recent is, onder de gelijknamige titel, de Nederlandse vertaling van het boek Jobshift van William Bridges verschenen. Het boek bestaat uit drie delen, waarin wordt ingegaan op het verdwijnen van 'de baan', het nieuwe perspectief voor de medewerkers en de toekomst van de 'baanloze onderneming'. 'Jobshift' verschijnt midden in een golf van publikaties over 'employability' en 'de flexibele onderneming'. Het behandelt dus een actueel thema, maar is het daarom nog wel een goed en lezenswaardig boek? De 'klapstoelmedewerker' is een nieuw woord voor de medewerker die zijn eigen plan trekt en op zoek is naar steeds weer nieuwe ontplooiingskansen, nog uitdagender werkomgevingen en weer betere salariscondities. Ondernemingen zoeken naar mogelijkheden om hun kerncompetenties te versterken en uit te groeien naar een 'knowledge company' die investeert in steeds weer nieuwe kennis van nog weer beter opgeleide medewerkers, die zich uitstekend thuis voelen in organisaties met een sterk ontwikkelde 'corporate culture' en zich opofferen voor 'hun' bedrijf. Zo op het eerste gezicht is het rozegeur en maneschijn voor de ondernemende werknemer. Mensen die hun baan niet primair zien als een manier om geld te verdienen, maar uit zijn op ontplooiingskansen en op een vriendelijke omgeving waarin ze hun normen en waarden herkennen. Waarom dan toch klinkt er steeds wat achterdocht in dit hoeraverhaal? Is het omdat 'employability' alleen lijkt te zijn weggelegd voor hoger opgeleiden? Alleen voor jonge managers die nooit van plan waren om hun loopbaan te beëindigen bij hun eerste baas? Of is het omdat 'flexibiliteit' een nieuw modewoord is voor ondernemingen die gewoon mensen kwijt willen? William Bridges heeft in 'Jobshift' een poging gedaan om licht te werpen op deze tegendraadse ontwikkelingen. Het is zeker geen typisch Amerikaans boek, hoewel het makkelijk wegleest en vol staat met de bekende Amerikaanse voorbeelden. Het is vooral een lezenswaardig boek, omdat het modewoorden als 'employability' en 'flexibiliteit' in een algemeen maatschappelijk kader plaatst. Want we hebben het hier niet over een tijdelijke modetrend in de managementliteratuur, nee Bridges spreekt van een heuse maatschappelijke overgangsperiode. Hij ziet de oorzaak van de recente recessie niet in een tijdelijke afname van het aantal banen, maar in een structureel andere inrichting van ons werk. Door informatisering zijn bedrijfsprocessen veranderd, industriële produktie wordt vervangen door een data-industrie, communicatietechnologie versnelt ontwikkelings- en produktieprocessen, telewerken en mobiele communicatie maken het mogelijk dat 'werk' niet alleen maar 'op kantoor' hoeft te gebeuren. De verhalen zijn bekend, maar worden in een nieuwe context geplaatst. Interessant wordt het als Bridges uitlegt dat we voor de industriële revolutie ook al een 'baanloze' maatschappij kenden en dat arbeiders toen ook al moeite hadden om zich te houden aan vaste werktijden, aan regelmatig werken op steeds dezelfde 'werkdagen' en dat ze niet konden begrijpen dat je ook moest werken als je al in de directe levensbehoeften had voorzien. De voorbeelden van de ontwikkelteams van Microsoft, waar mensen pas ophielden met werken toen de klus af was, elkaar beoordeelden op de bijdrage aan het totaal en bierestafettes organiseerden om het einde te vieren, lijken, zo meldt Bridges, opvallend veel op de Engelse ambachtslieden die 'periodes van intensieve arbeid en nietsdoen met elkaar afwisselden en na enige tijd terugkeerden, beladen met wijn en brandewijn...' Zo voel je je als lezer opeens verbonden met je verre voorouders, en begrijp je dat een baan zonder vast werktijden niet te wijten is aan een chaotische natuur, maar een teken is van de werkomgeving waar 'klussen' af moeten en resultaat in plaats van aanwezigheid beloond wordt. 'Jobshift' put zich uit in (Amerikaanse) voorbeelden, gedeeltelijk overbekend en gedeeltelijk slechts lokaal relevant (Kent u het bedrijf PC Connection dat een hoofdkantoor vestigde in een verbouwde molen?). Een van de weinige Europese voorbeelden die ik tegenkwam was het Deense bedrijf Oticon, dat gehoorinstrumenten ontwikkelt. Mede dankzij de aandacht die Tom Peters er aan schonk is het nu een voorbeeldbedrijf dat zich als een dierentuin openstelt voor nieuwsgierige managers. En daarmee kom ik op een ander opvallend kenmerk: er wordt veelvuldig verwezen naar Peter Drucker, Charles Handy en Tom Peters. Het is dan ook zeer te prijzen dat de Nederlandse uitgever het idee van de 'baanloze medewerker' heeft voorgelegd aan een aantal Nederlandse gastsprekers. Jammer alleen dat hier gekozen is voor korte interviews met bekende Nederlanders, zoals Joep Bolweg van Berenschot, Rinnooy Kan van het VNO, Stekelenburg van het FNV, Runderkamp van Hewlett-Packard en Bolk van Randstad Dienstengroep. Ze poneren wel een aantal aardige stellingen, maar het hangt helaas een beetje als los zand aan elkaar en de relatie met de rest van het boek is moeilijk te leggen. Ruimte dus voor een Nederlandse Jobshift, die ons nog eens met Nederlandse voorbeelden uitlegt waarom 'employability' geen modewoord is maar duidt op een maatschappelijke aardverschuiving in ons arbeidsbestel. Wilt u daar niet op wachten, lees dan gerust Bridges' 'Jobshift'. Het leest gemakkelijk en snel weg en het bevat een groot aantal aardige hoofdstukken, zoals de 'uzelf b.v. is een bedrijf' en 'de psychologische gevolgen van het verdwijnen van een baan'.
Over Klaas Wassens
Ir. Klaas Wassens is Associate Director Executive Programs van de Rotterdam School of Management / Erasmus Graduate School of Business