Hoe kwam je op het spoor van het socratisch gesprek?
In de tijd dat ik op de toneelschool zat, zocht ik naar meer structuur in mijn denken. Ik deed wat menigeen doet, gaf me op voor een cursus coaching. Bestelde zo’n dikke zelfstudie-map, van een bedenkelijk didactisch niveau, haha. Dat werd ‘m dus niet. Later kwam ik de term praktische filosofie tegen; daarmee zou je beter vragen kunnen stellen en helderder kunnen denken. Dat leek me wel wat, dus ik gaf me op voor een jaaropleiding ‘Praktische filosofie’. Daar voerden we de eerste dag een socratisch gesprek. Toen viel het kwartje en wist ik meteen: ja, dit is het!
Want?
Veel gesprekken blijven aan de oppervlakte, omdat we bijvoorbeeld bang zijn de ander pijn te doen, gewend zijn anekdotes uit te wisselen of simpelweg niet weten hoe we moeten doorvragen. Maar daar worden die gesprekken niet beter van, eerder saaier. Het mooie van een socratisch gesprek is dat je daar wél de verdieping in kunt vinden, door het stellen van goede vragen. En daar niet direct mee te stoppen zodra je het gevoel krijgt jouw gespreksgenoot te moeten sparen. In veel gesprekken blijven mensen dicht bij zichzelf, dat is lekker veilig. Maar ons eigen verhaal is voor onszelf totaal niet interessant. Juist in het denken van de ander zijn de verrijkende gesprekken te vinden. Oftewel, het denken van de ander is een bron waar voor jou nieuwe inzichten te vinden zijn.
Waarom geven mensen vaak liever hun mening dan dat ze een vraag stellen?
Daar scoren ze meer punten mee. Als je een vraag stelt, geef je impliciet aan dat je iets niet weet. Of dat je ergens over twijfelt, en dat vinden we niet sexy. Liever geven we een sterke mening. Blijkbaar willen we liever onwetend blijven dan dom overkomen. In het maatschappelijk debat word je alleen gehoord met een duidelijke mening. Niet met een vraag die twijfel verraadt. En als iemand doorvraagt op jouw mening, wijk je daar niet vanaf, want dat wordt ook weer gezien als zwakte. In het socratisch gesprek gaat ’t anders: daar onderzoek je samen of je een oordeel of mening ook van andere kanten kunt bekijken. Daarmee oefen je je perspectivistische lenigheid.
Wanneer is een vraag nou een goede vraag?
In mijn boek zul je geen lijstje met concrete, ‘goede’ voorbeeldvragen aantreffen. Dat is onmogelijk: een vraag kan in de ene context goed werken, maar in de andere totaal niet. Ik zie een goede vraag als een uitnodiging tot nadenken, uitleggen, aanscherpen. Tot meer informatie verschaffen, onderzoeken en uiteindelijk verbinden. Een goede vraag is helder geformuleerd en komt voort uit een open, nieuwsgierige houding. Zet het denken in beweging en kan tot nieuwe inzichten leiden. Door het stellen van goede vragen krijg je eerder sterke antwoorden, is mijn ervaring. Met goede vragen kom je eerder tot de kern, en kun je de zin van de onzin onderscheiden.
En daarbij mag je best een lange stilte laten vallen, schrijf je.
Zeker, we zijn in gesprekken vaak doodsbang voor de stilte. Dat is toch raar eigenlijk? Over een goed geformuleerde vraag, én over een zorgvuldig geformuleerd antwoord moet je toch even kunnen nadenken? Juist in de stilte kom je tot scherpere gedachten en ontstaat de verbinding, maar we durven het vaak niet. In mijn trainingen oefen ik met mensen dat ze eerst eens twintig seconden stil moeten zijn voordat ze mijn vraag beantwoorden. Nou, die stilte vinden ze heel lang duren! Voor hen is het superongemakkelijk, zeker voor managers die gewend zijn snel te beslissen. Maar die vertraging werkt wel, want daarna komen ze met betere antwoorden. Dit geldt andersom ook voor het stellen van vragen of vervolgvragen; als je daar goed en rustig de tijd voor neemt, kom je tot veel betere vragen.
Jij voert socratische gesprekken binnen organisaties. Met welke vragen komen cursisten bij jou?
Dat loopt ontzettend uiteen. Hoe kan ik een goed mens zijn? Hoe transformeren we naar een meer duurzame organisatie? Waarom houdt niemand zich bij ons aan de afspraken? Wat is nou onze wezenlijke visie? Dat zijn vaak concrete symptomen, startpunten voor een onderzoek. In een socratisch gesprek maken we daar vervolgens een algemene, socratische onderzoeksvraag van; ‘wanneer ben je een goed mens? Wat is een duurzame organisatie? Moet je je altijd aan afspraken houden? Dan wordt het een onderzoeksgesprek dat uitstijgt boven de praktijk van alledag. Het wordt interessant als je dat conceptuele, filosofische, moet koppelen aan een dagelijkse casus. Het is mooi om in een groep alle lagen van de organisatie tegelijk erbij te hebben. Bij een open socratisch gesprek weet ik het liefst niet wie welk beroep heeft; dat zou de deelnemers onderling onbewust kunnen sturen terwijl ieders wijsheid in de groep ertoe doet.
Hoe rigoureus durf jij als socratisch gespreksleider te zijn?
Best heel rigoureus; je bent als gespreksleider heel streng op de structuur en de denkdiscipline die nodig is om het onderzoek filosofisch te houden. Belangrijk bij het socratisch gesprek is dat je door kan vragen zonder empathie te tonen. Empathie gaat over het vermogen om jezelf in een ander in te leven. Dat vermogen krijgt doorgaans veel waardering. Maar empathie is je vijand als je juist afstand wilt bewaren om door te kunnen gaan met het stellen van verdiepende vragen. Want zodra je iets zegt als ‘goh, dat is rot voor je’, kun je niet meer objectief oordelen. Bovendien stop je met zo’n empathische opmerking de beweging van het denken. Ik pleit binnen het socratisch gesprek voor de ‘empathische nulstand’. Daarmee bedoel ik dat je je neiging om met iemand mee te voelen, uitschakelt. Je registreert iemands emoties wel, maar je doet er niks mee.
Reageert de ander dan niet boos of teleurgesteld?
Dat kan heel goed, want we zijn er niet meer aan gewend dat we kritisch bevraagd worden. Als je door blijft vragen, vinden mensen je al snel vijandig. Ten onrechte. Vaak kan een supergoede vraag je gesprekspartner veel beter helpen dan een meelevende opmerking. Op zich ben ik uiteraard niet tegen empathie tijdens een gewoon gesprek aan de keukentafel. Maar het is goed om meerdere kleuren op je palet te hebben. Om de vaardigheid te hebben om kritisch door te vragen. Want dan kom je vaak verder en krijg je eerder verdieping. Je wordt samen wijzer over wat je nu eigenlijk denkt en waar je dat denken op baseert. Je kijkt samen naar de logica van je uitspraken, ontwart de kluwen van gedachten. Niet voor niets is ‘Ken uzelf’ een van de bekendste uitspraken van Socrates.