MIT-hoogleraar Erik Brynjolfsson doet al dertig jaar onderzoek naar de wisselwerking tussen technologie, productiviteit en werk. Soms ziet hij door de bomen zelf ook het bos niet meer. ‘Als de digitale revolutie morgen uitdooft, kunnen we nog decennia voortbouwen op de IT die we nu al hebben.’
Wie Erik Brynjolfssons 65 pagina's tellende cv bekijkt, zou bijna over het hoofd zien dat hij zijn loopbaan begon als ondernemer. De drie bedrijven die de 56-jarige managementhoogleraar na zijn studiejaren oprichtte zijn weggemoffeld onder aan het staatje ‘andere activiteiten’, alsof het een afterthought betreft. Toch hadden zijn startups met gemak kunnen uitgroeien tot serieuze spelers in de technologiewereld. Zo hield het kunstmatige-intelligentiebedrijf Foundation Technologies zich in de jaren tachtig al bezig met computersystemen die het besluitvormingsproces van menselijke experts nabootsen, en produceerde Magicware software voor het nog steeds populaire spel Dungeons and Dragons. Met zijn derde bedrijf schreef Brynjolfsson zelfs vijf patenten op zijn naam. Flexplay produceerde dvd’s voor huurfilms die na afloop niet meer bij de videotheek hoefden te worden teruggebracht. ‘Wie het wikkel opende kreeg 48 uur de tijd om te kijken,’ zegt Brynjolfsson vanuit zijn werkkamer op de MIT-campus, waar hij directeur is van zowel het Center voor Digital Business als het Initiative on the Digital Economy. Daarna zou de dvd zichzelf door middel van een speciaal digitaal en chemisch procédé automatisch vernietigen. Een beetje zoals de geheime opdrachten in de spionagefilm Mission Impossible, haha.’
Alledaags
De zoektocht naar praktische toepassingen voor zijn kennis laat zien dat Brynjolfsson altijd met één been in de samenleving is blijven staan. Als hoogleraar onderzoekt hij hoe informatietechnologie de productiviteit en de organisisatie van werk beïnvloedt, met MIT-collega Andrew McAfee ontsluit hij in boeken als Het tweede machinetijdperk en Machine Platform, Crowd zijn gedachtengoed voor een breed publiek, en in de schaarse uren die hem nog resten treedt hij nog steeds op als adviseur voor verschillende startups. Om nog te zwijgen van de pakweg 850 lezingen en presentaties die hij de afgelopen dertig jaar heeft gegeven aan een breed spectrum van ondernemingen en overheidsinstellingen, waaronder het Office of Science and Technology van het Witte Huis.
Het besluit om het bedrijfsleven te verruilen voor een bestaan als academicus was niet ingegeven door een gebrek aan succes: Brynjolfsson zou misschien nog steeds ondernemer zijn als hij het runnen van een bedrijf naar eigen zeggen niet, tja, ‘verschrikkelijk alledaags’ zou vinden. ‘Managen wordt al snel routinewerk, en ik wilde juist meer de diepte in. Mijn aanvankelijke plan was om eerst mijn PhD te halen en met mijn opgedane kennis terug te keren naar een onderneming. Maar na een paar jaar realiseerde ik me dat onderzoek toch mijn voorkeur genoot.’
Sweet spot
Gezien zijn achtergrond was een carrière in de exacte wetenschappen eigenlijk geen verrassing: zijn IJslandse vader was een hoog aangeschreven kernfysicus die nog met de beroemde kwantummechanicus Niels Bohr had gewerkt. ´Hij vond het fantastisch om aan de dinertafel over zijn werk te vertellen,´ zegt Brynjolfsson, die op driejarige leeftijd vanuit Denemarken naar de Verenigde Staten kwam, waar Brynjolfsson senior was benoemd tot hoofd van de US Army Radiation Facilities. ‘En toen de personal computer op de markt kwam waren wij zo'n beetje het eerste gezin dat er een aanschafte.’
Hoewel zijn vader hem aanmoedigde om in zijn voetsporen te treden, ervoer Brynjolfsson, die zich op de middelbare school al verdiepte in filosofie en de sociale wetenschappen, zijn vaders vakgebied als ‘te beperkt’. Hij switchte naar de toegepaste wiskunde waarmee hij naar zijn gevoel een grotere impact kon maken op de maatschappij. In de economische wetenschappen vond hij uiteindelijk zijn sweet spot: ‘Dat was het veld waarin ik de precisie van de informatica kon combineren met de relevantie van de sociale disciplines.’
Vanuit deze invalshoek zag Brynjolfsson al ver voordat de internetrevolutie nog maar een stipje op de radar was dat de wereld enorme veranderingen te wachten stonden. ‘In mijn eerste semester als student-promovendus kreeg ik de opdracht om te catalogiseren hoeveel geld er in de Verenigde Staten werd uitgegeven aan IT. Dit was halverwege jaren tachtig, en intuïtief voelden we al aan dat er sprake was van een stijgende trend. Maar het resultaat verbijsterde zelfs mijn belegeiders: het bleek dat elke mogelijke sector hierin een exponentiële, bijna verticale groeicurve vertoonde. Dat was voor mij het moment om mijn onderzoek te wijden aan de digitalisering van de economie, een reis die tot op de dag van vandaag voortduurt.’
