Lees verder
Jan Renkema (1948) is hoogleraar Tekstkwaliteit aan de Universiteit van Tilburg. Hij studeerde Algemene Taalwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en promoveerde in 1981 op De Taal van Den Haag.
Meer over Jan RenkemaSchrijfwijzer
Paperback Nederlands 2020 6e druk 9789024409686Samenvatting
Taal verandert en de Schrijfwijzer verandert mee. Een volledig herziene editie van dit naslagwerk dat al sinds 1979 hét kompas is voor schrijvend Nederland en Vlaanderen.
De Schrijfwijzer geeft antwoorden op vragen waarmee iedere schrijver worstelt. Hoe schrijf ik zó dat de lezer niet afhaakt? Wat is de functie van de puntkomma? Hoe schrijf ik overzichtelijke zinnen? En natuurlijk ook 1001 taalkwesties, zoals hen‒hun, e-mailetiquette en de tussen-n.
Deze volledig herziene zesde editie bevat tal van nieuwe en actuele voorbeelden. Het naslagwerk is daarmee nog beter toegespitst op de verschillende gebruikersgroepen: studenten, secretaresses, journalisten, ambtenaren. En op vele andere schrijvers. Want of je nu online teksten of een afstudeerscriptie schrijft, bij het beantwoorden van taalvragen gaat het niet om losse antwoorden alleen, maar ook om de relatie met tekstkwaliteit.
De nieuwe editie van de Schrijfwijzer geeft toegang tot www.schrijfwijzer.nl met taaltips over veelvoorkomende fouten, video’s van de auteur, meer dan 800 oefeningen met feedback, het Verwarwoordenboek.
Specificaties
Expertrecensies (2)
Lees verder
Lees verder
Lezersrecensies
Over Jan Renkema
Inhoudsopgave
1 Inleiding 15
1.1 De indeling van dit boek 17
1.2 Het is (maar) een handboek 20
1.3 Het schrijfproces 21
1.4 Taalregels en gezond verstand 23
2 Tekstkwaliteit 25
2.1 Het onderwerp, de schrijver en de lezer 27
2.2 Het CCC-model 30
2.3 Een CCC-analyse 34
2.4 Vijf beperkingen van het CCC-model 39
2.5 Vijf manieren om het CCC-model te gebruiken 42
2.6 Zeventig tekstvragen 47
2.7 Schrijven is door een poort gaan 50
3 Inhoud en structuur 53
3.1 Weten wat je schrijft 53
3.2 Van inhoud naar opbouw 59
3.3 De alinea 62
3.4 Het verband tussen zinnen 65
3.5 De opsomming 70
3.6 De onderdelen van een publicatie 78
4 Formulering 85
4.1 Stijl 88
4.1.1 Stijlverschillen 89
4.1.2 Stijl als kleding 91
4.2 Begrijpelijkheid 93
4.2.1 Lange zinnen 95
4.2.2 Lijdende vorm 97
4.2.3 Naamwoordstijl 101
4.2.4 Tangconstructies 103
4.2.5 Zinnen met een lange aanloop 106
4.2.6 Lange woorden 107
4.2.7 Moeilijke woorden 109
4.3 Nauwkeurigheid 111
4.3.1 Laat de lezer niet met vragen achter 112
4.3.2 Lege woorden 115
4.3.3 Schijnprecisie 118
4.3.4 Eufemismen 120
4.3.5 Dubbelzinnigheid 122
4.4 Bondigheid 125
4.4.1 Overbodige woorden 126
4.4.2 Pleonasme en tautologie 128
4.4.3 Voorzetseluitdrukkingen 131
4.5 Aantrekkelijkheid 132
4.5.1 Variatie in zinsbouw 133
4.5.2 Variatie in woordkeus 136
4.5.3 Beeldend schrijven 140
4.5.4 Stijlfiguren 144
4.5.5 Het menselijk element 148
4.5.6 De toonzetting van een tekst 151
4.5.7 Politiek correct taalgebruik 154
5 Eenheid van stijl 161
5.1 Consistent schrijven 163
5.1.1 Schrijven vanuit een perspectief 163
5.1.2 Evenwichtig formuleren 166
5.2 Onze taal en andere talen 169
5.2.1 Taalcontacten 169
5.2.2 Purisme 172
5.2.3 Zeven argumenten voor buitenlandse woorden 176
5.2.4 Nederengels 179
5.2.5 Leenbetekenis en leenvertaling 182
5.2.6 Barbarismen 185
5.3 Contaminaties 188
5.3.1 Het ontstaan van contaminaties 188
5.3.2 Contaminaties herkennen 191
6 Taalkwesties, algemeen 193
6.1 Over goed taalgebruik 195
6.1.1 Het is niet altijd goed of fout 195
6.1.2 Regels en normen 196
6.1.3 De status van woordenboeken 200
6.2 Misverstanden over taal 202
6.2.1 De logica van de taal 202
6.2.2 Redeneren over taal 204
6.2.3 Taal en rekenen 208
6.3 Zinsbouw 210
6.3.1 De tantebetje 211
6.3.2 Verkeerde samentrekking 213
6.3.3 Foute beknopte bijzinnen 216
6.3.4 Onvolledige zinnen 218
6.3.5 Volgorde van werkwoordsvormen 220
6.3.6 Onzekerheid over de plaats van het onderwerp 222
6.3.7 Het splitsen van woorden 224
6.3.8 Bijzondere woordvolgordes 226
6.4 Woordkeus 231
6.4.1 Fout woordgebruik 232
6.4.2 Nieuwe woorden 235
6.4.3 Woordvariatie 238
6.4.4 Betekenisverschillen 240
7 Taalkwesties per woordsoort 245
7.1 Werkwoorden 247
7.1.1 Vervoegingen 248
7.1.2 De vorm van de persoonsvorm 252
7.1.3 Hebben of zijn 254
7.1.4 Problemen met ‘ge-’ 257
7.1.5 De verleden tijd 259
7.1.6 Het onderwerp tussen enkelvoud en meervoud 262
7.1.7 Het ‘meewerkend onderwerp’ 269
7.1.8 Veranderende werkwoorden 273
7.2 Naamwoorden 275
7.2.1 Het meervoud van inheemse zelfstandige naamwoorden 277
7.2.2 Het meervoud van uitheemse zelfstandige naamwoorden 284
7.2.3 De -e achter bijvoeglijke naamwoorden 288
7.2.4 De trappen van vergelijking 291
7.3 Voornaamwoorden 294
7.3.1 Zestien detailkwesties 294
7.3.2 Dat – wat, hen– hun, enz. 298
7.3.3 Alle(n), beide(n) 304
7.3.4 Hij – zij, zijn– haar, dat –die 307
7.3.5 Met zijn /ons allen, dan ik /mij 312
7.3.6 Wij worden geadviseerd / Ons wordt geadviseerd 314
7.3.7 Wij betreuren (het) dat zij is vertrokken 315
7.4 Lidwoorden 317
7.4.1 Acht detailkwesties 317
7.4.2 De of het 318
7.4.3 Lidwoord-uitval 321
7.5 Voorzetsels 325
7.6 Voegwoorden 329
7.6.1 Vijf detailkwesties 330
7.6.2 Als, dan, omdat, want, enz. 331
7.7 Het bijwoord ‘niet’ en andere ontkenningen 337
8 Spelling 345
8.1 Inleiding 347
8.1.1 Korte spellinggeschiedenis 347
8.1.2 De huidige spelling 351
8.1.3 Klanken en letters 354
8.1.4 Spellingvariatie 358
8.2 Hoofdletters 361
8.2.1 Begin van de zin 361
8.2.2 Persoon en functie 352
8.2.3 Organisatie, opleiding en stroming 367
8.2.4 Product en publicatie 370
8.2.5 Aardrijkskundige naam, volk en taal 372
8.2.6 Feest, historische gebeurtenis en tijdperk 377
8.2.7 Overige gevallen 378
8.3 Aaneenschrijven, streepje of spatie 381
8.3.1 Een streepje voor de duidelijkheid 383
8.3.2 Samenstelling met bijzondere structuur 385
8.3.3 Naamwoorden 389
8.3.4 Werkwoorden 392
8.3.5 Voorzetsels 394
8.3.6 Samenstelling met een naam 398
8.3.7 Buitenlandse woordgroep 401
8.3.8 Betekenisverschil door spatie 403
8.3.9 Vaste woordcombinatie 406
8.4 Afbreekteken 407
8.4.1 Het afbreeksysteem in zeven regels 408
8.4.2 Vier afbreekadviezen 411
8.5 Weglatingsstreepje 412
8.6 Trema 414
8.7 Apostrof 419
8.8 Accenten 423
8.9 Tussenletters 427
8.9.1 De tussen-n 427
8.9.2 De tussen-s 435
8.10 Oude naamvalsvormen 437
8.11 Overige spellingkwesties 440
8.11.1 Zelfstandig naamwoord 441
8.11.2 Bijvoeglijk naamwoord 444
8.11.3 Werkwoord 447
8.11.4 Engelse werkwoorden in het Nederlands 455
9 Leestekens 461
9.1 Inleiding 463
9.2 Komma 466
9.2.1 Hoofdzinnen en bijzinnen 468
9.2.2 Bepalingen en zinsdelen 475
9.2.3 Overige gevallen 477
9.3 Puntkomma 480
9.4 Dubbelepunt 485
9.5 Streepjes 488
9.6 Haakjes 490
9.7 Schuine streep 493
9.8 Punt en puntenreeks 494
9.9 Vraagteken en uitroepteken 496
9.10 Aanhalingstekens 499
9.10.1 Citaat 500
9.10.2 Aanhalingsteken en leesteken 503
9.10.3 Bijzonder taalgebruik 505
10 Overige kwesties 509
10.1 Afkortingen 511
10.1.1 Van tekstafkorting tot symbool 512
10.1.2 Afkorting in afleiding en samenstelling 516
10.1.3 Het gebruik van afkortingen 517
10.2 Getallen 519
10.3 De opmaak van een pagina 526
10.4 Brieven 529
10.4.1 Een voorbeeldbrief 530
10.4.2 De onderdelen van een brief 531
10.5 E-mailconventies 537
10.6 Schrijven voor online media 540
10.7 Academisch schrijven 548
10.8 Tabellen 558
10.8.1 Een voorbeeld van een tabel 559
10.8.2 Rijen en kolommen 560
10.8.3 Tekst of tabel 563
10.9 Literatuuropgave 566
Register 573
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan