Pfeffer geeft de lezer vanaf de inleiding de waarschuwing dat er waarschijnlijk geen bedrijven te vinden zullen zijn waar alle zestien aanbevelingen worden toegepast. Daarnaast vermeldt hij dat het erg lastig zal zijn om de aanbevelingen in te voeren. Een van die zestien aanbevelingen is het afgeven door organisaties van een baangarantie. Natuurlijk biedt deze garantie geen bescherming tegen mensen die niet goed functioneren, maar het bewerkstelligt wel dat het management er alles aan zal doen om voor voldoende werk te zorgen. Het is goed om bij dit punt wat langer stil te staan nu de Nederlandse overheid 'versoepeling van het ontslagrecht' inmiddels bespreekbaar vindt. Pfeffer merkt op dat onderzoek uit Duitsland heeft uitgewezen dat versoepeling van het ontslagrecht de werkgelegenheid niet bevordert. Het grote voordeel dat organisaties realiseren met het afgeven van een baangarantie, is het scheppen van een andere cultuur. Dit impliceert echter wel dat als werknemers niet gemakkelijk ontslagen kunnen worden, er zeer zorgvuldig met de werving en selectie van personeel omgegaan moet worden. In het werk van Pfeffer wordt voortdurend aandacht besteed aan de klassieke managementtheorie van McGregor, (jaren zestig van de vorige eeuw) die stelt dat theorie X inhoudt dat mensen van nature lui en niet te vertrouwen zijn. Theorie Y behelst het omgekeerde, mensen zijn te vertrouwen, innerlijk gedreven en gemotiveerd. Het beste uit mensen proberen te halen en ze ondertussen niet vertrouwen (theorie X) is natuurlijk gedoemd te mislukken. Daarom stelt Pfeffer dat organisaties kritisch moet kijken naar hun 'helden'. Soms, zo stelt de auteur, hebben organisaties de 'verkeerde helden' - mensen die ooit de organisatie verder hielpen maar nu een blok aan het been kunnen vormen. Wat voor helden geldt, geldt ook voor theorieën: organisaties kunnen er ook de verkeerde theorieën op na houden. Wat Pfeffer de lezer probeert voor te houden is dus het aanbrengen van consistentie in alles wat het doet. Er is echter te vaak sprake van inconsistentie, bijvoorbeeld in het geval dat een bedrijf sneller wil groeien dan het personeelsmanagement toestaat. Pfeffer houdt de lezer voor dat het geen goede zaak is dat organisaties meer investeren in hun managers dan in hun medewerkers. De meeste training wordt immers gegeven aan managers en ander relatief hoog opgeleide werknemers, terwijl aan de ontwikkeling van de vaardigheden van de werknemers op de werkvloer wordt maar weinig gedaan. Pfeffer legt uit waarom organisaties niet of nauwelijks investeren in hun medewerkers. Dat heeft vooral te maken met geld: de kosten zijn duidelijk zichtbaar terwijl de baten op langere termijn nog moeten blijken. Wat het boek van Pfeffer zo buitengewoon aantrekkelijk maakt, is dat de materie van alle tijden blijkt. Hoewel het boek dateert uit 1996, zijn de opvattingen nog steeds actueel. Wie gelooft in autonome groei en ontwikkeling van mensen, doet er goed aan dit boek te lezen. De boodschap zal echter niet gemakkelijk in te voeren zijn - ontwikkeling van mensen is geen quick fix.
Over Peter de Roode
Drs. Peter de Roode is zelfstandig adviseur en trainer. Hij ondersteunt organisaties bij het invoeren van grootschalige veranderingen waarbij gedragsverandering centraal staat.