In dit boek komt uw theaterachtergrond en expertise op het gebied van organisatiesociologie samen. Een verrassende combinatie. Hoe is deze ontstaan?
Ik heb dit boek als regisseur vanuit de kunst geschreven. Theatermakers zijn constant bezig met hoe emoties overkomen. Vanuit de zintuigen maken zij iets. In de wetenschap miste ik dat kunstenaarsperspectief. Het gaf mij een andere kijk op bedrijven waar oude methodes vaak niet meer werken. Dit theaterperspectief, waarin er aandacht is voor lichaamstaal en sterke dialogen, biedt meer ruimte en lucht. Maar het opent ook deuren naar de minder leuke, de donkere kanten van een organisatie. Het zorgt voor contrast en meer creativiteit.
U schrijft: ‘we werken veel met ons hoofd, ons lichaam wordt vaak vergeten.’ De gemiddelde kantoorbaan is tegenwoordig vooral ingericht op het gebruiken van ons hoofd, hoe is dat zo gekomen?
Die tweedeling bestaat al heel lang en begon bij de formulering van filosoof Descartes ik denk, dus ik ben. Toen is men denken en fysiek voelen gaan scheiden. Daarom heb ik het boek ook geschreven vanuit de beleving van het zintuigelijke: wat hoor je, wat proef je, wat voel je? Je ziet nog steeds dat over de mensen die binnen zitten wordt gezegd ‘die gebruiken hun hoofd’, en zij hebben dan ook een andere, hogere status dan de mensen die buiten het fysieke werk doen. Over mensen die bijvoorbeeld een ambacht uitoefenen wordt wel eens gezegd dat zij minder of niet denken, maar dat is natuurlijk absoluut niet het geval. De technologie van het digitale en de toenemende bureaucratie heeft ook een enorme invloed gehad op het werken met ons hoofd.
Als u kijkt naar het inzetten van lichaamstaal, zijn mensen in een leidinggevende rol daar beter in dan anderen?
Ja, die zijn zich meer bewust van hun fysieke voorkomen en hoe dit in te zetten. Leiders weten heel goed hoe ze mensen moeten bereiken en nemen hier de tijd voor. Je kan de inhoud hebben, maar voor hoe iets overkomt op mensen – motiverend of niet – is de vorm belangrijk. Hoe je je stem gebruikt, bepaalt hoe die inhoud overkomt. Ik ken bijvoorbeeld ook een leidinggevende die altijd wacht totdat iedereen zit en pas als laatste een vergaderzaal binnenkomt. Het gaat dus om fysieke aanwezigheid, zien en gezien worden en wat de effecten daarvan zijn. Leiders moeten oog en oor hebben voor wie hun publiek is en daar ontvankelijk voor zijn. Ook kunnen leidinggevenden bepalend zijn in wat er tussen groepsleden onderling gebeurt. Zij kunnen de groep aansteken met enthousiasme, uitdagen of neerhalen met cynisme. Dat bepaalt de kwaliteit van samenwerken en de mate waarin er ruimte ontstaan voor creativiteit en nieuwe ideeën. Dat vergeten veel organisaties. Uit onderzoek blijkt dat leiders na 7 tot 9 jaar hun creativiteit verliezen. Een goede leider heeft zelfreflectie en staat ervoor open meerdere perspectieven toe te laten. Een goede leider creëert zijn eigen tegenspraak.
In het boek beschrijft u een oefening waarbij mensen van stoelen wisselen en daarbij elkaars standpunt overnemen. Is meer empathie een goed middel tegen lange discussies op het werk?
Ik denk dat dat zeker zou helpen. Mensen gaan vaak voor hun gelijk door bepaalde ‘maniertjes’ toe te passen, bijvoorbeeld door harder te gaan praten. Anderen laten zich daardoor makkelijk overbluffen. Dan bestaat de kans dat zij diegene minder vaak tegenspreken. Wat wordt overgeslagen is het kunnen toelichten hóe ze iets ervaren, of wat het effect is van een bepaalde gebeurtenis. Wat is je beleving van een bepaald besluit of richting? Wat merk je? Wat voor emotie voel je opkomen? Wat hoor je in de toon van je collega? Durf dus te vragen, durf zelf podium te pakken, laat je zien. Met die vaardigheid wordt weinig gedaan en geoefend. Daarvoor geef ik oefenstof in dit boek.
