Aan welke voorwaarden zou je eigenlijk moeten voldoen om als journalist het Stan Huygens Journaal in de Telegraaf te mogen vullen? Gedurende de 32 jaar dat hij verantwoordelijk was voor de rubriek, is Thomas Lepeltak uitgegroeid tot een legende in de vaderlandse journalistiek. Altijd goed gesoigneerd, nooit te beroerd om zijn mening te geven over bepaalde onderwerpen en met het air van een bon-vivant trok hij als chroniqueur langs wijnproeverijen, haringparty’s en wat dies meer zij.
In die jaren heeft Lepeltak zonder enige twijfel een schitterend netwerk opgebouwd, waardoor hij nu een twaalftal selfmade ondernemers zo ver heeft gekregen om hun verhaal te doen. Hoe zijn zij zo rijk geworden? Wat hebben ze ervoor gedaan, wat hebben ze ervoor gelaten? Wat denken zij van het gedrag van de topmanagers die zichzelf miljoenen laten toebedelen? En, altijd goed in deze kringen, hoe kijken zij eigenlijk tegen het Nederlandse belastingstelsel aan?
Een groot schrijver hoef je voor het Stan Huygens Journaal niet te zijn, dat mag duidelijk zijn. Ook de portretten die Lepeltak schreef voor Zo werden wij rijk zijn geen hoogtepunten. Eerder een beetje saai. Steeds kiest hij voor hetzelfde stramien: een korte inleiding en vervolgens een chronologisch verslag van hoe het zo gekomen is. En tot slot nog een paar opmerkingen over het belastingstelsel, het ondernemersklimaat en dergelijke. Elke keer hetzelfde: nee, we hadden het niet breed thuis, en nee, we kregen de kans niet door te leren, en nee, bang om hard te werken zijn wij nooit geweest. Dirk Scheringa kon wel aardig rekenen, Dirk van den Broek begreep wat zijn klanten wilden, Ben Mandemakers begon in een schuurtje zonder verwarming achter de boerderij en Hennie van der Most werkte nog lang door nadat het pompstation de deuren al had moeten sluiten.
Het zijn vaak indrukwekkende succesverhalen, maar voor een goed boek is meer nodig. Zoals Malcolm Gladwell in zijn nieuwe boek Uitblinkers mooi laat zien, staat geen enkel verhaal op zich. Ook de grootste ondernemers passen vaak in een ontwikkeling, of in een cultuur, of hebben anderszins het geluk aan hun zijde gehad (daarover binnenkort meer). Iets meer aandacht voor de achtergronden bij de verhalen van ondernemers als Dirk van den Broek, Ferdinand Fransen, Ben Mandemakers, Aad Ouborg en Sylvia Tóth had Lepeltaks boek een stuk aantrekkelijker gemaakt. Nu blijft het een beetje hangen in een gezellig verhaaltje bij het vorkje prikken.
Dat neemt niet weg dat er voldoende spannende passages in staan. De meeste ondernemers blijken zich groen en geel te ergeren aan de zakkenvullers onder de topmanagers en zijn tegelijkertijd opmerkelijk mild over het belastingregime (behalve dan over de vermogensbelasting en de successierechten). Sylvia Tóth gebruikt het boek om haar voormalige echtgenoot Pierre Vinken van repliek te dienen, nadat deze hun bijna één jaar durende huwelijk in de biografie die over hem werd geschreven had afgedaan als een ‘administratieve vergissing’.
Het is Lepeltaks kwaliteit dat hij zoveel topmensen aan de praat heeft gekregen, maar eigenlijk had hij zich verplicht moeten voelen er dan ook iets meer uit te halen dan een laatste, extra lange aflevering van het Stan Huygens Journaal.
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.