Zoeken naar zekerheid

1 INLEIDING
1.1 Onzekerheid over de feiten in asielprocedures
1.2 Onderzoeksvragen
1.3 Opzet en methodologie van het boek
1.4 Materiaalverzameling en selectie van respondenten

2 THEORETISCH KADER – VERWACHTINGEN OVER DE ONZEKERHEIDSREDUCTIE DOOR MEDEWERKERS VAN BUREAUCRATIEËN
2.1 Een typologie van onzekerheid
2.2 Kenmerken van een bureaucratie
2.2.1 Het handelen van individuen in een bureaucratie
2.2.2 Kritiek op de ideaaltypische Weberiaanse bureaucratie
2.3 Discretionaire ruimte – het gat in de donut
2.3.1 Hoe kan het gat van de donut worden begrepen?
2.3.2 Discretionaire ruimte: een rechtstheoretisch perspectief
2.3.3 Discretionaire ruimte: een sociaalwetenschappelijk perspectief
2.4 Street-level bureaucrats: discretionaire ruimte vanuit het perspectief van de individuele bureaucraat
2.4.1 De onzekerheden waarmee street-level bureaucrats worden geconfronteerd
2.4.2 Ontwikkelingen in het werk van street-level bureaucrats
2.5 Slotbeschouwing

3 DE INSTITUTIONELE EN ORGANISATORISCHE INBEDDING VAN DE FEITENVASTSTELLING IN ASIELPROCEDURES
3.1 De asielprocedure
3.1.1 Voorafgaand aan de Algemene Asielprocedure
3.1.2 Aanmelding
3.1.3 Sporenbeleid
3.1.4 Rust- en voorbereidingstermijn: voorlichting en medisch onderzoek
3.1.5 De acht dagen van de Algemene Asielprocedure
3.2 De Immigratie- en Naturalisatiedienst
3.2.1 De IND als selectiebureaucratie
3.2.2 Taak- en verantwoordelijkheidsverdeling van de medewerkers van de IND
3.2.3 Slotbeschouwing

4 HET ALGEMEEN BESTUURSRECHTELIJK EN ASIELRECHTELIJK KADER VOOR DE FEITENVASTSTELLING IN ASIELPROCEDURES
4.1 Het algemene bestuursrechtelijk kader
4.1.1 De verhouding tussen de Algemene wet bestuursrecht en bijzondere bestuurswetgeving
4.1.2 Besluitvorming door het bestuur
4.1.3 Bestuurlijke besluitvorming: eisen aan de feitenvaststelling en -kwalificatie
4.1.3.1 Eisen aan de feitenvaststelling door het bestuur
4.1.3.2 Eisen te stellen aan de feitenkwalificatie door het bestuur
4.1.4 Waarheidsvinding door de bestuursrechter
4.2 Het asielrechtelijk kader
4.2.1 De bewijsomvang: het materiële asielrecht
4.2.1.1 Vluchtelingschap: de a-grond
4.2.1.2 Subsidiaire bescherming: de b-grond
4.2.2 De bewijsmaatstaf en bewijsvoeringslast
4.2.2.1 De bewijsmaatstaf
4.2.2.2 De bewijsvoeringslast
4.2.3 De bewijsmiddelen
4.2.3.1 De verklaringen van de asielzoeker
4.2.3.2 Deskundigenberichten
4.2.4 Slotbeschouwing

5 DE VERSCHILLENDE HANDELWIJZEN EN RECHTVAARDIGINGEN VAN HOOR-EN BELEIDSMEDEWERKERS IN CONTEXT
Inleiding
5.1 De taakopvatting van IND-medewerkers in de asielprocedure
5.1.1 Hoormedewerkers
5.1.1.1 Op welke gehoren worden hoormedewerkers ingezet?
5.1.1.2 De invloed van hoormedewerkers op het verloop van de gehoren
5.1.1.3 Hoormedewerkers en interactie met de asielzoeker
5.1.1.4 Verschillen in taakopvatting
5.1.1.5 Een verandering in organisatiecultuur
5.1.2 Beslismedewerkers
5.1.2.1 De invloed van individuele beslismedewerkers op het besluit
5.1.2.2 Veranderingen in het werk van beslismedewerkers
5.2 Hoe handelen medewerkers van de IND in de verschillende fasen van de asielprocedure en welke rechtvaardiging geven zij daarvoor?
5.2.1 Het eerste gehoor
5.2.1.1 Informatie over de asielzoeker die voorafgaand aan het eerste gehoor beschikbaar is
5.2.1.2 De voorbereiding van het eerste gehoor door de hoormedewerker
5.2.1.3 Twee vormen van het eerste gehoor
5.2.1.4 Deelnemers aan het eerste gehoor
5.2.1.5 De start van het eerste gehoor
5.2.1.6 De inhoud van het gehoor
5.2.1.7 Na afloop van het eerste gehoor
5.2.2 Het nader gehoor
5.2.2.1 Informatie over de asielzoeker die voorafgaand aan het nader gehoor beschikbaar is
5.2.2.2 De voorbereiding van het nader gehoor
5.2.2.3 Het rapport van eerste gehoor en de minuut
5.2.2.4 Deelnemers aan het nader gehoor
5.2.2.5 De start en inhoud van het nader gehoor
5.2.2.6 Het vrije relaas
5.2.3 De beslissing
5.2.3.1 Drie mogelijke beslissingen
5.2.3.2 Het besluitvormingsproces
5.2.3.3 Hoe beslismedewerkers handelen in twijfelgevallen
5.3 Hoe worden medewerkers van de IND opgeleid en gecontroleerd?
5.3.1 Opleiding
5.3.2 Controle bij inwilliging: de collegiale toets
5.3.3 Controle bij het voornemen tot afwijzing: de zienswijze en het besluit
5.3.4 Controle bij een afwijzende beschikking: de procesvertegenwoordiging van de IND en rechter
5.3.5 Functioneringsgesprekken
5.3.6 Kwaliteitsmeting
5.4 Conclusie

6 EEN NADERE BESTUDERING VAN DE VASTSTELLING VAN VIER TYPEN FEITEN DOOR HOOR- EN BESLISMEDEWERKERS
Inleiding
6.1 Innerlijke processen en overtuigingen
6.1.1 Wat vinden medewerkers van de IND van het vaststellen van innerlijke processen en overtuigingen van de asielzoeker?
6.1.2 Hoe worden innerlijke processen en overtuigingen vastgesteld?
6.1.3 De motivering van de vaststelling van innerlijke processen en overtuigingen
6.1.4 Tussenconclusie
6.2 Identiteit en herkomst
6.2.1 Documentenonderzoek
6.2.2 Herkomstcheck
6.2.3 Taalanalyse
6.2.4 Individuele Ambtsberichten
6.2.5 Tussenconclusie
6.3 Risicogroepen en Kwetsbare minderheidsgroepen
6.3.1 Wat vinden medewerkers van de IND van het vaststellen van het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep?
6.3.2 Hoe zeggen IND-medewerkers vast te stellen of iemand vanwege het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep een risico loopt bij terugkeer?
6.3.3 De motivering van de vaststelling van het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep
6.3.4 Tussenconclusie
6.4 Medische omstandigheden
6.4.1 Hoe gaan medewerkers van de IND om met MediFirst-advies?
6.4.2 Hoe gaan medewerkers van de IND om met rapporten van het iMMO?
6.4.3 Tussenconclusie
6.5 Conclusie

7 BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN EN CONCLUSIES
7.1 Inleiding
7.2 De onzekerheden waarmee IND-medewerkers in asielprocedures moeten omgaan
7.3 De discretionaire ruimte die IND-medewerkers in asielprocedures ervaren
7.4 De wet- en regelgeving als bron van houvast én onzekerheid
7.5 De invloed van de sociale context op het verminderen van onzekerheid
7.5.1 Overleg met anderen
7.5.2 Het inwinnen van deskundigenadvies
7.6 De invloed van de structuur van de asielprocedure op het verminderen van onzekerheid
7.7 De invloed van opleiding en controle op IND-medewerkers op het omgaan met onzekerheid
7.8 Het gebruik van niet nader onderbouwde aannames en stereotypen
7.9 Het toepassen van het voordeel of het nadeel van de twijfel
7.10 Conclusies
7.11 Slotopmerkingen

SAMENVATTING
SUMMARY
LITERATUUR
BIJLAGEN
Bijlage 1: Selectiemethode respondenten
Bijlage 2: Schematische weergave asielprocedure en wijze van geloofwaardigheidsbeoordeling

NAWOORD
CURRICULUM VITAE