Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Gebonden Nederlands 2015 1e druk 9789013130683Samenvatting
Sinds 1998 bevat de Faillissementswet een regeling voor de sanering van schulden van natuurlijke personen. In 2008 zijn drie artikelen aan deze regeling toegevoegd. Dit zijn de artikelen 287 lid 4, 287a en 287b van de Faillissementswet (Fw).
Art. 287 lid 4 en art. 287b Fw introduceren de voorlopige voorziening in het insolventie- (proces)recht. De voorziening van art. 287 lid 4 Fw dient ter overbrugging van de periode tussen het indienen van een verzoek WSNP en de beslissing op dit verzoek door de insolventierechter. Met deze voorzieningen kan men ingrijpen als in die periode een noodsituatie ontstaat.
De in art. 287b Fw genoemde voorlopige voorzieningen zijn aan de orde in een eerdere fase van de aanpak van problematische schulden. De bedoeling van deze voorzieningen is, de schuldenaar de gelegenheid te geven een (minnelijke) schuldregeling met zijn schuldeisers te treffen.
Art. 287a Fw is een bijzondere bepaling, omdat deze een voor de Faillissementswet nieuwe rechtsfiguur in het leven roept. De rechter kan op grond van dit artikel een schuldregeling opleggen aan een schuldeiser. Dit wordt in de regel een gedwongen schuldregeling genoemd.
De drie genoemde bepalingen kunnen als de eerste levensvormen van een wettelijke regeling van de pre-insolventieperiode worden gezien. Een terrein dat in de 21ste eeuw ongetwijfeld verder tot ontwikkeling zal komen, gelet op diverse in 2014 gepubliceerde (concept)- wetsvoorstellen. Denk aan het voorstel tot benoeming van een stille curator (‘Pre-Pack’) en het voorstel over het algemeen verbindend verklaren van een buiten faillissement gesloten akkoord ter herstructurering van schulden uit onderneming (Wet continuïteit ondernemingen II).
De wetgever heeft de procedures van de art. 287 lid 4, 287a en 287b Fw zeer summier beschreven. De talrijke vragen die dit oproept, worden in dit boek zoveel mogelijk beantwoord. Na een beschrijving van het burgerlijk procesrecht en het insolventieprocesrecht, plaatst de auteur de kenmerken van het burgerlijk procesrecht en het insolventieprocesrecht in een procedureel kader.
Aan de hand van dit kader zijn vervolgens de drie wetsbepalingen en hun toepassing in de praktijk (jurisprudentie) onderzocht. Dit levert een mooi overzicht op van de stand van zaken in de praktijk.
Tenslotte trekt de auteur conclusies en doet hij concrete aanbevelingen waarmee de praktijk haar voordeel kan doen. Ook besteedt de auteur aandacht aan de verhouding tussen art. 287b Fw en het brede moratorium van artikel 5 van de Wet op de Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs, naar verwachting in te voeren in 2016). Op grond van deze bepaling kunnen burgemeester en wethouders de rechtbank vragen om ten behoeve van een schuldenaar een afkoelingsperiode te gelasten.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
1 INLEIDING
1.1 Drie nieuwe procedures in het schuldsaneringsrecht
1.2 De wettelijke schuldsaneringsregeling en de rechtersregelingen
1.2.1 De wettelijke regeling
1.2.2 Procesreglement insolventiezaken en Recofarichtlijnen 2009
1.3 Een korte schets van de art. 287 lid 4, 287a en 287b
1.3.1 Artikel 287 lid 4
1.3.2 Artikel 287a
1.3.3 Artikel 287b
1.4 Analyse, vraagstelling en het onderzoek
1.5 Afbakening
1.6 Methode van onderzoek
1.7 Leeswijzer
2 BURGERLIJK PROCESRECHT EN INSOLVENTIEPROCESRECHT
2.1 Inleiding
2.2 Burgerlijk procesrecht: aard, functies en ontwikkeling
2.2.1 De aard van het burgerlijk procesrecht
2.2.2 De functies van het burgerlijk procesrecht
2.2.3 Ontwikkelingen in het burgerlijk procesrecht
2.3 Algemene beginselen van het burgerlijk procesrecht
2.3.1 Algemeen
2.3.2 Het recht op hoor en wederhoor
2.4 Met art. 287 lid 4, 287a en 287b vergelijkbare procedures uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.4.1 Inleiding
2.4.2 De verzoekschriftprocedure (titel 3)
2.4.2.1 Het verzoekschrift, het verweerschrift en de mondelinge behandeling
2.4.2.2 Wijziging van het verzoek (art. 283 Rv)
2.4.2.3 Bewijsrecht (art. 284 Rv)
2.4.2.4 Hoger beroep tegen beschikkingen
2.4.3 Het kort geding (art. 254 Rv)
2.4.3.1 Inleiding
2.4.3.2 De (vordering tot het geven van een) voorlopige voorziening
2.4.3.3 Proceskosten en rechtsmiddelen
2.4.4 Kort geding in het kader van het beslag- en executierecht
2.4.5 De provisionele vordering/voorziening (art. 223 Rv)
2.4.6 Het moratorium in art. 5 Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs)
2.5 Insolventieprocesrecht
2.5.1 Inleiding
2.5.2 Wetgever, literatuur en insolventieprocesrecht
2.5.3 De uitsluiting van de toepasselijkheid van titel 3 (art. 362)
2.5.3.1 Rechtspraak: analogische toepassing van geval tot geval
2.5.3.2 Toepassing titel 3 bij de procedures van art. 287 lid 4, 287a en 287b
2.5.4 Korte termijnen en een gesloten stelsel van rechtsmiddelen
2.5.5 Oneigenlijke rechtspraak
2.5.6 Aannemelijke feiten
2.5.7 De rechter als toezichthouder, ordehandhaver en als onderzoeksrechter
2.5.8 Insolventie(proces)recht: burgerlijk (proces)recht in het algemeen belang
2.5.9 Welke rol speelt het beginsel van hoor en wederhoor in het insolventieprocesrecht?
2.5.10 De wettelijk voorgeschreven ‘voorfase’ in het schuldsaneringsrecht
2.5.11 Afronding
2.6 Uitwerking van het procedurele kader voor de procedures van art. 287 lid 4, 287a en 287b
3 VOORLOPIGE VOORZIENINGEN OP DE DREMPEL VAN DE SCHULDSANERINGSREGELING
3.1 Inleiding
3.2 Achtergrond en ontstaansgeschiedenis van art. 287 lid 4
3.3 De bevoegde rechter
3.4 De procedure
3.4.1 Voorlopige voorzieningen op verzoek of (ook) ambtshalve?
3.4.2 Het 287 lid 4-verzoek, wijziging, en wijzigingsverzoek
3.4.2.1 Algemeen
3.4.2.2 Wijziging van het 287 lid 4-verzoek
3.4.2.3 Wijzigingsverzoek
3.4.3 Horen van belanghebbende(n) – hoor en wederhoor?
3.4.3.1 Argumenten tegen een hoorplicht in 287 lid 4-procedures
3.4.3.2 Argumenten voor een hoorplicht in 287 lid 4-procedures
3.4.3.3 Conclusie
3.4.4 De beslissing en de proceskosten
3.5 Het beoordelingscriterium: ‘in spoedeisende zaken’
3.5.1 Inleiding
3.5.2 De beoordeling van vorderingen ex art. 254, 438 en 223 Rv
3.5.3 Doorwerking naar de beoordeling van 287 lid 4-verzoeken
3.6 De beschikking – de voorzieningen
3.6.1 Schorsing executie ontruimingsvonnis huurwoning
3.6.2 Schorsing executie vonnis tot afsluiting van de levering van gas, elektriciteit, drinkwater of warmte
3.6.3 Herstel van de levering van water, elektriciteit of gas (heraansluiting)
3.6.4 Schorsing of opheffing van de executoriale verkoop van roerende zaken
3.6.5 Schorsing of opheffing van loon- of uitkeringsbeslag
3.6.6 Verbod op gijzeling van verzoeker in verband met niet-betaalde boetes wegens verkeersovertredingen (Wet Mulder)
3.6.7 Voorkomen executie vervangende hechtenis (art. 24c Sr)
3.6.8 Verbod inname rijbewijs door de officier van justitie (Wet Mulder)
3.6.9 Schorsing van de executieveiling van een woning door een hypotheeknemer
3.6.10 Opschorting voorgenomen loon- of uitkeringsbeslag
3.6.11 Voorkomen dat een conservatoir beslag executoriaal wordt
3.6.12 Conclusie
3.7 Verhouding tot een bodemprocedure
3.8 Rechtsmiddelen
