'Het wilde vlees' beschrijft de inpassing van de menselijke hartstochten in de moderne, technologische samenleving. Waren die passies er in de grote anti-utopieën van de vorige eeuw ('We' van Zamyati, '1984' van Orwell, en 'Brave New World' van Huxley) er nog onder gekregen, de werkelijkheid van nu is erger. Ze zijn functioneel gemaakt. Functioneel aan technische systemen, aan organisaties, aan business! Een embryo bijvoorbeeld is geen resultaat meer van kolkende, dierlijke driften maar van de hygiënische verplaatsing van eiwitconfiguraties van weefsel A naar weefsel B. De vordering van kleuters wordt via Cito 'gemonitord' en opgeslagen in 'e-dossiers'. Afwijkingen van de norm worden automatisch omgezet in 'handelingsplannen'. De kleuterjuf is 'procesbegeleider' geworden. De mens is van meet af aan opgenomen in de 'supply chains' van de industrie en de geïndustrialiseerde dienstverlening. En, zo voeg ik daar maar aan toe, hem wacht een lot als 'human resource' in een af andere schakel in de nieuwe logistieke orde waar op industriële wijze producten, diensten en samenlevingen worden voortgebracht en zelfs privé-levens worden 'gemanaged'. Het humanisme is gekaapt, klaagt Schrijvers. 'Het wilde vlees' behandelt in wezen twee vragen. Wat is er aan de hand? En is dat erg? Het antwoord op de eerste vraag neemt de meeste bladzijden in beslag, is soms ietwat professoraal, maar alleen al door de ordening die de auteur aanbrengt onthullend en huiveringwekkend. Over het antwoord op de tweede vraag is Schrijvers helder: ja, dat is erg. Het nuttigheidsdenken is een alomvattende doctrine geworden die de mensen hun existentie ontneemt: het onstuurbare, oncontroleerbare en toevallige. Het nuttigheidsdenken is een vorm van fanatisme met fundamentalistische trekken en wordt door de auteur in één adem genoemd met de grote totalitaire systemen van de vorige eeuw. Door de toevoeging van persoonlijke observaties en belevenissen krijgt het boek het karakter van een essay en ontsnapt zo aan de belegenheid die boeken met louter wetenschappelijke pretenties vaak kenmerkt. Zoals het dubbelzinnige dialoogje in de epiloog. In een bar in Leipzig - een van de plaatsen die de activistische auteur koos voor het schrijven van zijn boek - vertelt een jongeman over de ontsnapping aan het totalitaire communisme. Maar na lezing van 'Het wilde vlees' kun je bijna niet anders dan concluderen dat hij in zijn zoektocht naar een nieuw sociaal perspectief zal worden opgenomen in dat nieuwe totalitarisme: dat van de neologistieke orde. Het lijkt onontkoombaar. Het geheel aan infrastructuren en klaarliggende ketens heeft een kritische massa bereikt waardoor zij moeiteloos te recombineren zijn, en in hoog tempo nieuwe systemen vormen waaraan de mens wordt aangepast. Zijn angst wordt met allerlei technieken op een goed niveau van irritatie gehouden. De angst is zelfs tot het hart van de organisatie doorgedrongen. En ook woede, walging, nieuwsgierigheid en verdriet zijn onderworpen aan 'grotere' passiestrategieën. Alles staat ten dienste van het Ene: het Nut. Keren indien mogelijk. Maar kan dat wel? En als dat kan, rijden we dan niet gewoon door tot de volgende vriendelijke aanwijzing die ons weer op het rechte spoor brengt? Schrijvers doet een aantal suggesties. Dat hoort nu eenmaal in zo'n boek en ik vermoed dat dat weer de tomtomisering van de lezer door de uitgeverij is (waarom mag zo'n boek je niet gewoon alleen de stuipen op het lijf jagen en je stimuleren zelf na te denken - wat toch uiteindelijk de enige kansrijke strategie is?). Eén van die suggesties zou ik zonder meer willen overnemen: laten we de barricaden opgaan voor meetvrije zones. Ze zijn mogelijk de kiemen van een nieuwe orde die weer dienstbaar is aan de mens in plaats van andersom. Meten is door het boek van Joep Schrijvers voortaan een ethisch vraagstuk.
Over Harold Janssen
Harold Janssen is organisatieactivist en helpt organisaties de toekomst toe te laten. Hij is auteur en als adviseur werkzaam bij DeLimes, Nieuw Rijnlands Organiseren.