Woningcorporaties hebben een spannende tijd achter de rug. Deze recensie schrijf ik een week na de rechtszaak bij de Rechtbank in Amsterdam tegen de oud-Rochedale bestuurder Hubert Möllenkamp. U weet wel, die van de Maserati. Dat woningbouwcorporaties nu steeds meer aandacht besteden aan de behoefte van de huurder, wordt niet voor niets als een paradigma-verschuiving opgemerkt. De huurder was de afgelopen jaren bijna vergeten. Hoofdstuk 1 begint daarom met een historisch overzicht van de woningcorporatiesector. Van de vakbeweging en de particuliere industriëlen die hun eigen werknemers wilden huisvesten tot de door de neoliberale politiek verordonneerde verzelfstandiging van de woningcorporaties eind van de twintigste eeuw. Die verhouding tussen overheid en woningcorporaties is altijd wisselend geweest: van crisis (1930) naar de woningnood te lijf (1945) en de eerste verzelfstandiging van verenigingen (1950) van stadsvernieuwing (1960) van vereniging naar zelfstandige corporatie (1990). De sector beweegt noodgedwongen mee met het economisch beleid van de overheid. Maatregelen die direct invloed hebben op woningcorporaties zijn, vandaag de dag, het invoeren van vennootschapsbelasting en de jaarlijkse verhuurdersheffing, oplopend tot 1,7 miljard euro in 2017. Met het aanpakken van het zogenaamde ‘scheef wonen’ grijpt de overheid rechtstreeks in op het beleid van woningcorporaties. Hoewel het er zo wel op lijkt, vallen de corporaties echter niet geheel onder de overheid. Corporaties hebben een positie in het spanningsveld tussen de commerciële markt en de overheid. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste 21 (!) wetten besproken waar ze mee te maken hebben. Het verzwaarde toezicht, naar aanleiding van de parlementaire enquête woningcorporaties (de Commissie Hoekstra), wordt in hoofdstuk 6 uit de doeken gedaan. Dit alles leidt tot de noodzaak bij medewerkers van de corporaties om mee te bewegen met al die nieuwe eisen. In deel twee van dit boek wordt daarom veel aandacht besteed aan de psychologie van stabiliteit, saamhorigheid en status. Kennis daarover is nodig, volgens de schrijvers, omdat de woningbouw in de laatste jaren drastisch is veranderd. Nieuwbouw, verkoop en doorstroming stagneren ernstig en het ziet er niet naar uit dat dit snel verandert. De laatste woningdip was begin jaren tachtig. Dus de medewerkers binnen corporaties hebben een dergelijke situatie nooit eerder meegemaakt. Ze hebben er geen ervaring mee en zijn er niet op voorbereid. Met duidelijke voorbeelden wordt de psychologie verhelderd. Ook praktische tips staan er te lezen. Deze van Lex Janssen, directeur-bestuurder van De Woningstichting vind ik zelf de moeite waard: ‘Ik hanteer niet de macht van de meerderheid, maar de kritiek van de minderheid. Dit heet sociocratie. Managers spreken onderling over mogelijkheden en bezwaren van een voorstel. Als ze het daarover eens zijn, wordt dit in de directievergadering gebracht. Bij één tegenstem tijdens een vergadering van de RvC wordt een voorstel teruggenomen en opnieuw bekeken.’ Deel 3 bestaat uit de psychologie van focus op flexibiliteit. Dat gaat over de vraag: hoe kan ik met een psychologische gedragsverandering daadwerkelijk zorgen voor een toekomstbestendige corporatie binnen het huidige speelveld? Iedereen die daarin geïnteresseerd is , raad ik dit fraaie boek, van harte aan. Er staan prachtige illustraties in van Kees Salentijn. Of doe eerst eens zelf de alfa/bèta-test op: www.leaufort.nl/alfa-beta-test. Gewoon gratis.
Recensie
Woningcorporaties
Woningcorporaties, Meer met mensen, minder met stenen. Dit boek is geschreven door Leaufort, een organisatie uit Kerkdriel die zich bezig houdt met organisatorische- en bemensingsvraagstukken voor overheid, onderwijs en non-profit organisaties. Dit boek gaat over de psychologie van veranderen. Het geeft antwoord op de vraag: Hoe kan ik de inzichten in de huidige situatie van corporaties combineren met psychologische kennis van veranderen om zo tot een sterke, succesvolle corporatie te ontwikkelen?
Arie Buvens
|
11 november 2015