3.9 Het toepassingsgebied van art. 287 lid 4
3.9.1 Het 287 lid 4-verzoek in combinatie met een 287a-verzoek
3.9.2 Het 287 lid 4-verzoek in combinatie met een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling
3.9.3 Een 287 lid 4-verzoek samen met een 287b-verzoek
3.9.4 Een 287 lid 4-verzoek als basis voor een voorziening ex art. 438 of 705 Rv
3.9.5 Conclusie
3.10 Het functioneren en bestaansrecht van art. 287 lid 4
3.10.1 Art. 287 lid 4 versus de voorlopige toepassing van art. 287 lid 2 oud
3.10.2 Bestaansrecht naast de kortgedingprocedure ex art. 254 Rv?
3.10.3 Functioneren art. 287 lid 4 in het algemeen
3.11 Conclusies en aanbevelingen
3.11.1 Inleiding
3.11.2 Voorfase en het verzoek
3.11.3 De mondelinge behandeling – hoor en wederhoor
3.11.4 Het beoordelingscriterium
3.11.5 Vaststelling van de feiten - bewijsrecht
3.11.6 De duur van de voorzieningen
3.11.7 Proceskosten
3.11.8 Wijziging getroffen voorziening(en)
3.11.9 Wie beslist na 287 lid 4-verzoek op het Wsnp-verzoek?
3.11.10 Rechtsmiddelen
3.11.11 287 lid 4-verzoek in (hoger) beroep
4 VOORLOPIGE VOORZIENINGEN TIJDENS HET MINNELIJKE TRAJECT
4.1 Inleiding
4.2 Achtergrond en ontstaansgeschiedenis
4.3 De bevoegde rechter
4.4 De procedure
4.4.1 Het 287b-verzoek, wijziging en wijzigingsverzoek
4.4.2 De oproep
4.4.2.1 Wijze van oproepen
4.4.2.2 Welke informatie wordt met de oproep meegezonden?
4.4.3 De mondelinge behandeling
4.4.4 De beslissing en de proceskosten
4.4.5 Na het vonnis
4.5 Het beoordelingscriterium
4.5.1 Inleiding
4.5.2 Wetsgeschiedenis en literatuur
4.5.3 Jurisprudentie
4.5.4 Verzoeker ‘zat’ minder dan tien jaar geleden in de schuldsaneringsregeling
4.5.5 De lopende verplichting nakomen
4.5.6 Samenvatting
4.6 Het vonnis – de voorzieningen
4.6.1 Schorsing executie ontruimingsvonnis huurwoning
4.6.2 Schorsing executie vonnis tot afsluiting van nutsvoorziening
4.6.3 Verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering
4.6.4 De duur van de voorziening
4.7 Verhouding tot een bodemprocedure
4.8 Rechtsmiddelen
4.9 Het toepassingsgebied van art. 287b
4.9.1 Een voorziening ex art. 287b tijdens het stabilisatietraject?
4.9.2 Een 287b-verzoek in combinatie met een ander verzoek
4.10 Het functioneren en bestaansrecht van art. 287b
4.10.1 Literatuur en praktijk
4.10.2 Bestaansrecht naast de kortgedingprocedure ex art. 254 Rv?
4.10.3 De verhouding tussen de art. 287 lid 4 en 287b
4.11 Conclusies en aanbevelingen
4.11.1 Inleiding
4.11.2 Voorfase en het verzoek
4.11.3 De oproep voor de mondelinge behandeling en de spoedvoorziening zonder zitting
4.11.4 Het beoordelingscriterium
4.11.5 Vaststelling van de feiten – bewijsrecht
4.11.6 De voorzieningen en de duur daarvan
4.11.7 De beslissing
4.11.8 Proceskosten
4.11.9 Wijziging getroffen voorziening(en)
4.11.10 Rechtsmiddelen
4.11.11 Na de voorziening
5 DE GEDWONGEN SCHULDREGELING
5.1 Inleiding
5.2 Achtergrond en ontstaansgeschiedenis
5.2.1 De minnelijke schuldregeling en de gedwongen schuldregeling
5.2.2 De inhoud van de minnelijke schuldregeling in de schuldsaneringspraktijk
5.2.3 De ontstaansgeschiedenis van art. 287a
5.3 De bevoegde rechter
5.4 De procedure
5.4.1 Voorfase
5.4.1.1 Het opstellen en doen van een aanbod
5.4.1.2 Toetsing aanbod door een onafhankelijke en deskundige partij
