In zijn boek stelt Tillema (adviseur en docent Finance & Control aan de Universiteit Groningen) dat zijn vak zich minder op cijfers en spreadsheets moet richten en meer op de ‘zachte’ aspecten van control – zich dus inderdaad, zoals de titel zegt, ‘van cijfers naar waarden’ moet bewegen. Daarvoor is wel nodig dat betrokkenen zich realiseren dat de wereld om hen heen is veranderd en dat de oude instrumenten waarmee ze hun werk deden, niet meer voldoen. Dat impliceert een forse mentaliteitsverandering, en Tillema wil die met zijn boek een stap dichterbij brengen.
Hij doet dat door eerst de achtergronden te schetsen die duidelijk maken waarom MAC op dit moment in veel gevallen niet goed functioneert. Te veel hiërarchie, technieken die te mechanisch zijn geworden en angst om de nek uit te steken zijn enkele van de gebreken die Tillema in het tweede hoofdstuk aanstipt. Vervolgens vat hij in het derde hoofdstuk een viertal ‘fundamentele bewegingen’ samen die niet alleen binnen organisaties, maar in de hele maatschappij voor onomkeerbare veranderingen zorgen. ‘Van controle naar vertrouwen’ is er daar een van, net als ‘Van efficiency naar effectiviteit’.
Die bewegingen zullen onherroepelijk hun weerslag hebben op de control-functie, net als het besef dat de mens niet alleen ‘homo economicus’ is, maar ook een sociaal wezen (hoofdstuk 4). Het ‘nieuwe perspectief’ dat hieruit ontstaat op de rol en functie van MAC (hoofdstuk 5) leidt uiteindelijk tot 24 bouwstenen waarmee het vakgebied nieuwe inhoud kan krijgen (hoofdstuk 6). De auteur werkt dit verder uit in hoofdstuk 7, waarin aan de hand van de verschillende bouwstenen suggesties worden gedaan voor een andere invulling van traditionele MAC-methoden & -technieken als prestatiemanagement, budgetteren en kostenmanagement.
Zoals uit bovenstaande samenvatting mag blijken, zit ‘Van cijfers naar waarden’ glashelder in elkaar en bespreekt Tillema een aantal pijnpunten die binnen MAC zeker de nodige aandacht verdienen. Een aantal begrippen en standpunten komen op verschillende plaatsen in het boek terug: de noodzaak van meer onderling vertrouwen; de wens mechanistische procedures te vervangen door flexibeler manieren van verantwoording afleggen; de nadruk op (feitelijk) gedrag in plaats van op ideaalplaatjes; de wens om onzekerheid en paradoxen te nemen voor wat ze zijn en ze niet om te vormen tot schijnwerkelijkheden; in het algemeen de oproep om het maakbaarheidsdenken te vervangen door een realistischer kijk op mens en organisatie. Allemaal behartenswaardige zaken, lijkt me.
Het pleidooi van de auteur voor een fundamenteel andere kijk op het vakgebied, en voor een daaruit voortvloeiende wezenlijke herijking van de werkwijze van accountants en controllers, is zeer waardevol en zou ook door anderen dan alleen vakgenoten serieus genomen moeten worden. Onduidelijk blijft echter hoe een en ander in de dagelijkse praktijk gestalte moet krijgen.
Het boek is in hoge mate abstract en theoretisch van aard (en leest mede daardoor niet bepaald vlot weg); de 24 bouwstenen en de suggesties voor aanpassingen van methoden & technieken in de hoofdstukken 6 en 7 bieden wel aanknopingspunten voor een vertaalslag naar de praktijk, maar de gemiddelde CFO zal met alleen dit boek in de hand niet ver komen als zij concreet iets in haar organisatie wil veranderen.
De auteur is zich van dit bezwaar bewust en vertelt zelfs dat hij zijn uitgever heeft moeten uitleggen waarom hij in dit boek geen praktische oplossingen wilde aanreiken: de neiging van veel vakgenoten om meteen te denken in termen van instrumentele, in formele procedures te vatten oplossingen, is immers juist deel van het probleem. ‘De lezer wordt dus uitgenodigd om zijn eventuele behoefte aan panklare oplossingen in dit stadium te parkeren’.
Dat is een verfrissend en goed te verdedigen standpunt – maar wel een dat ervoor zorgt dat de lezer veel huiswerk zelf nog zal moeten doen. Of genoeg controllers en accountants (en/of hun leidinggevenden) daartoe in staat en bereid zullen zijn, is wat mij betreft de vraag.