Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

Een sprookje uit 1001 nacht

In Alibaba beschrijft Duncan Clark hoe de Chinese ondernemer Jack Ma binnen vijftien jaar een miljardenonderneming uit de grond stampte. Het boek is behalve bedrijfsportret ook een louterende oefening: door Alibaba te onderschatten liep Clark dertig miljoen dollar mis.

Jeroen Ansink | 4 juli 2016 | 3-4 minuten leestijd

Schrijven over Alibaba is grossieren in superlatieven. De Chinese e-commerce gigant trekt jaarlijks vierhonderd miljoen klanten en is met een omzet van vierhonderd miljard dollar de grootste retailer van China. Het electronische betalingssysteem Alipay verwerkt meer dan 750 miljard dollar aan online transacties per jaar. Alibaba's beursgang in 2014 was de grootste aller tijden. En met een vermogen van meer dan twintig miljard dollar is oprichter Jack Ma de op een na rijkste persoon in China.

Met zulke indrukwekkende cijfers wordt een ondernemersportret al snel een hagiografie. In Alibaba, the house that Jack Ma built weet Duncan Clark echter een professionele afstand te behouden. De Britse Alibaba-kenner geeft de Chinese topondernemer weliswaar de accolades die hij verdient, maar verliest geen moment uit het oog dat Ma's succesverhaal in feite een opeenstapeling van onwaarschijnlijkheden is.

Geboren in een arm gezin aan de vooravond van de Culturele Revolutie stond Ma's welslagen allerminst in de sterren geschreven. Hij is geen wiskundig talent en beschikt niet over technologische deskundigheid. Bovendien heeft hij ook zijn uiterlijk niet mee: hij is klein en dun, met een hoekig, rimpelig gezicht dat door sommige landgenoten wordt vergeleken met dat van ET.

De 51-jarige ondernemer had echter wel het geluk dat hij opgroeide in Hangzhou, zo'n honderdvijftig kilometer ten zuidwesten van Shanghai. De handelsstad was een van de bestemmingen tijdens Nixons historische bezoek aan China in 1972 en groeide daarna uit tot een toeristische trekpleister. Ma leerde als klein jongetje de Engelse taal door straatgesprekken aan te knopen met buitenlandse bezoekers. Een van die toeristen was de Australische vakbondsactivist Ken Morley, die hem jarenlang financieel zou ondersteunen. Het was een ironische speling van het lot dat uitgerekend een westerse socialist de basis zou leggen voor een van China's grootste kapitalistische triomfen.

Niet minder ironisch is de scepsis waarmee Clark de Chinese ondernemer aanvankelijk bejegende. De oprichter van het beleggingsadviesbureau BDA China in Beijing ontmoette Ma voor het eerst in 1999, toen Alibaba pas een paar maanden oud was en van toeten noch blazen wist. In ruil voor een adviseursrol kreeg Clark het recht om een paar honderdduizend aandelen te kopen voor slechts dertig cent per stuk. Bij het naderen van de deadline in 2003 besloot hij zijn opties niet te verzilveren, omdat Alibaba na het knappen van de internetzeepbel op sterven na dood leek. Het bleek een kapitale inschattingsfout. Elf jaar later, toen Alibaba op de New York Stock Exchange 25 miljard dollar binnensleepte voor twaalf procent van het bedrijf, was het pakket aandelen op slag meer dan 30 miljoen dollar waard.

Met de wijsheid van nu blijkt Clark twee fundamentele dingen over het hoofd te hebben gezien: het charisma van Ma en de inefficiënties van China's retailsector, die door jaren van planeconomisch denken hopeloos versnipperd was geraakt. De logge staatsbedrijven waren geen partij voor Ma, die dankzij een unieke combinatie van showmanschap, humor en bescheidenheid een magnetische aantrekkingskracht bleek te hebben op talent, klanten en kapitaal.

Ma heeft zijn activiteiten inmiddels uitgebreid tot entertainment, media, en gezondheidszorg. Daarnaast maakt hij zich op voor een concurrentieslag met Amazon op het gebied van cloud computing en big data. Het is ronduit wrang dat Clark de ontwikkelingen vanaf de zijlijn moet observeren, terwijl hij Alibaba's groei ook van binnenuit had kunnen meemaken.

Hij kan zich echter troosten met de gedachte dat hij niet de enige is die een fortuin misliep door Alibaba te onderschatten. Zo had Goldman Sachs op een gegeven moment maar liefst 33 procent van het bedrijf in handen. De Amerikaanse zakenbank besloot in 2004 om het aandeel te verkopen – en liet daarmee een potentieel rendement van 12,5 miljard dollar uit handen glippen.

Over Jeroen Ansink

Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden