Een goede beginvraag, begrijp ik uit uw boek: what are your best hopes for this conversation?
Haha, dat we samen een leuk gesprek hebben. Ik snap dat je me misschien wel een beetje wil uitdagen op bepaalde thema's, maar dat mag. Volgens mij wordt dit geen coachgesprek. Ik hoop op een mooi artikel. Het begin is goed, dus kom maar op.
U bent afkomstig uit de reclassering. Wat was dat voor leerschool?
Daar heb ik inderdaad de meeste vlieguren gemaakt, voordat ik coach werd. Het was een rijke leerschool. Je kunt je voorstellen dat daar veel te doen valt op het gebied van gedragsverandering, motivatie en weerstand. Je hebt te maken met mensen in verplichte begeleiding, je komt er niet veel mensen tegen die graag met zelfontwikkeling bezig zijn. Vaak hebben ze ook nogal wat op hun kerfstok. Na een tijdje leerde ik om het dossier niet vooraf te lezen, maar eerst eens goed kennis te maken. Het kwam regelmatig voor dat ik buitengewoon tragische verhalen hoorde over de omstandigheden waarin mensen zijn opgegroeid. Op jonge leeftijd in de steek gelaten, beide ouders verslaafd. Soms dacht ik: een wonder dat je niet nog veel ergere dingen hebt uitgespookt. Dat heeft mijn blik op de mens wel op een goede manier ontwikkeld.
Zijn er nog sporen van te vinden in uw manier van coachen?
Zeker. In die tijd heb ik de kracht leren kennen van de methode waar ik nu over schrijf. Daar heb ik de motiverende gespreksvoering geleerd en toegepast. Later kwamen het oplossingsgericht coachen en ACT, de Acceptatie- en Commitmenttherapie. Dus ik heb nog steeds veel plezier van die vijftien jaar dat ik in de reclassering heb gewerkt. En het geeft natuurlijk ook wel een bepaalde street credibility. Altijd als ik voor een klas docenten sta, krijg ik de vraag of ik zelf ook voor de klas heb gestaan. Als ik ontken, zie je de teleurstelling al in hun ogen, maar als ik vervolgens vertel dat ik vijftien jaar in de reclassering heb rondgelopen, lichten die ogen meteen weer op.
De verschijning van Effective Psychotherapists van William R. Miller en Theresa B. Moyers was eigenlijk de aanleiding om dit boek te schrijven. Waardoor werd u van uw sokken geblazen?
Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat het boek al een tijdje in mijn kast stond. Het is verschenen in 2021. Het is een pittig wetenschappelijk werk, Engelstalig, dus je pakt het er aan het einde van een werkdag niet zo gemakkelijk uit. Maar toen ik een week vrij had, ben ik gaan lezen. Ik was enorm gegrepen. Uit het boek sprak een grote liefde voor het therapievak en dus ook voor de mens. Dat sloot ongelooflijk goed aan bij de manier waarop wij werken bij Bureau Bewezen Effect. Miller is natuurlijk de grondlegger van motiverende gespreksvoering. Het boek was kortom een feest der herkenning. Ik vond het zo goed geschreven en zo kloppend, dat ik het jammer vond dat niet veel meer mensen ermee in aanraking zouden komen.
Maar coachen is geen therapie, toch? Met welke bril leest u het boek dan?
Je hebt gelijk, coachen is geen therapie. Toch is bijna elke coachmethode in Nederland geïnspireerd of gebaseerd op een therapeutische methode. Het gaat erom een omgeving te creëren waarin mensen zich veilig voelen en zichzelf kunnen herontdekken. Zulke gesprekken kun je therapeutisch aanvliegen, en dan gaat het misschien wat meer over het verleden en de zware kanten van het leven. Maar diezelfde elementen kun je ook gebruiken voor gesprekken over de toekomst of over de vraag hoe je functioneert op je werk of in je opleiding of in je relatie. Die methodes zijn zonder uitzondering te vertalen naar coaching.
Het heeft geleid tot Wat effectieve coaches anders doen. Een boek met een concrete belofte, marketingtechnisch briljant: de acht vaardigheden die het verschil maken. Hoe heeft u die geïdentificeerd?
Die acht elementen komen rechtstreeks uit het boek van Miller en Moyers. Voor mij waren ze een feest der herkenning, ook doordat de theorie in hun boek behoorlijk dicht bij die van de motiverende gespreksvoering ligt. Zij hebben hun eigen onderzoek gecombineerd met de wetenschappelijke literatuur van de laatste zeventig jaar, en hun conclusies vertaald naar de therapiewereld. Wat ze ontdekten, was dat effectiviteit niet zozeer afhangt van de therapeutische methode, maar veel meer van de therapeut. De verschillen tussen therapeuten zijn veel groter dan de verschillen tussen therapeutische methoden. Het is dus heel goed mogelijk dat de ene therapeut heel goed is, en de andere, die één kamer verderop zit, veel minder effectief is. Het interessantste is misschien nog wel dat deze acht factoren trainbaar zijn. Het is geen kwestie van talent, iedereen kan deze vaardigheden leren.
Is dat ook de reden dat u het liefst de term ‘coachkunde’ in Nederland zou introduceren?
Dat lijkt me inderdaad een mooie term om duidelijk te maken dat we het echt over een vak hebben. Coach is geen beschermde titel, iedereen kan een bordje met coach op zijn deur spijkeren. Ongetwijfeld zitten daar mensen tussen die hele goeie dingen doen, maar iedereen met een beetje gezond verstand ziet dat er sprake is van wildgroei. De term coach begint besmet te raken. Ik ken hele goede coaches die zich tegenwoordig liever presenteren als counselor of sparringpartner. Of ze richten zich in toenemende mate op trauma en beginnen zich als therapeut te profileren. Dat is een van de redenen dat ik in dit boek een statement heb gemaakt tegen die hele manifestatiebeweging, met zijn gehaaide verdienmodellen.
Welke van de acht vaardigheden was voor u de grootste eyeopener?
Ik kende alle technieken natuurlijk al, maar de manier waarop Miller en Moyers het concept echtheid hebben beschreven, vond ik heel verfrissend. Je mag als coach toch meer van jezelf laten zien dan we aangeleerd krijgen. Vanzelfsprekend zijn er valkuilen: je wil als coach de aandacht niet naar jou toetrekken, maar dat is iets anders dan heel klinisch werken en totaal buiten beeld blijven. Sommige gesprekstechnieken lenen zich ervoor om jezelf te laten zien. Dat zie ook in het hoofdstuk over empathie. Reflectief luisteren is een techniek waarbij je telkens samenvat: ‘Het klinkt alsof je bezorgd bent over dit en dat, en het liefst zou je vervolgens…’ Maar een mens heeft de natuurlijke neiging zich te verbinden met een ander mens. Onze cliënten willen uiteindelijk niet met een chatbot praten, maar met een mens van vlees en bloed, dat ook een beetje meeleeft.
Maar als je me zou vragen welke factor ik het mooist vond, zou het ontlokken zijn. Het idee van ontlokken veronderstelt dat alles wat je zoekt als coach al aanwezig is in de coachee. Alle wijsheid, alle zelfredzaamheid, alle kracht zit al in de coachee. Het is aan jou als coach om dat aan te boren en naar boven te halen en de coachee te verrassen met wat hij al weet en kan. Dat is eigenlijk wat een coach moet doen, vind ik. Dat is de coach die ik wil zijn. Ook omdat ik als mens zelf geneigd ben om de wijsheid te vaak buiten mezelf te zoeken. Je weet wat ze zeggen: ‘You teach best what you most need to learn.’
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.