Schrijvers herkende drie leiderschapsscholen. De stoïcijnse school (premier Rutte), de Aristoteles school (minister Timmermans), en de Machiavelliaanse school (PVV’er Louis Bontes).
De stoïcijnse school (waar ratio de boventoon voert) kreeg na de ramp volop de ruimte in de reacties van premier Rutte en koning Willem-Alexander. Behalve aan welbespraaktheid (in het geval van de koning) schortte het in hun toespraken aan emotie. Timmermans, die in zijn speech voor de Verenigde Naties emoties juist als brandstof voor zijn betoog gebruikte, oogstte alle lof.
Schrijvers bepleit dat emotie niet de vijand van het verstand is, zoals we tegenwoordig vaak denken. En hij weet Aristoteles aan zijn zijde. ‘Hoe kun je een vijand verslaan als je strategische beslissingen niet worden gevoed door woede? Je mag van Aristoteles best emoties hebben, maar alleen op het juiste moment, in de juiste situatie en met de juiste maatvoering: niet te veel en niet te weinig.’
De mix van Rutte’s verstand en Timmermans emotie levert goed leiderschap op, vervolgt Schrijvers. En daarmee sluiten de bewindslieden aan bij het hedendaagse idee over leiderschap: er is geen ideaalbeeld van goed leiderschap, daar is de wereld te complex voor. ‘Het eigentijdse model van goed leiderschap is gedistribueerd: wie het weet of het kan, heeft het voor zeggen.’
In het mengsel van Nederlands leiderschap was er een ingrediënt dat mistte: de Machiavelliaanse leider die zijn eigen macht verdedigt en concurrenten buiten zijn gemeenschap op afstand houdt. PVV’er Bontes benaderde deze stijl nog het meest met zijn krijgshaftige taal om militairen naar de Oekraïne te sturen, maar hij werd nauwelijks serieus genomen. Toch heeft Bontes met zijn benadering wel degelijk een punt, bepleit Schrijvers. Poetin heeft geen boodschap aan gerechtigheid – waar de Nederlandse regering nu op koerst – en daarom is er hardere taal nodig om hem te doen inbinden.
Een leider van de Machiavelliaanse school is in het land van de rijdende rechter en kringgesprekken een utopie, schrijft Schrijvers. ‘(W)at zeker ook aan de slappe knieën heeft bijgedragen, is moralisering en feminisering van de leiderschapsindustrie. In deze branche wordt leiderschap doorgaans gelijkgesteld aan ethisch leiderschap en zijn woorden als "verbinden," "dienen," "samen," "zorgen" en "uitpraten" niet van de lucht. Dit leidt tot een denkklimaat waarin cynische, meer Machiavellistische benaderingen van leiderschap amper worden bestudeerd. Niemand zal durven beweren dat goed leiderschap óók mannelijk, agressief en dominerend kan zijn.’