De woon- en vestigingsplaats in de BTW
Paperback Nederlands 2023 2e druk 9789013172133Samenvatting
Deze titel geeft een up-to-date overzicht van de woon- en vestigingsplaats in de btw. Onderwerpen als de zetel van bedrijfsuitoefening, de vaste inrichting en de woon- en gebruikelijke verblijfplaats worden uitgebreid besproken. Daarnaast komen ook toekomstige beleidswijzigingen aan de orde, zoals de per 1 januari 2024 veranderende regeling van de fiscale eenheid.
De woon- en vestigingsplaats spelen in de btw een belangrijke rol bij regelingen als de plaats van dienst, de verleggingsregeling, de aftrek van voorbelasting en de fiscale eenheid. De woon- en vestigingsplaats binnen de BTW geeft een actueel overzicht van deze regelingen en bespreekt de zetel van bedrijfsuitoefening, de vaste inrichting, de woon- en gebruikelijke verblijfplaats in al hun facetten.
In de btw worden de heffingsbevoegdheden toegedeeld door de regels voor de plaats van levering en plaats van dienst. Binnen de regels voor de plaats van dienst speelt de woon- en vestigingsplaats van de dienstverrichter en van de afnemer een belangrijke rol. Dit onderzoek betreft de invulling van de diverse woon- en vestigingsplaatsbegrippen in het licht van deze regels. Ook wordt de onderlinge relatie tussen diverse vestigingen van een ondernemer onderzocht. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- De toerekening van een dienst aan een vestiging voor toepassing van de regels voor de plaats van dienst
- De aftrek van voorbelasting
- De vraag naar belastbaarheid van prestaties van vestigingen onderling aan de orde
Het rechtskarakter van de omzetbelasting, de neutraliteit en de uit de heffingssystematiek voortvloeiende doelmatigheidseisen vormen daarbij de leidraad.
Er verschijnt regelmatig jurisprudentie van het Hof van Justitie over de invulling van het begrip zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting. Deze jurisprudentie heeft ook gevolgen voor de Nederlandse praktijk. Dankzij deze titel beschik je over een up-to-date overzicht van de woon- en vestigingsplaats in de btw. Daarnaast worden ook toekomstige beleidswijzigingen besproken. Per 1 januari 2024 vindt er bijvoorbeeld een wijziging plaats in de regeling van de fiscale eenheid, waardoor een buitenlands hoofdhuis of een buitenlandse vaste inrichting niet meer kan worden opgenomen in een Nederlandse fiscale eenheid. Hierdoor zijn prestaties tussen het buitenlands hoofdhuis of vaste inrichting en de fiscale eenheid belastbaar. In deze uitgave wordt ook op deze wijziging ingegaan.
De woon- en vestigingsplaats binnen de BTW is van grote waarde voor belastingadviseurs, medewerkers van de belastingdienst, het ministerie van Financiën, de rechterlijke macht, bedrijfsfiscalisten, docenten en academici.
Specificaties
Lezersrecensies
Over Mariken van Hilten
Over Cornelis van Raad
Over Leo Stevens
Inhoudsopgave
Gebruikte afkortingen / XV
HOOFDSTUK 1
Inleiding / 1
1.1 Inleiding / 1
1.2 De regels voor de plaats van dienst in de Europese btw / 4
1.3 Probleemstelling / 9
1.4 Onderzoeksmethode / 11
1.5 Opbouw van het onderzoek / 13
DEEL I: DE PRINCIPES DIE AAN DE HEFFING VAN OMZETBELASTING TEN GRONDSLAG LIGGEN EN HUN UITWERKING BIJ DE VERDELING VAN HEFFINGSBEVOEGDHEDEN
HOOFDSTUK 2
Toetsingskader / 17
2.1 Inleiding / 17
2.2 Rechtskarakter van de omzetbelasting / 18
2.2.1 Betekenis van het rechtskarakter / 18
2.2.2 Opvattingen over het rechtskarakter van de omzetbelasting / 21
2.2.3 Doelmatigheid / 23
2.3 Neutraliteitsbeginsel / 24
2.3.1 De betekenis van het neutraliteitsbeginsel in de Europese btw / 24
2.3.2 Het beginsel van gelijke behandeling / 27
HOOFDSTUK 3
Uitgangspunten bij de verdeling van heffingsbevoegdheden in de omzetbelasting / 33
