Toen Bill Clinton in november 1992 tot president werd verkozen, stond Paul Krugman op de nominatie om te worden benoemd tot diens economisch adviseur. Maar op een bijeenkomst in Arkansas verprutste hij zijn kansen door fris van de lever met onwelgevallige meningen en adviezen te komen. Ofschoon het destijds een grote teleurstelling voor Krugman was dat hij door Clinton werd gepasseerd, erkende hij later dat hij niet geschikt is voor de politiek. ‘Dan moet je het puntje van je tong afbijten als mensen domme dingen zeggen. Dat ligt mij niet.’
Nog steeds houdt hij zijn mening niet voor zich en dat komt hem goed van pas, sinds hij in 2000 een eigen column heeft op de opiniepagina van The New York Times en daar twee keer per week zijn opvattingen over het economisch beleid mag ventileren. Hij zorgt regelmatig voor vuurwerk. Zeker in de Bush-jaren. Maar ook nu zorgt hij stelselmatig voor een dissident geluid.
Krugman noemt zichzelf een ‘liberal’ en om dat predikaat ook internationaal te kunnen duiden, voegt hij er aan toe dat hij ‘min of meer vergelijkbaar is met een sociaal-democraat in Europa’. Hij is voorstander van een verzorgingsstaat. ‘Ik stroom niet over van medemenselijkheid, maar het is meer een kwestie van goed nadenken,’ zei hij onlangs tegen Newsweek. ‘Eigenbelang is niet altijd goed. Het past niet bij de manier waarop de wereld in elkaar steekt.’ Een van zijn grootste zorgen is de groeiende kloof tussen arm en rijk.
Vorig jaar werd hem de Nobelprijs voor de economie toegekend. Dat was vooral voor zijn wetenschappelijk werk op het terrein van de internationale handel. Ook daar is hij kritische en dwars. Hij zet kanttekeningen bij de voor economen traditionele en bijna vanzelfsprekende leer van de comparatieve voordelen als motor van internationale handel. Voor het brede publiek houdt Krugman zijn betogen graag luchtig. Over de handel tussen China en Amerika zei hij bijvoorbeeld: ‘China levert ons giftige spullen en wij betalen hen daarvoor met waardeloze papieren.’
Het beleid van Obama gaat Krugman niet ver genoeg. Krugman is een groot bewonderaar en aanhanger van Keynes, de Engelse econoom die in de jaren dertig van de vorige eeuw een voortrekkersrol van de overheid bepleitte om uit de economische crisis te komen. Via overheidsinvesteringen en door belastingverlaging geïnduceerde consumptieve bestedingen moest de overheid de effectieve vraag aanzwengelen en daarmee de economie. In de geest van Keynes vindt Krugman dat Obama meer overheidsuitgaven moet doen.
Maar nog meer kritiek heeft Krugman op de bankenplannen van Obama. Deze gaan hem niet ver genoeg. ‘Obama gaat er vanuit dat de banken in principe gezond zijn en dat de bankiers weten wat ze doen,’ schreef Krugman in een van zijn columns dit jaar. Volgens Krugman is het systeem aan herziening toe en verspeelt Obama zijn politieke kapitaal door nu met halfbakken maatregelen te komen.
In feite vindt Krugman dat Obama de banken zou moeten nationaliseren. Niet als lange-termijn oplossing. Maar om zo snel mogelijk het vertrouwen van het publiek in de banken te herstellen en om de banken kredieten te laten verstrekken aan bedrijven, waarmee ze de economie aanjagen. Bovendien moet de overheid de beloningsstructuur en het toezicht aanpakken.
Het plan van minister van Financiën Timothy Geithner om een publiek-privaat fonds op te zetten dat slechte beleggingen opkoopt, omdat die ondergewaardeerd zouden zijn, vindt Krugman gokken met overheidsgeld. ‘Misschien is een aantal van die beleggingen ondergewaardeerd,’ schrijft in The New York Times. ‘Maar het is een feit dat de bankiers er letterlijk hun banken onder hebben verwed dat er geen sprake was van een zeepbel op de Amerikaanse huizenmarkt en dat de daarmee samenhangende hypotheekschuld van de huishoudens geen probleem vormde. Ze hebben verkeerd gewed. En wat voor financiële hocus-pocus Geithner er ook op loslaat - meer is zijn plan namelijk niet - aan dat feit verandert hij niets.’
Extra kwalijk vindt Krugman het dat de bankiers een eventuele winst zelf mogen opstrijken, maar dat de belastingbetaler voor een mogelijk verlies opdraait. Ook over de recente stresstest voor banken heeft Krugman weinig waardering. ‘Doormodderen,’ zo omschrijft hij het beleid van Obama. Krugman zou willen dat de banken de economie herstelden. ‘Maar nu moeten we hopen dat de economie de banken er weer bovenop helpt,’ schrijft hij.
Begin april wijdde Newsweek een groot artikel aan de kritische Krugman. Onder de kop ‘Obama’s Nobel Headache’ schrijft journalist Evan Thomas dat Krugman het establishment behoorlijk zenuwachtig maakt. ‘Je hoopt dat hij ongelijk heeft en je vindt dat hij vooral Geithner erg hard aanpakt. Maar je hebt het onbehaaglijke gevoel dat hij dingen weet die anderen niet kunnen, of niet willen, zien. Het establishment heeft per definitie belang bij het handhaven van de bestaande orde. Het bestaande handhaven kan gezond, nuttig en geruststellend zijn. (..) Misschien overdrijft Krugman de krakkemikkigheid van het financiële systeem, net als de toewijding waarmee het team van Obama het in stand zou proberen te houden. Maar wat als hij gelijk heeft, of deels gelijk? Wat als president Obama zijn enige kans verspeelt om in te grijpen en de banken te nationaliseren, of in elk geval te herstructureren voordat het bankwezen echt in elkaar stort?’
Terecht heeft uitgeverij Balans snel een Nederlandse vertaling op de markt gebracht van het jongste boek van deze geruchtmakende econoom. Krugman bracht vorig jaar december ‘ter gelegenheid’ van de economische crisis het boek ‘The return of depression economics and the crisis of 2008’ uit. Helemaal nieuw is het boek niet, dat in het Nederlands De crisiseconomie heet. Het is een bestaand boek over de herhaalde financiële crises in de jaren tachtig en negentig in Latijns-Amerika en Azië. Aangevuld met de meeste recente geschiedenis uit Amerika.
Krugman legt de nadruk op de groeiende groep financiële instellingen die zich gedroegen als banken, maar die zich niet als zodanig hadden laten registeren. Daardoor wisten zij zich te onttrekken aan regelgeving en toezicht. Wat eerst nog als ‘financiële innovatie’ werd bejubeld, bleek een bom onder het systeem te zijn. In ‘De Crisiseconomie’ beschrijft Krugman de gelijkenissen met het uiteenspatten van tal van eerdere financiële luchtbellen. Bovendien zet hij de feiten over de aanloop naar de huidige crisis overzichtelijk op een rijtje.
Tegelijk vertelt Krugman met bijna sardonisch genoegen wat er allemaal fout is gegaan. Hoe raak en inzichtelijk zijn boek ook is, misschien is het een geruststelling te weten dat Krugman ooit over zichzelf zei: ‘Ik ben een geboren pessimist en van nature een rebel.’ Van zo’n man kun je louter kritische geluiden verwachten. Bij hem moet je niet aankomen voor lichtpuntjes. Laat staan voor hoop.
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.