Een taak die hem op zijn lijf geschreven is en waarmee hij een stuk persoonlijke groei kan doormaken. Dit terwijl al je voelsprieten tijdens het gesprek gericht zijn op de (non)verbale communicatie van de betreffende medewerker, zodat je daar direct op kunt inspelen. Diep in zijn hart zal menig manager denken 'Je hebt een arbeidscontract getekend om hier te werken. Dit is wat je moet doen, dus aan het werk.'
Voor al die managers zou ik zeggen lees het boek 'Het is mooi geweest' van Judith Mair en er gaat een wereld voor je open. Op provocerende en prikkelende wijze beschrijft Mair dat een organisatie aansturingsinstrumenten, structuur, normen en regels nodig heeft, zodat de medewerkers zich weer kunnen toeleggen op hetgeen waarvoor ze zijn aangenomen; het uitvoeren van hun werk. Op uitermate sterke wijze worden concepten als zelfsturing, de ondernemende mens, de eigen verantwoordelijkheid, emotionele intelligentie, sociale vaardigheden en de scheiding tussen privé en werk van een totaal andere kant belicht. Natuurlijk schiet Mair daarbij wel eens door naar het andere uiterste.
De tijd dat we leidinggevende en collega's met 'u' aanspraken is toch echt alleen iets voor archaïsche bedrijven die de jaren '50 nog niet zijn ontstegen. Maar desondanks weet Mair wel alles scherp en provocerend op de kaart te zetten, waarbij zij bewust het andere uiterste van het spectrum kiest. In de hoofdstukken 1 en 2 is Mair op haar best. Ze toont de lezer de andere kant van de kubus. Op bijzondere verrassende wijze onderbouwt zij de stelling dat motiveren een teken van wantrouwen is. Enkel en alleen nadat de medewerker tegenwoordig met succes is gemotiveerd komt de medewerker met al zijn vaardigheden, talenten en prestaties op de proppen. Dat zou hij zonder uitzicht op beloning, oftewel vrijwillig en helemaal alleen, nooit hebben gedaan. Dat sterkt volgens Mair weer de overtuiging dat hij zich zonder motivatieprikkels nooit optimaal zou hebben ingezet. Impliciet wordt de medewerker hierbij dus verweten dat hij de kluit belazert. Of, zoals Mair het minder omfloerst zegt, men gaat er eigenlijk vanuit dat iedere medewerker een bedrieger is, iemand die de werkgever een deel van de inzet onthoudt, waar deze echter wel voor wordt betaald. Als dat geen verrassende redenering is, dan weet ik het niet meer! Verrassend is ook hoe zij moderne zaken als bereikbaarheid, scheiding tussen werk en privé en virtuele netwerken en dergelijke benadert. Niet zozeer als een zegen voor de medewerker - zoals het vaak wordt gebracht - maar als een sluw middel van de werkgever om het aantal werkuren te vergroten. Het ideaal van de moderne werknemer met laptop, mobieltje en altijd connected met de centrale server, geeft de werknemer alle vrijheid die hij wenst. Zonder contouren of grenzen echter breidt het werk zich uit, en kruipt het in elke naad en kier die het op zijn weg tegenkomt. Deze alsmaar voortschrijdende ontbinding van de onderneming gaat ten koste van de werknemer, zo stelt Mair. Alhoewel 'Het is mooi geweest!' een relatief dun boekje is, wordt de essentie van het boek in de eerste helft beschreven. Datgene wat Mair de lezer tracht duidelijk te maken is dan volkomen helder. Vervolgens krijg je in de tweede helft van het boek meer en meer het gevoel dat zij zichzelf aan het herhalen is. De kern van het verhaal is inmiddels duidelijk, het wordt telkens weer in een andere context geplaatst. Verliest het boek hiermee aan waarde? Absoluut niet. Het boek is elke eurocent dubbel en dwars waard. Je zou echter willen dat Judith Mair halverwege het boek tegen haar zelf gezegd 'Het is mooi geweest'.