Bij het aantreden van het nieuwe kabinet lijkt de discussie versmald tot een fiscale aangelegenheid. Dat het hier echter om meer substantiële en ingewikkelder kwesties gaat, is goed af te lezen van de teloorgang van Organon, de farmaceutische onderneming uit Oss, die internationale faam verwierf met de meest verkochte anticonceptiepil ter wereld. Ironisch genoeg werd Organon door hetzelfde AkzoNobel dat nu bedreigd wordt met een vijandige overname, in 2007 geheel onverwacht – het voornemen was dat Organon enkele weken later naar de beurs gebracht zou worden – verkocht aan de Amerikaanse farmaceut Schering-Plough. Dat baarde toen opzien en was een fel omstreden besluit, waarvoor Hans Wijers als bestuursvoorzitter van AkzoNobel de voornaamste verantwoordelijkheid droeg. Binnen een paar jaar tijd was de nieuwe eigenaar van Organon zèlf weer overgenomen door het nog grotere Merck, werden de onderzoeksafdelingen van Organon gesloten, en verdwenen er zo’n 2000 arbeidsplaatsen. Hoe kon dit gebeuren?
In De zaak Organon laten we allereerst zien hoe Organon er in slaagde om tot het einde toe innovatief te blijven. Ondanks het feit dat het bedrijf gevestigd was in een stad zonder universiteit of academisch ziekenhuis wist het driekwart eeuw lang nieuwe medicijnen te ontwikkelen. Dat het bedrijf ten onder ging, lag niet aan het uitblijven van nieuwe producten of gebrek aan winstgevendheid zoals wel is beweerd, maar aan de korte termijntransacties die de huidige financiële markten beheersen.
De reconstructie van het overnamespel waarvan Organon het slachtoffer werd, laat de perverse effecten zien van de financiële economie op die van de reële productie. Waar de beursnotering centraal staat bij de beoordeling van de waarde van een bedrijf, verdwijnt de oriëntatie op de langere termijn. Die langere termijnoriëntatie is in de farma – maar daar zeker niet alleen – essentieel omdat de cyclus van de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen tot de commerciële exploitatie ervan zo’n tien jaar in beslag neemt.
De klemmende vraag die De zaak Organon opwerpt, is hoe we een duurzame en tegelijk competitieve kenniseconomie kunnen ontwikkelen in een context waarin bedrijven handelswaar zijn geworden, en waarbij de kwaliteit van hetgeen ze maken er steeds minder toe doet of zelfs nagenoeg onbekend is bij degenen die de dienst uitmaken: beleggers die op koerswinsten uit zijn en managers die zich met opties en aandelenpakketten laten honoreren. Ons pleidooi in het slothoofdstuk is voor een vernieuwd Rijnlands model, waarbij niet alleen meer belanghebbenden – werknemers, nationale, regionale en lokale overheden – een rol spelen bij het bepalen van wat er in de toekomst van bedrijven gebeurt, maar ook geborgd wordt dat de langere termijn bedrijfsontwikkeling een rol gaat spelen in de waardering van bedrijven. Dat is een zaak voor alle betrokkenen – werknemers, werkgevers, kennisinstellingen, en overheden, maar ook van beleggers, die willen profiteren van een duurzame ontwikkeling van bedrijven.
Jack Burgers en Johan Heilbron deden met hun studenten onderzoek voor De zaak Organon. Ze zijn als hoogleraar sociologie verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.Over Jack Burgers
Over Johan Heilbron
Johan Heilbron is socioloog, hoogleraar aan de universiteit van Uppsala en emeritus hoogleraar aan EHESS-CNRS in Parijs en de Erasmus Universiteit. Zijn onderzoek spitst zich toe op economische ongelijkheid en de werking van durfkapitaal.