Professional worden is de ambitie van iedere student in het hbo. Natuurlijk hoort daar ook een bepaalde discipline bij, zoals ICT, marketing of bedrijfsadministratie. Maar uiteindelijk gaat het om het ontwikkelen van een professionele attitude. Dat is namelijk wat er van een professional wordt gevraagd. Dat is (dus) ook de meerwaarde die hbo-opleidingen willen bieden. Een professional heeft zeker inhoudelijke kennis nodig, maar het gaat uiteindelijk om het vermogen om die op een kritische manier te vergaren of zelf te creëren. Anders gezegd: om onderzoekend vermogen.
Zo luidt althans de omschrijving die de auteurs van Onderzoekend vermogen in de praktijk hanteren. Zij benadrukken daarin met name het belang van wendbaarheid. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat je je realiseert wanneer je iets niet weet, dat je op een kritische en reflectieve manier naar jezelf en je beroepspraktijk kijkt en dat je in staat bent je eigen professionele ontwikkeling te monitoren en bij te sturen waar dat nodig is. De huidige praktijk is vaak complex en minder routinematig dan voorheen. Professionals moeten daarom goed zijn in problemen oplossen, anticiperen op nieuwe situaties en proactief zijn. In het alleen, maar vooral ook samen met collega’s, kennis construeren en reconstrueren. Daarbij speelt onderzoekend vermogen een belangrijke rol.
Volgens de auteurs begint het inzetten van onderzoekend vermogen bij het constateren dat je kennis tekort schiet om bepaalde vragen vanuit je beroepspraktijk op een adequate manier te beantwoorden. Je kunt dan als professional drie dingen doen: je niet-weten negeren en gewoon iets proberen, op zoek gaan naar informatie in relevante bronnen of zelf onderzoek doen. De keus die je uiteindelijk maakt, maak je op basis van een kritische afweging waarbij je afstemt op de context en situatie van dat moment. ‘Moet je snel handelen? Is er veel geld mee gemoeid? Hoe belangrijk is zorgvuldigheid?’ Hoe groter de belangen of de relevantie, hoe grondiger je volgens de auteurs te werk zult moeten gaan. Onderzoekend vermogen wordt in een strikt rationeel kader geplaatst.
Maar zo rationeel gaan mensen in het algemeen niet te werk, ook professionals niet. Als er iets is wat de neurowetenschappen inmiddels duidelijk hebben gemaakt, is het wel dat het beloningssysteem in ons brein vooral op gemak, gewin, genot en andere zogenaamde succeservaringen reageert. Met name gemak blijkt een extreem belangrijke factor in gedragsverandering, die er bijvoorbeeld voor zorgt dat de korte termijn belangrijker is dan de lange termijn. Het enige dat telt, is dat een ervaring nú ‘fijn’ is. Bijvoorbeeld dat ik snel met een plan van aanpak kom als daarom gevraagd wordt. Een omvangrijke meta-analyse van psychologieprofessor Thomas Webb maakte duidelijk dat veranderinterventies die gebaseerd zijn op een wetenschappelijke theorie, effectiever zijn dan interventies gebaseerd op ideeën, intuïtie en ervaringen. Een andere belangrijke conclusie: interventies die gebruik maken van meerdere technieken voor gedragsverandering, zijn het effectiefst.
De auteurs lijken zeker te beseffen dat het ontwikkelen van een onderzoekende houding een serieuze opgave is. Ze wijden daar niet voor niets een heel hoofdstuk aan. Daarin komen ze echter niet verder dan een aantal welgemeende adviezen – al worden die wel uitgebreid beschreven – zoals opmerkzaamheid ontwikkelen en nieuwsgierig, kritisch en bedachtzaam willen zijn. Maar zo werkt het dus niet. Gedragswetenschappers onderscheiden drie belangrijke aanjagers voor gedrag: capaciteit, motivatie en omgeving. Van deze drie krijgt capaciteit in Onderzoekend vermogen in de praktijk de meeste aandacht, omgeving de minste en dat gaat je niet helpen, schrijft Ben Tiggelaar in De Ladder (‘Waarom veranderen zo moeilijk is én… welke 3 stappen wel werken’). ‘Je moet kijken naar capaciteit én motivatie én omgeving.’ Met als belangrijke kanttekening dat van deze drie de aanjager omgeving vaak de bottleneck is. ‘Het probleem [-], zo blijkt uit onderzoek, is in de eerste plaats de omgeving: een werkomgeving waarin allerlei taken om voorrang schreeuwen [-].’ En dat is precies het probleem waar menig staffunctionaris, het voorland bij uitstek van iedere hbo’er, dagelijks mee kampt.
Nog even terug naar het woord ‘kritisch’, want dat speelt in dit boek een belangrijke rol. Als professional neem je tijdens je werk allerlei beslissingen op basis van informatie en eerdere ervaringen. Maar hoe weet je dat je de juiste beslissingen neemt? Anders gezegd: wat is kritisch denken? Kritisch denken veronderstelt volgens de auteurs in ieder geval dat je beschikt over voldoende analytisch vermogen. Daarnaast moet je goed kunnen redeneren. Beide vaardigheden komen in het boek uitgebreid aan de orde. Het model van Toulmin wordt besproken, de auteurs leggen uit hoe je een conceptueel model bouw en hoe je redeneerfouten herkent, maar besluiten deze boeiende paragrafen met een realistische verzuchting: context en omstandigheden kunnen het lastig maken kritisch te zijn. Denk bijvoorbeeld aan het fenomeen groepsdruk of, minder dramatisch, groepsdenken. ‘Dat is iets dat je als professional regelmatig tegen gaat komen in je professionele praktijk.’ Maar dat wisten inmiddels al.
Onderzoekend vermogen in de praktijk is een boek dat zeker een plaats verdient in het curriculum van iedere hbo-opleiding. Het biedt veel meer dan enkel technische kennis over het interpreteren of van onderzoek of zelf onderzoek verrichten. Sterker nog: er zijn genoeg boeken die in dat opzicht meer bieden. Maar aan al die technische kennis heb je weinig als je niet doordrongen bent van het belang van een onderzoekende houding. Dat maken deze auteurs maar al te goed duidelijk. De vele actuele voorbeelden en de verwerkingsopdrachten die als tool zijn opgenomen, zullen daarbij zeker helpen. Maar de docent die met het boek aan de slag gaat en ook zelf van meerwaarde wil zijn, raad ik aan additioneel ook wat veranderkundige literatuur in zijn colleges te verwerken. Dan heb je een uitermate functioneel lespakket.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.