Inmiddels gaan de ontwikkelingen zo hard dat het zelfs voor Brynjolfsson soms moeilijk is om door de bomen het bos nog te zien. ‘Het proces verloopt nog steeds exponentieel, en we hebben geen enkel zicht op waar dat uiteindelijk toe zal leiden. De futurist Ray Kurzweil vergeleek het ooit met het plaatsen van een rijstkorreltje op een schaakbord, waarbij je die hoeveelheid bij elk vakje verdubbelt. Maar weinig mensen beseffen dat de berg rijst die je bij het 64e vakje krijgt zo hoog is als Mount Everest.’
Hoewel we ons momenteel pas op de helft van het schaakbord bevinden (vergelijkbaar met een paar vrachtwagens vol rijst) heeft de techniek al de grens gepasseerd van wat het bedrijfsleven nog kan absorberen, aldus Brynjolfsson. ‘We zijn getuige van de meest buitengewone innovaties, of het nu gaat om zelflerende computers, virtuele werkelijkheid, of de opkomst van de crowd. Maar het blijft een punt dat organisaties maar langzaam veranderen, en dat de menselijke vaardigheden nog ver op de ontwikkelingen achterlopen. Dát is momenteel de bottleneck.’
De mismatch is volgens Brynjolfsson zo groot dat als de digitale revolutie van de een op de andere dag zou uitdoven, we nog decennia kunnen voortbouwen op de IT die we nu al hebben. Dat biedt enorme kansen voor organisaties die voor de troepen durven uit te lopen, al is daar meestal wel een denkomslag voor nodig. ‘Het aanschaffen van een nieuw IT-systeem is slechts het begin. Managers moeten zich realiseren dat ze vervolgens vaak vijf jaar nodig hebben en misschien tien keer zoveel geld moeten investeren om er ook echt waarde uit te halen. Dat lukt bovendien alleen als je het aanpassingsvermogen van je organisatie dramatisch weet te verbeteren.’
Brynjolfsson adviseert bestuurders dan ook om in de eerste plaats te streven naar een experimentele, data-gedreven bedrijfscultuur. Bijvoorbeeld door zich op te stellen als een wetenschapper en de zogeheten A/B test in te voeren, een methode om op basis van een hypothese te onderzoeken wat de efficiëntste van twee mogelijkheden is. ‘Als je dat systematisch doorvoert, kun je enorm veel te weten komen over het optimaliseren van je bedrijfsvoering, of het nu gaat om het timen van een nieuw product, de manier waarop je mensen aanneemt, of het managen van je geldstromen. En er zijn momenteel zoveel data beschikbaar dat bestuurders zonder veel extra kosten de gevolgen van hun beslissingen bij wijze van spreken in real time kunnen volgen.’
Regeldruk
Kijkend naar het grote plaatje waarschuwt Brynjolfsson er echter wel voor dat de vooruitgang die bedrijven met IT kunnen boeken weer net zo makkelijk ongedaan gemaakt kan worden door een terughoudende overheid. Dat geldt vooral voor de Europese Unie, waar de regeldruk volgens hem nu al een negatieve invloed heeft op de economische groei. ‘Telkens als ik er ben, sta ik er weer van te kijken hoezeer innovatie de kop wordt ingedrukt. Zo is het in veel landen praktisch onmogelijk om een Uber te bestellen, en wordt een bedrijf als Amazon nog steeds geknecht door een vaste boekenprijs. Verandering is altijd pijnlijk, maar wie het verleden beschermt tegen de toekomst trekt op de lange termijn altijd aan het kortste eind.’ Brynjolfsson ziet een lichtpuntje in zijn geboorteland Denemarken, dat een stevig sociaal vangnet heeft en bedrijven tegelijkertijd de flexibiliteit geeft om mensen waar nodig zonder rompslomp te ontslaan. ‘Die arbeidsdynamiek beweegt zich al aardig in de richting van de Verenigde Staten. Maar het continent in zijn geheel heeft nog een lange weg te gaan.’
Autocratie
Toch is Brynjolfsson de eerste om toe te geven dat de EU zelfs in haar meest bedrijfsvriendelijke vorm niet zal kunnen concurreren met een land als China dat privacy-, copyright-, milieu-, en andere wetten die wij voor vanzelfsprekend aannemen doodleuk aan zijn laars lapt. ‘De vraag voor de toekomst is dan ook hoe de voortschrijdende technologie het ondernemingsklimaat op macroniveau zal vormgeven. In de twintigste eeuw zagen we een strijd tussen de gedecentraliseerde vrije markten van het Westen en de overheidsgedreven planeconomie van de Sovjet-Unie. We hadden destijds het geluk dat we niet hoefden te kiezen tussen vrijheid en economische groei. Die twee factoren gingen immers hand in hand.’
Maar in deze eeuw zou die dynamiek wel eens heel anders kunnen uitpakken, aldus Brynjolfsson. ‘De combinatie van kunstmatige intelligentie, big data en miniscule digitale camera's geeft een autocratie enorme mogelijkheden om mensen in een bepaalde richting te sturen. Een van de grote uitdagingen voor managers, ondernemers en economen als ik is dan ook of we een systeem kunnen verzinnen waarin niet alleen onze grondrechten zijn gegarandeerd, maar dat ook een grotere innovatiekracht heeft dan een centraal geleide economie.’ In principe zou het Westen die uitdaging moeten aankunnen, aldus Brynjolfsson. ‘Per slot van rekening zijn liberale culturen waarin onafhankelijk denken wordt aangemoedigd daar altijd beter in geweest. Maar die uitkomst is zeker niet gegarandeerd.’
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.