstoftank, die door multitasken en heen en weer schakelen leeg raakt. Er is dus een limiet aan hoe lang we ons kunnen concentreren, en af en toe moet je gewoon even bijtanken. Bijvoorbeeld door een minuut of tien wat gedachteloze activiteiten te ondernemen. Dat mag overigens best een spelletje candy crush zijn of even je sociale media checken, zolang je dat uiteraard maar niet te lang doet. Je moet je richten op het verhogen van je welzijn, in plaats van krampachtig het laatste stukje productiviteit uit jezelf te persen. Want als je je beter voelt, ga je ook beter presteren.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.