Ik merk trouwens dat ik tijdens dit gesprek extra let op hoe ik zit en oogcontact met u maak, komt dit niet te geforceerd over?
Haha, dat valt wel mee hoor. Uiteindelijk bepaalt de ontvanger wat hij of zij prettig vindt, en dit is vaak ook cultureel bepaald en via onze opvoeding. Maar je kan je inderdaad ook te bewust zijn van je lichaamstaal. Ik streef echter niet – om het even in theatertermen uit te leggen – naar de perfecte voorstelling. Dat doodt creativiteit, komt gemanipuleerd over en stopt het denken. Ik zie liever dat mensen oprecht en imperfect hun lichaamstaal inzetten en dat ze zich van binnen wel bevlogen voelen, dan dat er geen inhoud is en dus alleen maar vorm. Het gaat erom dat we deze vorm meer benutten dan we nu doen. Het maakt veel dingen los en kan ook echt een uitkomst van een gesprek bepalen. Die samenhang, tussen het zintuigelijke en het denken, is het waard om te onderzoeken.
De klassieke inhoud-verpakkingsdiscussie. Zijn we tegenwoordig niet te veel op de vorm gaan letten, terwijl het juist meer over de inhoud zou moeten gaan?
De meeste mensen zijn gevoelig voor die vorm. Een vaak gehoorde opvatting vandaag de dag is dat we, onder het mom van vrijheid van meningsuiting, moeten kunnen zeggen wat we vinden. Ik denk dat vroeger dezelfde opvatting gold, maar dat de toevoeging ‘met respect’ meer aanwezig was, dus echt kijken hoe iets aankomt. Respect is volgens mij ook de essentie en het begrip sluit vrijheid van meningsuiting ook niet uit. Een nieuwe gedachte of visie wordt alleen geaccepteerd als we ons gerespecteerd en gezien voelen. Als er geen respect is komen we niet verder. Het is zaak om bij jezelf na te gaan hoe de ander iets ervaart en wat de beleving van zijn lichaamstaal oproept. Blijf het toetsen, bij jezelf en de ander.
Een lage stem en meer fysieke ruimte innemen beschrijft u als kenmerken van gezag. Mannen hebben van nature meestal een lagere stem en zijn groter, langer dan vrouwen. Moeten vrouwen daarom meer moeite doen om gezag uit te stralen?
Ja, dat speelt naast andere sociale factoren wel mee. Vrouwen hebben meer de neiging een hoge toon te gebruiken of een zin te eindigen met een vraagteken. Wat kan helpen is langzamer, trager praten en met lagere toon. Het nemen van spreektijd verschilt ook onder mannen en vrouwen, en het aantal minuten dat iemand aan het woord is wordt ook gebruikt om te imponeren. Vrouwen kunnen dan vaker hun hand opsteken, wat er is besproken kort samenvatten en vanuit daar een vraag stellen of hun eigen visie delen. Daar tegenover staat dat mannen misschien meer moeite moeten doen om minder zichtbaar te zijn. Een luide stem en meer fysieke ruimte innemen kan ook in je nadeel werken.
Het mes snijdt aan twee kanten: enerzijds moet je ruimte pakken, anderzijds moet je ruimte geven.
Over Fidessa van Rietschoten
Fidessa van Rietschoten is freelance journalist en tekstschrijver. Na haar studies kunstgeschiedenis en erfgoedstudies, liep zij stage bij Het Parool en Residence. Momenteel schrijft zij voor o.a. FD Persoonlijk, Quote en Harper’s Bazaar over kunst en interieur, de werkplek, tijdgeest/generaties en bijzondere ondernemersverhalen.