5.4.2 Dwangregeling ook ambtshalve?
5.4.3 Het 287a-verzoek en wijziging
5.4.3.1 Algemeen
5.4.3.2 Wijziging van het verzoek (ter zitting)
5.4.4 De oproep
5.4.5 De mondelinge behandeling
5.4.6 Niet-verschijnen schuldeiser(s), stelplicht en motivering
5.4.6.1 Jurisprudentie bij niet verschijnen weigerende schuldeiser
5.4.6.2 Verstekregeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
5.4.6.3 Motivering verstekvonnissen in 287a-zaken
5.4.6.4 Verweerschrift
5.4.7 Bewijsrecht
5.5 Het beoordelingscriterium
5.6 De beslissing
5.6.1 Algemeen
5.6.2 Proceskosten
5.6.2.1 Jurisprudentie met betrekking tot proceskostenveroordeling
5.6.2.2 Analyse en voorstel
5.6.3 Uitvoerbaarheid bij voorraad?
5.7 Verhouding tot een bodemprocedure
5.8 Rechtsmiddelen
5.8.1 Art. 292 en de door de Hoge Raad voorgeschreven toepassing
5.8.2 Niet-ontvankelijkverklaring en hoger beroep
5.8.3 Griffierecht in (hoger) beroep
5.8.4 Herroeping
5.9 Het toepassingsgebied van art. 287a
5.9.1 Een 287a-verzoek indien toelating tot de schuldsaneringsregeling niet mogelijk is
5.9.2 Een 287a-verzoek in combinatie met een ander verzoek
5.10 Het functioneren en bestaansrecht van art. 287a
5.11 Conclusies en aanbevelingen
5.11.1 Inleiding
5.11.2 Voorfase, onderzoek naar schulden (passiva) en bezittingen (activa)
5.11.3 Wie doet het aanbod?
5.11.4 Aan wie wordt het aanbod gedaan?
5.11.5 Informatieverstrekking in het minnelijke traject
5.11.6 De oproep voor de mondelinge behandeling
5.11.7 Niet-verschijnen schuldeiser(s) – stel- en motiveringsplicht
5.11.8 Wijziging van het verzoek ex art. 287a
5.11.9 Vaststelling van de feiten
5.11.10 De beslissing
5.11.11 Proceskosten
5.11.12 Rechtsmiddelen
6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1 Inleiding
6.2 Samenvatting van het onderzoek
6.3 Conclusies
6.3.1 Insolventieprocesrecht, burgerlijk procesrecht en de drie procedures: een procedureel kader onder spanning
6.3.2 Rechtsonzekerheid
6.3.3 Geen behoorlijke rechtspleging
6.3.4 Toepassing van titel 3 Rv op de drie procedures
6.3.4.1 De relatieve bevoegdheid van de rechter (art. 262-270 Rv)
6.3.4.2 De oproeping (art. 271-277 en 279 Rv)
6.3.4.3 Het verzoekschrift (art. 278 Rv)
6.3.4.4 De mondelinge behandeling (art. 279 Rv)
6.3.4.5 Verzoekschrift wel/niet door advocaat in te dienen (art. 280-281 Rv)
6.3.4.6 Het verweerschrift en tegenverzoek (art. 282 Rv)
6.3.4.7 Wijziging van het verzoek (art. 283 Rv)
6.3.4.8 Verwijzing en voeging wegens litispendentie of connexiteit (art. 285 Rv)
6.3.4.9 Datum uitspraak, eisen aan beschikking, uitvoerbaarbijvoorraadverklaring (art. 286-288 Rv)
6.3.4.10 Bewijsrecht (art. 284Rv)
6.3.4.11 Proceskostenveroordeling (art. 289 Rv)
6.3.4.12 Verstrekken stukken en afschriften (art. 290 – 291 Rv)
6.3.4.13 Hoger beroep (art. 358 Rv)
6.3.4.14 Afronding
6.4 Slotbeschouwing
6.4.1 Samenvoegen art. 287 lid 4 met art. 287b en/of art. 5 Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening
6.4.2 Overbrengen art. 287 lid 4, 287a en 287b naar titel IV?
Samenvatting
Summary
I Verkort aangehaalde literatuur
II Lijst van gebruikte afkortingen
III Rechtspraakregister
IV Trefwoordenregister
V Lijst van geraadpleegde websites
VI Dankwoord
VII Curriculum Vitae
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan