Hoe is het gesteld met onze eerlijkheid?
Er is bijna niemand die honderd procent eerlijk is. Aan de andere kant zijn er ook heel weinig mensen die echt oneerlijk zijn. De meeste mensen bungelen er ergens tussenin. Op zijn tijd vertellen we allemaal wel eens een onwaarheid. Meestal zijn dat leugentjes om bestwil. Als je vrouw je vraagt of een bepaalde jurk haar dik maakt zeg je automatisch nee, ook al denk je het tegenovergestelde. In de sociale wereld is het tot op zekere hoogte wenselijk om elkaar niet altijd de harde waarheid te vertellen.
Dat werkt in een huwelijk, maar in hoeverre komen leugentjes om bestwil het bedrijfsleven ten goede?
Niet echt, maar het is heel moeilijk voor mensen om dat onderscheid te maken. Op de werkvloer heb je ook allerlei prikkels om oneerlijk te zijn, zoals belangenverstrengelingen, of bevriende collega’s die je niet wil kwetsen. Het interessante is dat bedrijven van deze op het oog onschuldige situaties juist het meest te duchten hebben. De meerderheid die een klein beetje fraudeert, richt veel meer schade aan dan de enkeling die echt crimineel is.
Waar ligt dat aan?
Het blijkt dat mensen niet zo rationeel zijn als we tot nu toe vaak dachten. De klassieke economie gaat er vanuit dat fraudeurs zich baseren op een kosten-batenanalyse. Daarbij wordt het voordeel van de misdaad afgewogen tegen de kans dat je gepakt wordt en de straf die je vervolgens kan verwachten. Maar de werkelijkheid blijkt een stuk ingewikkelder. Mensen beschikken over een ethisch kompas waardoor ze zich veel aardiger gedragen dan je op basis van een economische theorie zou denken. Maar dat gedrag wordt aangestuurd door twee tegengestelde krachten. Aan de ene kant proberen we zo veel mogelijk baat te hebben van de leugentjes die we vertellen. Aan de andere kant willen we onszelf graag als eerlijke en eerzame mensen blijven zien. We zijn constant bezig om tussen die twee botsende krachten een balans te vinden. We hebben een verbazingwekkend vermogen tot rationaliseren, tot op het punt dat we zelfs in onze eigen leugens gaan geloven.
Valt daar iets aan te doen?
Het goede nieuws is dat een deel van ons gedrag op een vrij makkelijke manier te verbeteren valt. Zo gaan we ons eerlijker gedragen als we even worden herinnerd aan onze ethische normen. We hebben eens een experiment uitgevoerd waarbij we twee groepen mensen in de verleiding brachten om te frauderen bij een matrixopgave. De ene groep vroegen we vooraf om aan de Tien Geboden te denken, terwijl de andere groep een lijst moest maken van boeken die ze op de middelbare school hadden gelezen. Bij die laatste groep zagen we een vertrouwd patroon van wijdverbreide fraude zonder negatieve uitschieters. Maar bij de groep die met de Tien Geboden in de weer was geweest kwam absoluut geen fraude voor, ook al kon niemand ze alle tien opnoemen. Een ander experiment liet zien dat alleen al het idee dat er op je wordt gelet wangedrag kan tegengaan. Dat was een onderzoek waar medewerkers van een Britse universiteit in de kantine voor hun thee en koffie konden betalen met vrijwillige donaties aan de hand van een lijst met gesuggereerde prijzen. Koffiedrinkers die werden aangekeken door een poster met twee wijd opengesperde ogen betaalden gemiddeld bijna drie keer zoveel als wanneer er een poster van een bloemstuk hing.
Kunnen bedrijven er dan vanuit gaan dat sociale controle fraude kan uitbannen?
Zo simpel is het helaas niet. In een onpersoonlijke werkomgeving kan sociale controle inderdaad een positief effect hebben, maar dat gaat weer niet op als collega’s elkaar aardig vinden. Het blijkt dat een vriendschappelijke sfeer zo bevorderlijk is voor frauderen dat het remmende effect van geobserveerd worden daarmee teniet wordt gedaan. Dat wijst erop dat prestaties er niet altijd beter op worden als mensen in groepen werken. Daarnaast lijken we een neiging te hebben om altruïstisch te frauderen. Omdat we de eigenschap hebben om mensen te helpen, zijn we soms oneerlijker in situaties waar onethisch gedrag anderen tot voordeel strekt. We stellen ons daarbij op als een Robin Hood.
In sommige beroepsgroepen wordt ethisch gedrag afgestraft en loont het juist om oneerlijk te zijn. In uw boek klaagt een advocaat dat hij onder druk wordt gezet om cliënten te veel uren in rekening te brengen.
Inderdaad, en dat is ook het slechte nieuws: als een bedrijf eenmaal een cultuur van oneerlijk gedrag heeft, dan is het ontzettend moeilijk om daar verandering in te brengen. Op dat moment heb je namelijk te maken met een sociale norm waarbij iedereen zich op een bepaald manier gedraagt. Dat zie ik al bij mijn studenten die er geen enkel probleem mee hebben om illegaal te downloaden. Dat botst niet met hun geweten, omdat ze in een omgeving zitten waarin dat gedrag niet wordt gezien als een moreel dilemma. Eenzelfde gedachtegang geldt ook voor bankiers die allerlei onzinnige kostenposten in rekening brengen. Dus de uitdaging is: hoe kun je het tij keren voordat het te laat is?
Voorkomen is beter dan genezen?
Ja.
Dat klinkt nogal somber. Er is al zo veel corruptie in de wereld en de meeste organisaties hebben al een duidelijk gevormde cultuur. Moeten we die dan maar afschrijven?
Dat klinkt wel erg cynisch. Het is duidelijk dat er geen pasklare oplossingen zijn, maar hoe meer we realiseren wie we zijn en welke mechanismen daarbij optreden, hoe beter we in staat zullen zijn om oneerlijkheid een halt toe te roepen. Het zal niet van de een op de andere dag gebeuren, maar vertrouwen en eerlijkheid zijn essentieel voor een samenleving. Het zou afschuwelijk zijn om dat op te geven.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.