3.1 Inleiding / 33
3.2 Belastbare transacties in de omzetbelasting / 35
3.3 Een rechtvaardige verdeling van heffingsbevoegdheden / 37
3.3.1 Inleiding / 37
3.3.2 Theorieën over het recht om te heffen / 37
3.3.2.1 De contracttheorie / 37
3.3.2.2 De vergoedingstheorie / 38
3.3.2.3 De theorie van de fysieke macht / 39
3.3.2.4 De soevereiniteitstheorie / 40
3.3.3 De verdeling van heffingsbevoegdheden / 41
3.3.3.1 Het baatbeginsel als beginpunt / 41
3.3.3.2 Verschillende uitleggen van het baatbeginsel / 42
3.3.3.3 De theorie van Musgrave / 44
3.3.3.4 Verdeling van heffingsbevoegdheden in een digitale wereld / 48
3.3.3.5 Een rechtvaardige verdeling van heffingsbevoegdheden in een consumptiebelasting / 49
3.3.4 Rechtvaardige verdeling van heffingsbevoegdheden en woon- en vestigingsplaats / 57
3.4 Neutraliteit en de verdeling van heffingsbevoegdheden / 58
3.4.1 Inleiding / 58
3.4.2 Neutraliteit in het Europese recht / 58
3.4.3 Neutraliteit in het internationale belastingrecht / 63
3.4.4 Neutraliteit en de verdeling van heffingsbevoegdheden / 65
3.4.5 Neutraliteit en woon- en vestigingsplaats / 66
3.5 Doelmatigheid en de verdeling van heffingsbevoegdheden / 67
3.5.1 Inleiding / 67
3.5.2 Administratieve eenvoud / 68
3.5.2.1 Administratieve eenvoud als uitgangspunt bij de verdeling van heffingsbevoegdheden / 68
3.5.2.2 Administratieve eenvoud in de omzetbelasting / 69
3.5.2.3 Oplossingen ter waarborging van de administratieve eenvoud / 79
3.5.2.4 Alternatieve inningsmodellen / 84
3.5.2.5 Administratieve eenvoud en woon- en vestigingsplaats / 86
3.5.3 Rechtszekerheid / 87
3.5.3.1 Rechtszekerheid als uitgangspunt bij de verdeling van heffingsbevoegdheden / 87
3.5.3.2 Rechtszekerheid en woon- en vestigingsplaats / 89
3.5.4 Waarborgen van controle / 89
3.5.4.1 Waarborgen van controle als uitgangspunt voor de verdeling van heffingsbevoegdheden / 89
3.5.4.2 Handhaving achteraf; de btw-controle / 90
3.5.4.3 Preventieve handhaving; voorkoming van ongewenst gebruik, misbruik en fraude / 95
3.5.4.4 Waarborgen van controle en de woon- en vestigingsplaats / 97
3.5.5 Flexibiliteit / 97
3.5.5.1 Flexibiliteit als uitgangspunt bij de verdeling van heffingsbevoegdheden / 97
3.5.5.2 Flexibiliteit en woon- en vestigingsplaats / 98
3.6 De ondernemer als afnemer / 98
3.7 De uitgangspunten in de regels voor de plaats van dienst / 103
3.7.1 Inleiding / 103
3.7.2 Rechtvaardige verdeling van heffingsbevoegdheden; heffing in het land van verbruik / 103
3.7.3 Neutraliteit / 107
3.7.4 Administratieve eenvoud / 109
3.7.5 Rechtszekerheid / 110
3.7.6 Waarborgen van controle / 111
3.7.7 Flexibiliteit / 112
3.7.8 De uitgangspunten volgens de OESO / 112
3.8 Schematisch overzicht / 115
DEEL II: DE INVULLING VAN DE WOON- EN VESTIGINGSPLAATS IN HET POSITIEVE RECHT
HOOFDSTUK 4
De woon- en vestigingsplaats in de btw; Europees perspectief / 125
4.1 Inleiding / 125
4.2 De woon- en vestigingsplaats in de Europese Btw-richtlijnen / 126
4.2.1 Tweede Richtlijn / 126
4.2.2 Zesde Richtlijn en de Europese Btw-richtlijn (tekst tot en met 2009) / 127
4.2.3 De Achtste en Dertiende Richtlijn / 131
4.2.4 Het voorstel voor een Tiende Richtlijn / 133
4.2.5 Het voorstel voor een Negentiende Richtlijn / 134
4.2.6 De Europese Btw-richtlijn (vanaf 2010) / 134
4.2.7 De Btw-uitvoeringsverordening / 138
4.3 De woon- en vestigingsplaats in de Europese jurisprudentie / 142
4.3.1 Zetel van bedrijfsuitoefening / 142
4.3.2 Vaste inrichting / 146
HOOFDSTUK 5
De woon- en vestigingsplaats in de btw; Nederlands perspectief / 157
5.1 Inleiding / 157
5.2 De woon- en vestigingsplaats in de Nederlandse omzetbelastingwetgeving / 157
5.2.1 De Wet op de omzetbelasting 1954 / 157
5.2.2 De Wet op de omzetbelasting 1968 (regeling tot en met 1978) / 160
5.2.3 De Wet op de omzetbelasting 1968 (regeling vanaf 1 januari 1979 tot en met 2009) / 162
5.2.4 De Wet op de omzetbelasting 1968 (regeling vanaf 2010) / 165
5.3 De woon- en vestigingsplaats in de Nederlandse btw-jurisprudentie / 169
5.3.1 Zetel van bedrijfsuitoefening / 169
5.3.2 Vaste inrichting / 176
HOOFDSTUK 6
De woon- en vestigingsplaats in het directe belastingrecht / 183
6.1 Inleiding / 183
6.2 De woon- en vestigingsplaats in de directe belastingen / 184
6.2.1 Inleiding / 184
6.2.2 De woonplaats van een natuurlijk persoon / 185
6.2.3 De vestigingsplaats van een lichaam / 189
6.2.4 De vaste inrichting in de directe belastingen / 191
6.2.4.1 Inleiding / 191
6.2.4.2 Vereisten voor het bestaan van een vaste inrichting / 192
6.2.4.3 Begin en einde van de vaste inrichting / 197
6.2.4.4 Uitvoering van werk / 197
6.2.4.5 Verrichten van diensten / 199
6.2.4.6 Voorbereidende en hulpwerkzaamheden / 200
6.2.4.7 De vaste vertegenwoordiger / 203
6.2.4.8 Dochtermaatschappij als vaste inrichting? / 207
6.2.4.9 Vaste inrichting in de digitale economie / 208
6.2.5 De woon- en vestigingsplaats in de directe belastingen in vergelijking met de omzetbelasting / 208
6.2.5.1 De woonplaats van een natuurlijk persoon / 208
6.2.5.2 De vestigingsplaats van een lichaam / 209
6.2.5.3 De vaste inrichting / 209
6.2.5.4 Begin en einde vaste inrichting / 210
6.2.5.5 Vaste inrichting bij uitvoering van werk en het verrichten van diensten / 211
6.2.5.6 Voorbereidende en hulpwerkzaamheden / 212
6.2.5.7 Vaste vertegenwoordiger / 212
6.2.5.8 Vaste inrichting in de digitale economie / 213
6.3 Schematisch overzicht / 213
DEEL III: DE INVULLING VAN DE VIER VESTIGINGSPLAATSVORMEN: ZETEL VAN BEDRIJFSUITOEFENING, VASTE INRICHTING, WOON- EN GEBRUIKELIJKE VERBLIJFPLAATS IN DE OMZETBELASTING
HOOFDSTUK 7
De vestigingsplaats van de dienstverrichter / 225
7.1 Inleiding / 225
7.2 De zetel van bedrijfsuitoefening / 226
7.2.1 Inleiding / 226
7.2.2 De zetel van bedrijfsuitoefening van een rechtspersoon / 230
7.2.3 De zetel van bedrijfsuitoefening van houdster- en financieringsmaatschappijen / 240
7.2.4 De zetel van bedrijfsuitoefening van samenwerkingsverbanden / 243
7.2.5 De primaire vestigingsplaats van een natuurlijk persoon / 247
7.2.6 De zetel van bedrijfsuitoefening van een fiscale eenheid / 249
7.3 De vaste inrichting / 254
7.3.1 Inleiding / 254
7.3.2 Personeel en middelen / 254
7.3.3 Beschikken over / 260
7.3.4 Duurzaamheid / 268
7.3.4.1 Inleiding / 268
7.3.4.2 Duurzaamheid naar tijd / 270
7.3.4.3 Verbondenheid met een bepaalde locatie / 272
7.4 De toerekening / 274
7.4.1 Inleiding / 274
7.4.2 Toerekening aan zetel, tenzij geen fiscaal rationele oplossing of een bevoegdheidsconflict / 275
7.4.3 Toerekening op basis van de feitelijke uitvoering van de prestatie / 279
7.5 Toerekening en de verleggingsregeling / 283
7.6 De woon- en gebruikelijke verblijfplaats / 286
7.7 Wenselijk recht / 288
7.7.1 Inleiding / 288
7.7.2 De zetel van bedrijfsuitoefening op basis van de werkelijke bedrijfsuitoefening / 288
HOOFDSTUK 8
De vestigingsplaats van de afnemer / 295
8.1 Inleiding / 295
8.2 De belastingplichtige afnemer / 296
8.2.1 Inleiding / 296
8.2.2 De passieve vestiging als vaste inrichting / 297
8.2.3 Begin en einde vaste inrichting / 305
8.2.4 Toerekening van een dienst aan de afnemende vestiging / 308
8.2.4.1 Inleiding / 308
8.2.4.2 Jurisprudentie over de afnemer van een prestatie / 309
8.2.4.3 Relevante factoren om te bepalen wie als afnemer van de prestatie geldt / 320
8.2.4.4 Toerekening van een prestatie aan een afnemer / 324
8.2.4.5 Toerekening van de prestatie aan zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting als afnemer / 325
8.3 De niet-belastingplichtige afnemer / 332
8.3.1 Inleiding / 332
8.3.2 De betekenis van de vier vestigingsplaatsvormen voor niet-belastingplichtigen / 333
8.3.3 De woon- en gebruikelijke verblijfplaats van een consument / 336
8.3.4 De primaire vestigingsplaats van een niet-belastingplichtige rechtspersoon of niet-belastingplichtig samenwerkingsverband / 339
8.3.5 Secundaire vestigingsplaats van een niet-belastingplichtige rechtspersoon of samenwerkingsverband? / 340
8.3.6 Bewijsvermoedens en bewijsstukken / 345
8.3.6.1 Inleiding / 345
8.3.6.2 Bewijsvermoedens / 346
8.3.6.3 Bewijsstukken / 350
8.3.6.4 Combinatieregeling / 353
8.4 Wenselijk recht / 355
8.4.1 Inleiding / 355
8.4.2 De zetel van bedrijfsuitoefening op basis van werkelijke bedrijfsuitoefening bij diensten aan een belastingplichtige / 355
8.4.3 Het ontbreken van een vestiging en de te goeder trouw zijnde dienstverrichter / 356
8.4.4 De primaire vestigingsplaats van een niet-belastingplichtig rechtspersoon/samenwerkingsverband op basis van de werkelijke activiteiten / 359
DEEL IV: ONDERLINGE RELATIE
HOOFDSTUK 9
Relatie tussen de zetel van bedrijfsuitoefening en een vaste inrichting / 367
9.1 Inleiding / 367
9.2 Prestaties tussen de zetel van bedrijfsuitoefening en een vaste inrichting / 368
9.2.1 Inleiding / 368
9.2.2 De zaken FCE Bank en Skandia America Corporation / 368
9.2.3 De begrippen ‘ieder’ en ‘persoon’ / 370
9.2.4 Zelfstandig / 377
9.2.5 Aanwijzingen uit andere bepalingen / 382
9.2.6 Prestaties tussen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting ter voorkoming van misbruik? / 384
9.3 De zetel van bedrijfsuitoefening met vaste inrichting en het recht op aftrek / 392
9.3.1 Inleiding / 392
9.3.2 Het recht op aftrek van voorbelasting in het algemeen / 393
9.3.3 Recht op aftrek van voorbelasting van een zetel van bedrijfsuitoefening met vaste inrichting / 403
9.3.3.1 De zaken Le Credit Lyonnais en Morgan Stanley / 404
9.3.3.2 Aftrek van voorbelasting bij hoofdhuis en vaste inrichting binnen EU / 407
9.3.3.3 Aftrek van voorbelasting waarbij hoofdhuis of vaste inrichting zich buiten EU bevindt / 416
9.3.4 Het recht op aftrek van voorbelasting en art. 192bis Btw-richtlijn / 417
9.4 Vaste inrichting en fiscale eenheid / 418
9.4.1 Inleiding / 418
9.4.2 BNB 2002/287 / 419
9.4.3 De reikwijdte van art. 11 Btw-richtlijn / 421
9.4.4 Grensoverschrijdende fiscale eenheid? / 429
9.4.5 De relatie tussen de zetel van bedrijfsuitoefening en een vaste inrichting bij fiscale eenheid / 446
HOOFDSTUK 10
Conclusie / 449
10.1 Inleiding / 449
10.2 Eerste probleemstelling: invulling vestigingsplaatsvormen en onderlinge relatie bij toepassing van de regels voor de plaats van dienst / 450
10.2.1 Positief recht / 450
10.2.1.1 De vestigingsplaatsvorm ‘zetel van bedrijfsuitoefening’ / 450
10.2.1.2 De vestigingsplaatsvorm ‘vaste inrichting’ / 453
10.2.1.3 Toerekening van een prestatie aan zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting / 456
10.2.1.4 De vestigingsplaatsvormen ‘woon-’ en ‘gebruikelijke verblijfplaats’ / 457
10.2.2 Wenselijk recht / 458
10.2.2.1 Zetel van bedrijfsuitoefening op basis van werkelijke bedrijfsuitoefening / 458
10.2.2.2 Het ontbreken van een vestiging en de te goeder trouw zijnde dienstverrichter / 460
10.3 Tweede probleemstelling: prestaties onderling en aftrek van voorbelasting / 461
10.3.1 Prestaties tussen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting / 461
10.3.2 Aftrek van voorbelasting bij een ondernemer met verscheidene vestigingen / 463
10.3.3 Vaste inrichting en fiscale eenheid / 464
Literatuurlijst / 465
Jurisprudentielijst / 473
Trefwoordenregister / 485
Gebruikte publicaties / 491
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan